Spreuken 30 : 25
Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?

Mieren in de zomer
De mieren zijn een volk zonder kracht, toch bereiden zij hun spijs in de zomer.
"Die nare mieren!" zo klaagt menige huisvrouw in deze zomertijd. Vooral op warme dagen. Want deze beestjes trekken door de kleinste kiertjes en vinden de wonderlijkste wegen om aan voedsel te komen. De jam, de stroop, de suiker, in de keukenkast of op de kelderplank, is niet veilig voor hen.
Wat zijn ze ijverig! Altijd in beweging. Ook al dáárin worden zij ons in de Bijbel ten voorbeeld gesteld: "Ga tot de mier, gij luiaard, zie haar wegen en word wijs." Wie de schoen past, trekke hem aan!
Maar waarop richt hun ijver zich vooral? Ze hamsteren heel fanatiek. Alles wat eetbaar is, slepen ze naar hun nest. Zo gebruiken ze de zomer om voedsel te verzamelen voor de naderende wintertijd. Daardoor houden deze toch kleine diertjes zich in stand. Wie niet sterk is, moet slim zijn. En dat zijn ze. Wijs, goochem, zoals er letterlijk staat. Omdat ze de gunstige tijd goed benutten en dan voorzorgsmaatregelen treffen voor slechte tijden.
Wat doen we als jongelui en jongvolwassenen in de zomertijd van het leven? Leven we van de hand in de tand en genieten we van allerlei pleziertjes zonder al te diep ná en al te ver vooruít te denken? Of bouwen we serieus aan onze toekomst? Bouwen we kennis, ervaring en weerstand op voor zwaardere tijden? Ik bedoel dat in maatschappelijk, maar vooral ook in geestelijk opzicht. Het leven kan later hard en wreed zijn. Hoe belangrijk is het dan, dat je het leven deelt met een man, een vrouw, met wie je alles gemeenschappelijk hebt en met wie je alles kunt bespreken, ook het geloof. Houden we daar in het leggen van onze contacten, in de 'verkering', rekening mee? Komen we naar de kerk, komen we na de zomer weer naar de catechisaties, lezen we de Bijbel, bidden we, denken we veel na over God en Zijn Woord, praten we erover met leeftijdgenoten, om zo geestelijke reserves te kweken voor later?
Ook als volwassenen verkeren we nog in de zomertijd van het leven. Zijn we dan net zo ijverig als de mieren, maar niet met het verzamelen van geestelijk voedsel? Rennen we van de ene klus naar de andere, van de ene vergadering naar de andere, zodat onze geestelijke reservetank steeds leger raakt in plaats van voller?
Als predikant kom je vaak bij mensen die in de wintertijd van het leven zijn terechtgekomen. Het bestaan is koud, guur, onaangenaam voor hen geworden. Geen vreugde, maar een strijd. Ze zijn ziek. Ze zijn gehandicapt. Ze hebben hun levenspartner verloren. Dan merk je vaak of ze hun zomertijd goed benut hebben of niet. Sommigen vinden bij alle zorgen en aanvechtingen toch veel kracht, steun en troost in hun geloof. Ze kennen niet de moed der wanhoop, maar de moed der hoop, van de hoop op God, die hen niet beschaamt. Ze weten zich ondanks alles bij Jezus Christus geborgen. Ze kennen de teksten, psalmen en liederen uit het hoofd en in het hart, die hen steeds opbeuren. Hun getuigenis is zelfs velen tot zegen.
Maar anderen blijken een uitgehongerde ziel te hebben. Ze kunnen niets incasseren. Ze weten al snel geen raad. Ze hebben geen houvast. Het wreekt zich, dat hun geestelijke voorraadschuren leeg zijn. De wintertijd van het leven overkomt hun als iets vreemds en onverwachts. Maar ze hadden kunnen weten, dat ook in het menselijk bestaan na de zomer de winter komt en ze hadden er zich in die zomer op kunnen voorbereiden.
In de wintertijd lijkt alles dood. Kale bomen. Kale velden. Wat als de dood nadert? Blijken we dan schatten in de hemel verzameld te hebben, waar de mot en de dief niet bij kunnen? Of zal de honger voor eeuwig knagen?
Laten we net als de mieren onze spijs in de zomer bereiden. Laten we zo wijs, zo goochem zijn als deze kleine diertjes. Zíj hebben slechts dierlijk instinct gekregen, wíj menselijk verstand. Stel je voor, dat zij dat instinct benutten en wij ons verstand niet gebruiken. De Here geeft ons een goede, waarschuwende les uit de door hem geschapen dierenwereld: wees als de mieren in de zomer!
Rapporteer
My comments