De website van Arie Tromp

  • Het laatst gehouden te: Krimpen aan de Lek
  • op: 25 december 2014

Augustus en December


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?  


Keizer_Augustus Lukas 2 : 1 Augustus en december

Gemeente des Heren,

Hij is de zoon van god.

Hij is de brenger van de gouden eindtijd.

Hij gaf de wereld een ander aanzien.

De voorzienigheid zond hem als heiland voor ons en de komende generaties.

Toch mooie namen voor de Here Jezus, niet? Want we denken nu wel aan zijn nederige geboorte in Bethlehem, maar Hij is toch niemand minder dan de zoon van God is, de reddende Koning over onze wereld, de Heiland!

Mis. Dit schreven oude Latijnse schrijvers niet over Jezus. Maar over keizer Augustus.

Jezus en Augustus. Griezelig. Je kan ze met elkaar verwarren. Er staan loftuitingen op papier, waarvan je als christen er bijna een eed op durft te doen, dat ze op Jezus doelen, de kóning van de Jóden, terwijl ze Augustus betreffen, de kéizer van Róme.

Dat stemt tot nadenken. Op 't eerste gehoor begint 't kerstevangelie met een gewone tijdsaanduiding. In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven.

‘t Wonder van kerst krijgt gewoon even een plekje in de geschiedenis. 't Gebeurde toen keizer Augustus regeerde.

Maar er is toch een náuwer verband. Want door die inschrijving is Jezus niet in Názareth geboren, maar in Béthlehem, zoals Micha had voorspeld. Die grote Augustus heeft er onbedoeld persoonlijk de hand in gehad.

Vreemd. We zien alle mogelijke afbeeldingen van 't kerstgebeuren. 't Kindje in de kribbe. Maria en Jozef. De os en de ezel. De herders bij hun kudde. De engelen. De wijzen uit het óósten. Maar je ziet nóóit die heerser uit het wésten, die zijn zegelring in de nog zachte lak drukt en daarmee een opdracht voor een volkstelling geeft. Terwijl Lukas dáármee begint. Hij dát beeld oproept en wil zeggen: houd dat voor ogen bij wat ik verder vertel.

Jezus en Augustus, hoe meer je ze vergelijkt, hoe groter 't wonder van kerst wordt. Dat willen we nu doen. Want vergeet niet: 't feest dat we in de dagen van december vieren begon in de dagen van Augustus.

Deze woordspeling zegt meteen hoe enorm keizer Augustus werd vereerd. Er is nota bene een máánd naar hem genoemd. Tot nu toe. In de romeinse kalender de zesde, in die van ons de achtste. De maand, waarin hij zijn rivalen overwon en alleenheerser over 't immense romeinse rijk werd.

Augustus, een mens, die de hemel in wordt geprezen, als god wordt aanbeden. Een mens, die zelf ook goddelijke eer en macht voor zich opeist. Die God naar de kroon wil steken. Als God wil worden.

Daar is trouwens alle narigheid mee begonnen. Ons verlangen om als God te zijn. Opgewekt door de slang, de boze, in 't paradijs: zodra je hiervan eet, zullen je ogen open gaan en je zult als God zijn.

En niet alleen Augustus zei het, niet alleen Kloos dichtte het, 't broedt en broeit ook in ons hart: Ik ben een god in 't diepst van mijn gedachten, en zit in 't binnenst van mijn ziel ten troon.

Wat bij de groten der aarde soms voor iedereen zichtbaar wordt, is bij de gewone man en vrouw ook aanwezig, al is 't verborgen. We zijn allemaal kleine keizertjes. Bewust of onbewust geneigd om de wereld om ons eigen ik te laten draaien. Eigen zin door te drijven. Ons zelf boven anderen te stellen. Om niet te dienen, maar ons te láten dienen. Niet te gehoorzamen maar te bevélen. De wereld bestaat eigenlijk uit net zo veel kéizertjes als mensen.

August staat op de preekstoel, august en augustien zitten in de kerkbank. Excuses aan wie echt zo heten. De mentaliteit van Augustus is niemand vreemd. Maar 't is wel de mentaliteit, waardoor 't paradijs verloren ging. En die veel in deze wereld kapot heeft gemaakt. De mens met goddelijke capsones. De capsones van massavernietigingswapens. De capsones van celbiologie. Over de krachten van de schepping willen we zelf beschikken. De geheimen van de leven willen we zelf kennen. We willen met de vooruitgang van wetenschap en techniek onze eigen wereld scheppen.

En dan, o wonder, komt Jezus op kerst naar ons toe. Hij gaat de omgekeerde weg. Hij stijgt niet op, maar daalt neer. Van God naar de mens. En Hij stopt niet bij 't prachtigste paleis van de machtigste man, maar gaat nog dieper. Tot in een beestenstal. Om daar als kwetsbaar kindje geboren te worden en wat is gewoner, menselijker dan dat.

Jezus. God als mens. Wat een bevrijdend bericht. Augustus, een mens met goddelijke pretentie. Jezus, God in menselijke presentie. Dus laten we maar gewóón doen. Niet méér willen wezen dan we zijn, ons niet opblazen tot ik weet niet wat. Daarmee onze diepe angst verdringend. Laten we ons zelf durven zijn voor God: een zwak, klein, nietig mensje, een zondig en ondeugend mensje, soms een heel angstig mensje. Moge God ons bekeren van de schone schijn tot de nuchtere werkelijkheid. Want juist daarin, in dat menselijke, al te menselijke bestaan van ons is Jezus neergedaald als Redder. We mogen de mentaliteit van Augustus gerust laten varen. Moeten die laten varen, want, Gode zij dank, de mens hóeft niet God te worden. God werd zelf mens. Op 't Kerstfeest.

En dat is veel belangrijker in de wereldgeschiedenis. Want er mag dan een maand naar Augustus zijn genoemd, de hele jaartelling is naar Jezus genoemd. We leven Anno Domini, in het Jaar onzes Heren 2012. Wie heeft op deze wereld het heft in handen? Aan wie behoort de toekomst, het eeuwige rijk van vrede en recht Niet aan Augustus of welke keizer, koning, tsaar, generaal, president, partijleider ook, maar aan Jezus Christus, dat kindje in de kribbe. Die de minste werd voor ons.

Augustus. 't Is een enorme eretitel. 't Betekent zo ongeveer: de verhoogde, verhevene, verlichte. Wij zouden zeggen: Hoogheid, Majesteit. Maar 't is van een werkwoord afgeleid, augére, dat vermeerderen betekent. Letterlijk vertaald is het dus: vermeerderaar. 't Is te begrijpen dat het volk hem die naam gaf. Want hij had het gebied van het romeinse rijk vermeerderd, de macht vermeerderd, het aantal slaven vermeerderd, welvaart en luxe, brood en spelen vermeerderd. En dat spreekt toch aan? Augustus, de grote vermeerderaar, door wie ze zelf ook in veel opzichten meer waren geworden. Gemakshalve vergaten ze, dat hij ook de vermeerderaar was van de zonde. Want 't romeinse rijk mag dan onder zijn regering op 't toppunt van de macht zijn, 't zedelijk verval, dat 't naar de ondergang zou voeren, begint zich al af te tekenen. Overdaad. Te veel vrije tijd. Alleen maar leven van brood en spelen met gruwelijke taferelen in de arena's. Vrije moraal met enorme sexuele en homosexuele uitspattingen, abortuspraktijken bij de vleet. Ach, er is niets nieuws onder de zon. Dat vermeerderen zit ook ons in het bloed. Meer geld, luxe, vrije tijd, genot, invloed, dat willen we wel, en intussen vermeerderen we ook onze zonden. Frappant genoeg bijna dezelfde zonden als in Rome. Alleen heeft de arena plaats gemaakt voor ’t beeldscherm, maar in de gruwelijkheid van de beelden is weinig verschil. Zo heerst ook in deze wereld de ijzeren wet van het vermeerderen.

Maar wat, als je niet met al die vermeerderaars mee kunt doen, ja er door wordt fijn gedrukt? Als er zo geen plaats meer voor je is? Wat moet je als je als jongere geen werk kunt vinden? Als je als oudere aan een afvloeiingsregeling mee moet doen? Als die promotie je neus voorbij gaat, omdat je niet streberig en sluw genoeg was? Als je door de geëmancipeerde en werkende buurvrouwen niet voor vol wordt aangezien, omdat je maar gewoon huisvrouw bent? Als de hele schoolklas klit om een paar stoere jongens en meisjes en jij wordt gepest? Wat moet je te midden van al die vermeerderaars als jouw leven bestaat uit minder worden? Minder geld in 't laadje. Zodat je misschien wel naar de voedselbank moet. Minder lichamelijke krachten omdat je ouder wordt. Minder waardering, omdat niemand op je let en je maar een nummer bent. Minder liefde, omdat je man, je vrouw is overleden, je bent gescheiden. Minder menselijke contacten, omdat je door ziekte aan huis gebonden bent. Wat moet je dan? Dan mag je weten dat Gods liefde juist op jou gericht is. Dat Hij in Jezus helemaal naast je staat. Augustus is de aardse keizer, die steeds méér werd, maar Jezus is de hemelvorst, ja God zelf, die steeds mínder wilde worden, de minste der mensen. Iemand, voor wie zelfs geen plaats was in de herberg. Een slaaf. Een verachte en bespotte. We zijn dus nooit te min voor Hem. En in ons minder worden, op wat voor terrein ook, wordt Hij 't met ons mee. Wie ons ook loslaat, Hij nooit. Worden we verdrongen, Hij laat zich met ons verdringen. Worden we verstoten, Hij laat zich met ons verstoten. Worden we eenzaam, Hij deelt onze eenzaamheid. Worden we nietig en machteloos, Hij is dat met ons. Hij blijft ons trouw, Hij houdt ons vast tot in de diepste diepte. Ja, zelfs als we 't gevoel hebben, niet alleen door de mensen, maar ook door God verlaten te zijn omdat plaag op plaag ons treft, is dit kindje in de kribbe 't bewijs: wie mij veracht God wil mij niet verachten. Wie mij verwerpt, God wil mij niet verwerpen. Hij is met mij. Nemen we dat voor waar aan? Eenvoudig, maar oprecht en diep, met verstand en hart?

En onze zonden dan? We zijn toch ook steeds vermeerderaars van onze zonden? We maken ons zo toch ook Gods verwerping steeds meer waard? Die vraag zet Augustus en Jezus opnieuw naast elkaar. Keizer Augustus wordt hoog geprezen, als god vereerd, omdat 't hem lukt na een woelige periode vrede tot stand te brengen. De grenzen van 't grote romeinse rijk waren jaren lang niet veilig. Vijandige barbaren drongen steeds binnen om te plunderen. 't Rijk was ook verscheurd door burgeroorlogen. Een driemanschap had de macht onder elkaar verdeeld, maar vloog elkaar daarna toch weer in de haren. Augustus wint echter van zijn rivalen, bemachtigt de alleenheerschappij en zorgt daarna voor veilige grenzen en voor rust en orde. Er komt een stevig bestuursapparaat. De rechterlijke macht bestrijdt onrecht en willekeur. De economie bloeit op, kortom, de mensen leven in vrede. Een vrede, die zelfs spreekwoordelijk wordt. De Pax Romana, 't romeinse vredesbestel.

En toch is die vrede maar tijdelijk, uiterlijk, oppervlakkig. Diep in hun hart hebben de mensen géén vrede. Want al vereren ze deze keizer als god, ze hebben aan hem niet genoeg. Er worden veel andere afgoden vereerd. Men haalt zelfs vreemde goden uit het óósten, Perzië en India, in de hoop, dat díe hen helpen, dat die hen van 't kwaad reinigen en eeuwig leven schenken. Augustus. Ten diepste bevredigt de vrede, die hij geeft niet.

En Jezus? Bij zijn komst zingen de engelen: vrede op aarde. De éngelen. Dat wil zeggen: Jezus brengt hémelse vrede op aarde, góddelijke vrede. Vrede met God. Hoe? Door als mens onze zonden op zich te nemen, onze schuld weg te dragen. Door de straf, die wij verdiend hebben, te ondergaan en ons zo met God te verzoenen. De kribbe is de weg naar het kruis. Hij wordt mens van vlees en bloed om zijn lichaam te laten verbreken en zijn bloed te vergieten tot een volkomen verzoening van al onze zonden. En zo verwerft Hij de ware vrede, één die niet tijdelijk, uiterlijk, oppervlakkig is. De vrede, dat God in mensen een welbehagen heeft om Christus' wil. De ware vredevorst is niet Augustus, is Jezus Christus, want die vredevorst kan gebieden de vrede op aard' en in mijn ziel. De ware vrede is de pax Christi, de vrede van Christus. Die vrede gaat alle verstand te boven. Die vrede wordt ervaren, ook temidden van allerlei toestanden van onvrede in deze wereld. Die vrede geeft pas echt rust, blijdschap, vertrouwen. Die vrede biedt ook uitzicht over de dood heen. Ik hoop zo, dat u door 't geloof in 't evangelie die vrede mag kennen en dat op dit kerstfeest die vrede voor 't eerst of opnieuw in uw hart mag neerdalen.

In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. Augustus geeft dus bevel tot een algehele volkstelling. We weten uit andere bronnen, dat die inderdaad heeft plaats gevonden, al was 't een jarenlang proces in verschillende etappes. De provinçie Gallië kreeg een beurt, 't huidige Frankrijk. Daarna Egypte. En nu is 't dan zo ver in Israël, onderdeel van de romeinse provinçie Syrië, waar Quirinius als stadhouder van de keizer regeert.

Zo'n volkstelling dient drie doeleinden. Ten eerste wil de keizer graag weten, hoeveel onderdanen hij heeft. 't Streelt zijn trots, dat zijn rijk zo groot is en telkens als er weer een lange lijst uit een of andere provinçie in Rome aankomt, heeft hij een goede dag. 't Eindresultaat? Ongeveer 60 miljoen. Voor die tijd onvoorstelbaar veel.

Ten tweede is de telling een vorm van belastingaangifte. Men moet zijn bezittingen aan de keizerlijke ambtenaren opgeven, met name 't grondbezit. Waarschijnlijk had Jozef met andere familieleden bij Bethlehem een stukje grond. 't Erfelijk bezit van 't geslacht van David. Vandaar de reis die hij met Maria moest maken. En gauw na de belastingaangífte volgt de belastingaanslág. Want een groot ambtelijk apparaat, een enorm leger, een dure hofhouding, talloze met kostbaarheden ingerichte paleizen, en een luxe leventje, dat kost geld en dat moet toch ergens vandaan komen en dat "ergens" is meestal de gewone man, want daar heb je er de meeste van.

En ten derde weet de keizer door de volkstelling de adressen van de jonge mannen, die hij voor het volksleger kan oproepen, als zijn macht bedreigd wordt. 't Is dus een gestroomlijnd raderwerk, gericht op eer, rijkdom en macht. En zo moet het hele rijk worden ingeschreven.

Eigenlijk staat 't zo niet in het grieks. Er staat: de hele oecumene, de hele bewoonde wereld. Vonden de vertalers dat een te boute uitspraak? 't Klinkt ons inderdaad overdreven in de oren, omdat 't uitgestrekte gebied rond de Middellandse Zee, dat 't Romeinse rijk besloeg, toch maar een klein deel van het hele aardoppervlak is en er nog meer hoogstaande culturen en machtige rijken bestonden. Maar in díe tijd wist men dat niet. Naar 't idee van díe tijd hield de wereld op bij de grenzen van dit rijk. Met andere woorden: de hele wereld was in dit gestroomlijnde raderwerk van eer, rijkdom en macht terecht gekomen. Voor 't eerst had één mens álles in de greep. Kon één mens voor god spelen. En was de hele wereld één sluitend geheel, een politiek, economisch en militair stelsel, waar je als mens maar een piepklein radertje van bent, waarin je mee moet draaien, of je 't wil of niet en waartussen je wordt fijn gedrukt. Geen verrassingen meer. Geen uitwegen meer. Alles geregeld en bepaald. En je menselijkheid beknot. Want je bent maar een nummer, gevangen in het systeem. Dat is de wereld van Augustus. En hebben we niet het gevoel, dat we daar nog in leven? In een politiek en economisch systeem opgesloten met ons burgerservicenummer en electronisch patientendossier? En God schijnt er geen toegang in te krijgen. Schijnt niet de juiste code, het goede wachtwoord te hebben. God schijnt niet in staat te zijn om de hele boel open te breken. Ook de machten van deze tijd weten Hem weg te houden, in zijn verre hemel. Want waar zie je, dat Hij krachtig ingrijpt? En wij kunnen ons niet onder dit systeem vandaan worstelen. Zijn in ons eentje veel te zwak. Moeten met de stroom van het grote logge Europa en het verre Brussel mee, worden er door fijn gemalen. Juist de volkstelling van Augustus gaf aanleiding tot diverse klene opstandjes in het romeinse rijk, ook in Israël. Gamaliël vertelt in Handelingen van Judas de Galileër, die in de dagen van de beschrijving het volk afvallig maakte. Men voelt aan: nu wil men ons helemaal in 't systeem opsluiten, ons in de houdgreep krijgen, en men komt in verzet. Maar men verliest het. Het systeem is al te machtig. Wat slechts uit mensen voortkomt, gaat er aan ten onder. En zelfs waar de opstand en revolutie het wint, maakt de oude orde vaak plaats voor een nieuwe, die de mensen nog meer bezit en vrijheid afpikt. 't Lijkt een uitzichtsloze toestand. Mensheid en menselijkheid lopen vast in het alomvattende systeem. Al is 't niet in alles uitgekomen, en klopt achteraf ook zijn datering niet zo, 't heeft toch wel iets weg van wat George Orwell beschrijft in zijn beruchte boek: nineteen eighty-for. 1984. Big Brother is watching you. Velen hebben 't gevoel gevangen te zitten in één groot systeem. En de moderne computertechniek en communicatiemiddelen versterken dat gevoel. Daarom hebben veel jongeren het moeilijk, zijn ze opstandig, neerslachtig. Omdat ze geen kans zien zich van dat systeem en zijn machten te bevrijden. Omdat ze geen toekomst voor zich zien, een toekomst waarin 't heel anders gaat en met nieuwe mogelijkheden. De mens gevangen in het systeem. Paulus zegt, gevangen in het schema van deze wereld.

Dat geldt ook voor Jozef. Hij krijgt geen dispensatie omdat Maria in verwachting is. Of het nu uitkomt of niet. Of ze er door moeten lijden of niet. 't Lot van een zo'n klein gezinnetje zal die machtige keizer worst wezen. Befehl ist Befehl. Wie waagt 't om onder 't gebod van Augustus uit te komen?

Maar intussen slaat God juist op déze manier een gat in dat hele systeem, dringt Hij er in binnen en wordt Hij in Jezus Christus mens, midden onder geknechte en uitgezogen mensen. Intussen maakt Hij door dat kindje in de kribbe een heerlijk begin om de zaak van binnen uit uit te hollen en op te blazen. God beschrijft en telt de wereld ook. Met als conclusie: miljoenen verlorenen, slachtoffers van talloze machten. En Hij vindt het tijd worden om in te grijpen. Juist in die tijd. En Hij néémt niet, zoals Augustus, uit op macht en rijkdom. Hij gééft. Hij geeft zijn eigen Zoon. Niet als een keizer, maar als de Koning. Niet van een aards rijk, maar van 't Koninkrijk der hemelen. Als de grote Bevrijder en Verlosser. Als de brenger van hemelse vrijheid, gerechtigheid, geluk. Die vol liefde even arm, machteloos en rechteloos wilde worden als zijn onderdanen. Als de Koning, die niet het leven van anderen voor zich opeist, maar zijn eigen leven schenkt tot hun behoud. Als de Koning, die er een eer in stelt een arm ellendig volk om zich heen te verzamelen. Als de Koning, die niet werkt met wapengeweld, bureaucratisch geweld, maar met de zachte krachten van liefde, barmhartigbeid, trouw. Als de Koning, die nooit dwingt met brute macht, maar met de overtuigingskracht van zijn Woord en Geest. Als de Koning, die geen geknechte onderdanen heeft, maar volgelingen, die Hem van harte dienen, omdat ze tot Hem zijn bekeerd, alle vertrouwen in Hem hebben gekregen, in Hem geloven. Als de Koning, bestemd om alle machten van deze wereld te overwinnen en een rijk van volmaakte vrede en vreugde voor zijn volk te vestigen.

Die ándere Galileër, niet Judas, de opstandeling, maar Jézus, díe is het. Zijn werk is geen werk van mensen maar uit God. Kan daarom ook niet gebroken worden. Augustus is er al lang niet meer. Zijn Rijk is ook al lang ingestort. Maar Jezus leeft. Hij werkt nog steeds, bevrijdend onder de slaven van allerlei machten. De slaven van tirannie. De slaven van het systeem. De slaven van de zonde. De slaven van ziekte en dood. Hij staat nog steeds naast de machtelozen, rechtelozen, de minsten, en wie geen plaats hebben in de herbergen van deze wereld. Hij laat nog steeds, al is 't alleen aan de gelovigen, de tekenen van zijn heilzame macht en heerschappij zien. Zij zijn overtuigd van zijn heerlijk koningschap. En zij zien uit naar de tijd, dat zijn Rijk in volle glorie zichtbaar wordt. Niet Augustus maar Jezus is de Zoon van God, de brenger van de gouden eindtijd, heeft de wereld een ander aanzien gegeven. Niet Augustus, maar Jezus is door God aan ons en de komende geslachten als heiland gezonden. En dat vieren wij vandaag. Komt laten wij aanbidden, niet die keizer, maar die Koning. Looft Gods macht, die onbeperkt in Jezus gadeloze wondren werkt, die in onze lage stand ons in Jezus genadig bood de hand. Want zijn gunst in Jezus alom verspreid, zal in Jezus bestaan in eeuwigheid. Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4