themapreken over de liturgie
Groet
2 Korinthe 1:1-7; Efeze 1:1-6Laatst gehouden op 16 november 2003 te Hattem
Gemeente des Heren,
Als je elkaar ontmoet, groet je elkaar. Dat hoort zo. Dat is beleefd. Je leert het ook je kinderen al zo vroeg mogelijk. Zeg opa en oma eens gedag. Ga ze eens een kusje geven. Zo’n groet bestaat later meestal uit een goede wens. Goede morgen, goede avond. De jeugd heeft onderling weer andere code’s: hoi, bijvoorbeeld. Maar in ieder geval hoort groeten erbij, bij onze omgang met elkaar.
Dat doen we tussen twee haakjes toch ook, als we in de kerkbank of kerkstoelen bij elkaar aanschuiven? Dan kijken we elkaar toch even aan en groeten we elkaar? We ploffen toch niet zomaar neer naast iemand? Laten we samen toch voor een beetje beleefdheid en warmte zorgen. Tegenover iedereen, maar vooral tegenover degene die voorzichtig de eerste stappen in de kerk zet.
Vroeger kende men in Israël die beleefdheid en warmte ook. Oosterse mensen groeten elkaar trouwens vaak veel uitbundiger en uitgebreider dan wij. Ze knopen er een praatje aan vast. Ze vragen naar elkaars welstand. Hoe gaat het met je? Vaak laat men dan ook iets van het geloof meeklinken. Ik denk aan het boek Ruth. Als Boaz uit Bethlehem naar zijn akkers gaat, waar zijn knechten aan het maaien zijn, groet hij hen met: de Here zij met u! En de maaiers antwoorden met: De Here zegene u! Ik zie dat nog niet zo gauw bij ons gebeuren. Ik moest deze zomer op vakantie in Oostenrijk weer even wennen aan het “Grüss Gott”, waarmee men daar elkaar gedag zegt.
Maar nu ontmoeten we in een kerkdienst niet alleen elkaar als gemeenteleden. We ontmoeten ook niet alleen elkaar als predikant en gemeente. Een kerkdienst is vooral een ontmoeting tussen de Here God en zijn volk, zijn kinderen, op aarde. En dan is Hij degene, die met groeten begint. Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus in de gemeenschap van de Heilige Geest of door de Heilige Geest.
Deze groet heeft al heel oude papieren in de liturgie of orde van dienst. We komen die al bij de oude kerkvaders van zo’n twee honderd jaar na Christus tegen. Het is dan nog wel een van beide, of votum of groet, niet allebei zoals nu. Ook bij de hervorming is de groet in de liturgie gebleven. Soms wel op een andere plaats. Vlak voor het gebed om verlichting door de Heilige Geest en de Schriftlezing. Calvijn kende dat ook. Vandaar dat in sommige liturgieën de predikant vlak voor dat gebed zegt: de Heer zij met u, en de gemeente dan antwoordt: en met uwe geest.
We vinden in het nieuwe testament een rijtje brieven die de apostel Paulus aan verschillende gemeentes schreef: aan de Romeinen, Korinthiërs, Galaten, Efeziërs, enzovoort. En bijna al die brieven begint hij met één en dezelfde groet: genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus. Het lijkt erop, dat het voor Paulus en zijn lezers al min of meer een vaste formule is. Paulus groet om zo te zeggen de hele kerk van toen met dezelfde woorden.
En hij is niet zo maar iemand. Hij noemt zich in de aanhef van de meeste brieven: apostel van Christus Jezus door de wil van God. Hij is de afgezant van onze Here in de hemel. Hij de ambassadeur van onze Koning in de hemel. Dus hij groet namens God zelf. Dat is ook in de woorden, waarmee hij groet, te horen: genade zij u en vrede van de kant van God, onze Vader en van de Here Jezus Christus.
Bovendien heeft God er zelf voor gezorgd, dat deze brieven en dus ook deze groeten in de bijbel, zijn eigen Woord, zijn terechtgekomen. Zijn eeuwig blijvend en overal geldend Woord. Ook voor ons nu en hier. En is een dominee in de kerkdienst als ambtsdrager ook niet een soort afgezant en ambassadeur van God? Is Hij niet de tolk van God? Wil de Here niet door zijn stem tegen ons spreken? Ook wanneer hij de groet uitspreekt na het votum?
Magnifiek, gemeente! We krijgen aan het begin van elke kerkdienst de groeten van God. We hebben misschien onze draai in de stoel of bank nog niet gevonden. We denken misschien nog aan thuis. We zijn misschien geïnteresseerd in wie er wel of niet zijn, of hoe de andere kerkgangers gekleed zijn. En dan horen we nota bene hoe God ons groet en ons zo zijn genade en vrede toezegt.
En daar mag ik, een mensje uit het stof verrezen, zoals Calvijn zichzelf en alle brengers van Gods woord, noemde, zomaar zeggen: beste mensen, jullie hebben de groeten van God.
Genade zij u en vrede. Genade. Dat is in het Grieks van het nieuwe testament een groet met een dubbele bodem. Aan de ene kant horen we er het alledaagse woord in meeklinken, waarmee de Grieken elkaar begroeten. Chaire. Verheug u. Wees blij. Simpeler, gewoner, vertrouwder kan het niet. De Here zegt als een vader tegen zijn kinderen heel huiselijk: hallo, goedendag. Maar aan de andere kant klinkt in deze groet de volle diepte en rijkdom van het evangelie. Charis. Genade. De Here biedt zijn genade aan. Zijn onverdiende barmhartigheid en ontferming. De Here komt met zijn vergevingsgezindheid en verzoening naar ons toe. Het eerste woord, dat Hij zou moeten uitspreken, wanneer Hij ons ontmoet, luidt: oordeel, weg met jullie, maar het wordt: genade. Ik houd van jullie. Wat een wonder.
En vrede. Ook dat is een groet met een dubbele bodem. Aan de ene kant horen we het alledaagse woord, waarmee de joden elkaar begroeten. Heel gewoon en amicaal, zoals ons hallo en goedendag. Sjaloom. Vrede. U heeft misschien wel eens van de uitdrukking: “salem aleikum” gehoord. Dat is dezelfde gewone groet in het Arabisch, een aan het Hebreeuws verwante taal. Vrede met jullie. Maar aan de andere kant klinkt in dit woord ook alles door, wat God ons mensen geven wil. Een toestand. waarin het allemaal goed is. Een toestand van ware rust en echt geluk. Een toestand van harmonie met God, met elkaar, met de natuur. Een toestand zoals die in het paradijs was. Sjaloom!
Wat is dat een troost voor ons, gemeente. Daar komen we uit die ongenadig harde wereld boordevol onvrede de kerk in. En de hele last van ons leven nemen we in onze harten mee. Misschien wel een genadeloze tegenslag in ons werk. Of onvrede met onze ouders, onze kinderen. Misschien wel een ongenadig harde botsing met een concurrent. Of onvrede met onze buren. Een ongenadige confrontatie met fouten, die we gemaakt hebben. Een onvrede in ons hart vanwege boze lusten en begeerten. En het kan ook zijn, dat je juist als consequentie van je oprechte geloof in ongenade gevallen bent bij anderen en in onvrede leeft met anderen, die niks van dat geloof moeten hebben, die je laten vallen als een baksteen. Dat alles kan zwaar op ons drukken. Dat kan ons hevig achtervolgen. Het kan allemaal waar wezen en we kunnen zwaar belast met dat alles de kerk zijn binnengekomen, toch zitten we nauwelijks in onze banken of die heerlijke groet wil het allemaal wegjagen uit onze gedachten: genade zij u en vrede. Dat is toch gelijk al een pak van je hart? Daar gaat toch een geweldige kracht en troost van uit? Dat doet toch alle ongenade en onvrede even vergeten?
Genade en vrede. Het zijn ook woorden, die goed bij elkaar aansluiten, elkaar goed aanvullen. Op genade volgt vrede. Vrede is de heerlijke vrucht van de genade. Aan de vruchten van de vrede kent men de boom van de genade. En op Gods genade volgt bij ons vrede. Genade is de verticale lijn. De lijn van boven naar beneden, van God naar ons. Genade krijg je zo maar, dank zij Gods liefde. Het is een daad van God aan jou, die zich buiten je om voltrekt. Vrede is de horizontale lijn. Die van ons mensen en tussen ons mensen. Vrede is een fijn gevoel van rust, ontspanning, welzijn, voldoening in je hart. Vrede is ook een relatie van liefde, trouw, meeleven, hulpvaardigheid, steun tussen mensen. Vrede gaat dwars door onze harten en onze onderlinge ontmoetingen heen. Genade zij u en vrede. Wat een geweldige groet.
Temeer omdat het geen vrome wens is van een zwak mens, maar een belofte, een toezegging van God zelf. Weet u, in het Grieks vinden we geen werkwoord. Er staat: genade voor u en vrede. Er zijn ook wel predikanten die de groet zo uitspreken. Fraai Nederlands is het niet. Hoewel? Als we elkaar een cadeautje geven, zeggen we ook wel eens: hier, voor jou. En als je er een werkwoord tussenvoegt kom je wel een beetje in de problemen. Want zeg je: genade en vrede is voor u, dan is dat te sterk uitgedrukt. Dan lijkt het of de Here automatisch aan iedereen die deze groet hoort zijn genade en vrede geeft. Maar er moet natuurlijk wel geloof bij te pas komen. Wij dan, gerechtvaardigd - dat is genade - gerechtvaardigd door het geloof hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus. Het is echt de bedoeling, dat we Gods prachtige groet in geloof horen. Vol vertrouwen, dat de Here ons inderdaad zijn liefde en goedheid geeft. Vol blijdschap daarover. Zonder dat gaat het niet. Als iemand ons een pakje geeft: hier pak aan, dit cadeautje is voor jou, maar we geloven het niet en we vertrouwen het niet, steken daarom onze hand niet uit om het pakje over te nemen, dan wordt het echt niet van ons.
Maar zeg je: genade zij u en vrede. Dan is het te zwak uitgedrukt. Het is geen wens. Het is een aanbieden, een aanreiken, een toezeggen en vast beloven. Niet: ik hoop dat het nog een keertje voor jou mag wezen, maar echt: hier, voor jou. Niet: Ik wens je toe, dat je nog een keer een leuk cadeautje zal krijgen, maar hier heb ik een cadeautje voor jou. Mijn genade en mijn vrede. Alsjeblieft. Pak aan.
Wat dat betreft heeft de groet dezelfde kracht als de zegen aan het eind van de kerkdienst. Maar het is geen zegen, het is echt een groet. Want Gods zegen geef je elkaar mee als je afscheid neemt. De predikanten gebruiken verschillende gebaren bij de groet. Sommigen zien er toch een soort zegen in, spreken van de zegengroet, en hebben net als bij de zegen beide handen uitgebreid. Anderen maken het gebaar van een groet met één hand, eigenlijk een soort zwaaien naar de gemeente toe. Weer anderen vinden dat zwaaien wat vreemd, zijn bang dat de uitgestoken hand teveel op een Hitlergroet gaat lijken, en spreken alleen de woorden van de groet uit, daarbij de gemeente aankijkend, zoals je iemand die je groet altijd aankijkt. Zelf heb ik een lichte voorkeur voor dat laatste. Al kom ik daarmee wel in een verdachte categorie predikanten terecht. Je hebt zo immers tweehandige, eenhandige en onhandige dominees en dus ben ik dan maar een onhandige dominee. Sommige gemeenteleden schijnen al aan het gebaar dat de predikant bij de groet maakt, vooraf te weten of de preek stevig rechtzinnig gaat worden of juist niet. Ook de gemeente gebruikt een verschillende houding. De een ervaart het toch als een zegen en heeft de ogen dicht, de ander ziet het als een groet en kijkt de predikant aan. Dat laatste heeft mijn voorkeur. Maar ik las bij de voorbereiding een wijze opmerking: In de liturgie mag heel veel, als het maar gemotiveerd en beargumenteerd is, je er dus een goede reden voor kan geven.
Genade zij u en vrede. En “u” staat in het meervoud. Jullie. Als Paulus aan het begin van een brief een gemeente groet, groet hij de hele gemeente en niet een enkeling daaruit. Is het ook niet heel onbeleefd om als je een gezelschap binnenkomt, sommigen te groeten en een hand te geven en anderen over te slaan? Bovendien kan hij verder in zijn brief heftig tegen de gemeenteleden te keer gaan. Ze ernstig waarschuwen en zwaar bestraffen. Onverbloemd zegt hij wat er niet deugt in hun leer of in hun leven. En toch geeft hij deze prachtige groet. Wat er ook aan ons mankeert, we horen er bij God bij. Het kan zijn, dat we intens worstelen met de vraag of Gods liefde en redding wel voor mij bestemd is. Ben ik er niet te zondig voor? Vind ik wel genade bij God? Krijg ik wel vrede met God? Pak het maar aan, dat heerlijke cadeau van zijn genade en vrede. Hij wil het heus ook aan jou geven, juist als je vreest het niet waard te zijn. Genade is toch juist voor mensen die het niet waard zijn?
Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus. Punt. Paulus voegt er nergens aan toe: door de Heilige Geest. Of: in de gemeenschap van de Heilige Geest. Dus, als je je wil houden aan wat in de bijbel staat, als je de liturgische formules alleen uit de bijbel wil halen, hoort die toevoeging er niet bij. Eerlijk gezegd vind ik dat ook zuiverder en juister. Daarom noemde ik ook zelf in de eerste jaren van mijn predikantschap de Heilige Geest er niet bij. Maar daar kreeg ik dan regelmatig kritiek op na de dienst in de consistoriekamer, juist van kerkenraden in stevig rechtzinnige, schriftgetrouwe gemeentes. Meestal in de vorm van de nogal forse vraag: gelooft u niet in de Heilige Geest, dominee? Natuurlijk geloof ik wel in de Heilige Geest, maar als Gods apostel Paulus die het toch vaak genoeg in zijn brieven over de Heilige Geest heeft, die Geest niet noemt in zijn groet, waarom zou ik Paulus dan willen verbeteren? Toch heb ik me maar aangepast en ben ik, als de meeste predikanten doen, er de Heilige Geest bij gaan noemen. Want als degene die in jouw groet de Heilige Geest mist, zo al gelijk met een negatieve vooringenomenheid naar je preek gaat luisteren, komt dat de kracht van Gods boodschap niet ten goede, en je bent toch geroepen om die boodschap zo dicht mogelijk bij de harten van mensen te leggen.
En het lijkt ook zo logisch, toch? Genade zij u en vrede van God, onze Vader. De eerste persoon van de goddelijke drie-eenheid. En van de Here Jezus Christus, de tweede persoon van de goddelijke drie-eenheid. Maar waar blijft dan de derde persoon? De Heilige Geest? Die voegen we er dan zelf maar aan toe. Zelfs had Dr. C.A. Tukker, een bekend predikant binnen de Gereformeerde Bond, bij zijn proefschrift de volgende stelling: er is onvoldoende reden voor de voorganger in de protestantse eredienst om het pneumatologische deel, dus het deel over de Heilige Geest, weg te laten.
Toch moeten we, denk ik, de groet anders lezen, wat volgens het Grieks, de oorspronkelijke taal, ook kan, al heeft het me altijd verbaasd, dat het door de uitleggers bijna nooit wordt genoemd, en als het als mogelijkheid vermeld wordt, om onduidelijke redenen wordt afgewezen. Er kan namelijk ook staan: genade zij u en vrede van God, van die éne God, die de Vader van ons is en de Vader van Jezus Christus. Het Woordje “en” kan hier ook al verklarend zijn: God is onze Vader, omdat Hij de Vader is van Jezus Christus. Ik voel me daarin gesteund door de wijze waarop Paulus in sommige brieven verder gaat met schrijven. Vaak in plechtige liturgische lofprijzingen, even plechtig en liturgisch als de groet. Zoals in de tweede Korinthebrief: geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus. In de Efezebrief: Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus. In de Kolossenzenbrief: Wij danken God, de Vader van onze Here Jezus Christus. Wie groet ons? Die unieke, bijzondere God, die de Vader is van onze Here Jezus Christus. En die we daaárom ook onze Vader mogen noemen. En kijk, als we het zo lezen, dan hoeft die aanvulling van de Heilige Geest er helemaal niet bij, verzwakt die veel meer de zeggingskracht van deze groet.
Wie dan toch zo wil groeten, dat er de drie-eenheid in te horen valt, kan beter de groet gebruiken die we aan het begin van het boek Openbaring vinden: genade zij u en vrede van Hem, die is en die was en die komt - de eeuwige Vader- , en van de zeven geesten, die voor zijn troon zijn - de Heilige Geest in zijn volheid - en van Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene der doden en de overste van de koningen der aarde - de Zoon.
Dus: wie groet ons? God! Maar geen verre, vreemde, afstandelijke, onverschillige God. Maar de God die onze Vader wil zijn. De God, die tegen u, jou en mij zegt: je bent mijn kind, hoor! De God, die als een Vader ons het leven gaf en ons in het leven houdt, ons voedt met het dagelijks brood uit zijn schepping. De God, die als een Vader ons beschermt, de gevaren van ons af houdt, en in moeilijke tijden ons niet in de steek laat, maar ons blijft ondersteunen. De God, die ons als een Vader wil leren hoe het leven in elkaar zit en er ons op wil voorbereiden hoe in deze wereld te leven als kind van Hem. De God, die ons van gevaarlijke wegen afhoudt door ons ervoor te waarschuwen, ons soms ook te straffen en heilzame schrik te bezorgen. De God, die ons prijst en aanmoedigt als we het goed mogen doen: goed zo, mijn kind, ga zo door. De God, die ons altijd weer liefdevol opwacht als we als verloren zonen of dochters een poos niks van Hem wilden weten maar toch weer met hangende pootjes bij Hem terugkomen. De God, die ons de zonden wil vergeven en blij is, voor wie het een feest is, weer opnieuw met ons te kunnen beginnen. De God, die ons als zijn kinderen zo graag gelukkig wil zien. De God die ons vaderlijk komt troosten als we verdrietig zijn. De God die als Vader in tegenstelling tot sommige aardse vaders nooit afwezig is, omdat Hij het te druk heeft met andere dingen. Die als Vader ons nooit te weinig aandacht geeft, omdat Hij zoveel andere zorgen aan zijn hoofd heeft. Die als Vader ook nooit van ons weggaat, omdat zijn huwelijk stuk loopt. Die we als Vader nóóit hoeven te missen, omdat Hij sterft, maar die eeuwig leeft en ons ook het eeuwige leven bij zich thuis wil geven. Kortom, de God, die echt als onze hemelse Vader voor ons zijn genade en zijn vrede heeft.
En hoe weten wij dat zo zeker? Wel, dat weten wij, omdat Hij de Vader van onze Here Jezus Christus is. Jezus liet ons die vaderlijke goedheid van God zien. Jezus openbaarde die vaderlijke goedheid aan ons. In wat Hij sprak en deed. Jezus was als Zoon van God sprekend zijn Vader, in diens liefde, zorg, toewijding, redding, genezing. Hoe vaak zegt Hij dat zelf in het Johannesevangelie: De Zoon kan niets uit zichzelf of Hij moet het de Vader zien doen. Ik spreek alleen wat de Vader mij geleerd heeft. Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. De Vader is in Mij en Ik ben in Hem. Ik en de Vader zijn één. Dank zij Jezus weten we zeker, dat we God onze Vader mogen noemen. Vol vertrouwen en liefde. Door Jezus, Gods eigen Zoon, weten we zeker dat God onze Vader wil zijn. Aan Jezus, Gods ware Zoon, zien we ook, hoe God voor ons een Vader wil zijn.
En God kan en wil ondanks onze zonden en ongehoorzaamheid onze Vader zijn, om wille van Jezus. Door zijn Vader gezonden om het offer van zijn leven te brengen tot ons behoud. Door zijn Vader gezonden om ons met zich te verzoenen. Genade zij u en vrede van God, die onze Vader toch weer is, en van wie wij toch weer kinderen mogen zijn, dankzij Jezus, zijn eigen Zoon. Om zo te zeggen: wij, Gods geadopteerde, Gods aangenomen kinderen, dank zij alles wat dat ware, echte Kind van Hem, voor ons deed.
Over Gods Vaderschap gesproken, om wille van zijn Zoon, wat vinden jullie van het volgende gedicht?
Mijn kleine jongen had een bui vanavond,
die elk vermanend woord te tarten scheen.
Tenslotte moest ik wel het vonnis vellen:
naar boven... op het grote bed, alleen!
Toen ik ging kijken, was hij ingeslapen;
het dek was nijdig in een hoek geschopt.
En voor ik het wist, had ik de koude voetjes
onder de warme dekens weggestopt.
Toen dacht ik: God! als onze mensenliefde
dat blote, koude voetje niet verdraagt,
en het stoute kind, dat ons met opzet griefde,
vergeeft, nog eer het om vergeving vraagt,
hoe groot moet dan Uw liefde zijn, o Vader,
die eindeloos geduldig, altijd weer
vergeeft, en ons bedekt met uw genade,
wel zeventig maal zevenduizend keer!
Amen.
Rapporteer
My comments