De website van Arie Tromp

  • Het laatst gehouden te: Hattem
  • op: 1 december 2003
catechese

 

DE CATECHESE

catechese

 

Er zijn nog catechisanten. Zo luidt de titel van een inmiddels al jaren geleden verschenen rapport over de catechese.

Deze titel klinkt bemoedigend en verontrustend tegelijk. Bemoedigend. Gelukkig zijn ze er nog. In de ene gemeente meer dan in de andere. De ene jongere komt trouw en houdt 't minstens 6 jaar vol. De andere niet. De ene komt uit eigen beweging, de andere wordt door zijn ouders gestuurd. Maar ze zijn er nog. Je kan ze nog bereiken met kerkelijk onderwijs.

Aan de andere kant klinkt de titel verontrustend. Er zijn nóg catechisanten, maar hoe lang nog? De tijd, dat bijna alle jongeren van de gemeente op catechisatie verschenen, is voorbij. De groepen zijn vaak drastisch geslonken. 't Leidt bij predikanten en catecheten tot serieuze bezinning. Komt 't door 't algemene kerkelijk verval? En omdat de jeugd tegenwoordig zoveel huiswerk heeft en zoveel andere activiteiten van sport en ontspanning? Of ligt 't aan de catechese zelf? Is de leerstof te abstract? Sluit die niet bij de belangstellingssfeer van de jongeren aan? Schiet de manier waarop les gegeven wordt, tekort? Bijvoorbeeld: Is die alleen maar docerend zonder dat het tot een echt gesprek met de jongeren komt? Staat de predikant te vreemd tegenover de leefwereld van de jeugd? Kan hij ze niet meer begrijpen en wekt dat over en weer verwijdering en irritaties?

De catechese lijkt op een oude schuit, die vele jaren trouwe dienst heeft gedaan, maar in de stormen van deze tijd lekkages oploopt en op de helling moet voor grondige reparaties. Vaak wordt geëxperimenteerd met andere vormen. Bijvoorbeeld huiscatechese door gemeenteleden, meestal ouders. Of: niet een vast uur per week maar in één seizoen enkele catechesedagen op zaterdag of catecheseweekenden. 't Succes is wisselend. Wat op de ene plaats gelukt, mislukt op de andere. Reden genoeg dus om ons eens met elkaar op dit onderwerp te bezinnen.

Eerst willen we in 't kort nagaan wat de bijbel ervan zegt. In 't oude Israël werd 't godsdienstig onderricht vooral in 't gezin gegeven. Dat onderricht was veelomvattend, gericht op de heilsgeschiedenis van Israël, Gods reddende daden aan zijn volk, maar ook op 't antwoord van de mens daarop: de gehoorzaamheid aan Gods geboden, de dagelijkse gebeden, de offerdienst, de ceremonies op de feesten. Naast 't leren valt de nadruk op 't meedoen. Alles werd mondeling overgeleverd. In een goed getraind geheugen geprent. Lange gedeeltes uit de Thora, de boeken van Mozes, kon men uit het hoofd opzeggen.

Ook buiten 't gezin was er aandacht voor 't onderwijs. Priesters en levieten leerden 't volk. Veel profeten hadden profetenscholen, een kring van leerlingen om zich heen. Er waren wijsheidsscholen aan de koninklijke paleizen. Later werd de Wet steeds belangrijker. De positie van de wet- en schriftgeleerde als leraar komt steeds meer op de voorgrond.

In de tijd van de Here Jezus leerde de jeugd vooral van de rabbijnen in de synagogen. Daar was 't onderwijs er op gericht, dat de jongen op 12 à 13-jarige leeftijd Bar Mitswa werd, zoon der wet. Dat hield in, dat hij voortaan zelf verantwoordelijk was voor zijn leven als jood en in de synagoge uit de Schriften voor mocht lezen. Jezus uit zijn kritiek op 't godsdienstig onderwijs van toen, omdat 't vooral bestond uit ‘t inprenten van geboden en verboden en 't opleggen van zware lasten. 't Werd steeds meer een verstandelijk onderwijs en ook een over allerlei uitwendige vormen.

Jezus lijkt in zijn onderwijs 't meest op een rabbi van die dagen. Hij heeft een kring van leerlingen om zich heen. Hij leert in de synagoge en in de tempel. Hij legt aan de discipelen het oude testament uit, leert ze bidden, haalt Gods geboden onder 't stof van de farizese bepalingen vandaan. Zo gaat Hij in zijn onderwijs de rabbijnen toch ver te boven. Hij is de Meester. Hij leert als gezaghebbende en niet als de schriftgeleerden.

Over de gang van zaken bij 't onderwijs in de vroege christelijke gemeente is weinig bekend. Er was nog geen vaste organisatie. In Matth. 28 : 19 geeft Jezus zijn apostelen de opdracht om de volken tot zijn discipelen te maken, hen te dopen en te leren onderhouden alles, wat Hij geboden heeft. 't Onderwijs was dus verbonden met de doop en bevatte met name twee elementen: de geloofsleer en de zedelijke leer. We vinden die ook terug in de brieven van Paulus, waarin vaak op de uiteenzetting van de heilsleer concrete vermaningen volgen over 't levensgedrag.

Binnen de gemeente blíjven de leden 't nodige onderricht ontvangen. Belangrijk is de overlevering, de traditie, 't aan elkaar doorgeven van de boodschap. Wanneer Paulus in 1 Kor. 15 over een centrale zaak als de opstanding van Christus en de christen schrijft, zegt hij: ik geef u door, wat ik ook zelf ontvangen heb. In de brieven van 't nieuwe testament komen we ook 't woord tegen, waar ons woord catechese van is afgeleid. 't Betekent letterlijk: naar beneden laten klinken en kreeg zo de betekenis van: van boven, met gezag toespreken, onderwijzen. Uit de vaste term "herder en leraar" blijkt, dat de voorgangers der gemeente zielzorgers en onderwijzers in één waren. Over de inhoud van de catechese is weinig bekend. Tot de stof behoorde waarschijnlijk een korte geloofsbelijdenis, die met het oog op de doop werd geleerd en waaruit onze twaalf artikelen zijn ontstaan, 't leren leven met Gods gebod, 't leren bidden van 't Onze Vader en 't leren beleven van de sacramenten.

Na deze blik in de bijbel een korte blik in de kerkgeschiedenis. In de Vroege Kerk is het doel van de catechese, dat heidenen, die tot ‘t christendom wilden overgaan, in de geheimen van 't christelijk geloof werden ingewijd. Dat duurde twee à drie jaar. In die periode mochten zij slechts een gedeelte van de eredienst bijwonen. Zo mochten zij 't Onze Vader nog niet opzeggen en 't Avondmaal niet mee vieren. Als catechumenen hadden ze dus een bijzondere positie. In deze lange inwijdingstijd kwam alle nadruk op het doen van boete, het afzweren van het oude zondige leven en de zuivering en vernieuwing van het leven. In de paasnacht werden zij gedoopt, wat met allerlei bijzondere ceremoniën gepaard ging.

Als de kerk uitgroeit, dreigt de enkeling onder te gaan in de massa en wordt 't onderwijs formalistisch. Het kind wordt verwaarloosd. Peten moesten uit naam van en in plaats van het kind het Onze Vader en de Geloofsbelijdenis opzeggen bij de doop en men verwachtte dat de ouders verder voor de godsdienstige vorming zorg zouden dragen, waar weinig van terecht kwam. In de massale kerk van de Middeleeuwen heerste veel onkunde. Alleen de geestelijkheid wist 't en had 't voor 't zeggen. 't Kerkelijk onderricht was beperkt tot een training in 't biechten en 't kunnen meedoen in de liturgie. 't Biechtonderwijs was formalistisch. 't Ging weinig om de persoonlijke ervaring van het geloof. Bijbelkennis was bijna nihil. In sommige vernieuwende stromingen die aan de hervorming voorafgingen, zoals die van de Waldenzen en de Hussieten, kreeg men weer aandacht voor 't echte bijbelse onderwijs.

Deze weg sloegen de hervormers verder in. De kinderen moesten in aanraking met de Schrift worden gebracht, op 't Heilig Avondmaal worden voorbereid en hun eigen verantwoordelijkheid leren verstaan. 't Ging niet alleen om verstandelijke kennis, maar ook om kennis met het hart. Kerk, school en gezin vormden in de catechese een eenheid. De belijdeniscatechisatie kwam op. Er ontstond heel goed catechetisch materiaal, denk maar aan de kleine en grote catechismus van Luther, de catechismus van Genève van Calvijn en de Heidelbergse Catechismus. Nu komen we ook voor 't eerst de vraag- en antwoordvorm tegen. 't Was echter een jarenlang proces, dat niet zonder weerstand gepaard ging. Veel geestelijken waren te lui en vonden het te min om aandacht aan kinderen te besteden. Ouders wisten niets en konden dus ook niets aan hun kinderen doorgeven. Vandaar dat leerdiensten voor de hele gemeente werden ingevoerd.

Later versmalde 't wat tot 't inprenten van de leerstof zonder verwerking ervan. Dat was de periode van de orthodoxie.

In de nadere reformatie kwam een tegenbeweging en werd de volle nadruk gelegd op de persoonlijke geloofsbeslissing en geloofsbeleving.

De 18de eeuw was ‘t tijdperk van de verlichting. Er kwam toen een bijzondere belangstelling voor 't kind op. Dat is niet langer een volwassene in zakformaat, maar heeft een eigen belevingswereld. Dit positieve aspect werd echter overschaduwd door negatieve ontwikkelingen. De norm gaat meer bij de mens liggen dan in Gods Woord. De inhoud van de catechese wordt versmald. Slechts wat met de ratio, de gezonde rede, overeenkomt, wordt als geloofswaarheid aan de kinderen overgedragen.

In de 19e eeuw zien we verder een pogen om heel dicht bij het kind te staan. Er is aandacht voor de enkeling, mede door de resultaten van de opkomende wetenschappen van psychologie en pedagogie. In deze tijd zien we ook de opkomst van de kinderbijbel.

Na deze vogelvlucht door de kerkgeschiedenis heen gaan we nadenken over de catechese zelf. Eerst bezien we de theorie, dan de praktijk. Met andere woorden: eerst vragen we ons af: wat is het doel van de catechese? Daarna: hoe gebeurt het?

Ik denk dat we vooral 5 doelstellingen voor ogen moeten houden.

In de eerste plaats gaat het er om, dat de kinderen de bijbel leren verstaan en die ook zelfstandig leren gebruiken. De bijbel is 't lesboek voor jong en oud in de gemeente. Als de kinderen op catechisatie komen op 12 à 13 jarige leeftijd, dan mag verondersteld worden, dat ze een redelijke bijbelkennis hebben, de volgorde van de bijbelboeken weten en de schriftgedeeltes weten te vinden. Dat is de onderbouw, waar de catechese op voort wil bouwen. Hier ligt een taak voor de ouders. Wordt in de gezinnen regelmatig uit de bijbel gelezen en zijn er gesprekken over met de kinderen? Is er gezinsliturgie aan tafel en gezinscatechese voor 't slapen gaan? Op dit punt kan veel verbeterd kan worden door de ouders en ook door de kerk, die tot taak heeft op dit punt aan de ouders hulp en voorlichting te geven. Maar niet alleen de ouders zijn met de opdracht belast voor deze onderbouw te zorgen, ook de zondagsscholen, de christelijke scholen en de kinderclubs. De bijbel moet vanuit die verschillende hoeken vroeg bij 't kind worden gebracht. Deze voedingsbodem is eigenlijk onmisbaar voor de catechese. Je kunt op catechisatie niet nog eens gaan vertellen uit de bijbel en rijtjes uit het hoofd laten leren. Dan gaat het er meer om de achtergronden duidelijk te maken, hen de bijbelse kernwoorden en begrippen duidelijk te maken, actuele voorbeelden en pastorale toespitsingen in de aandachtssfeer van de jongeren te brengen, zodat de verhalen voor hen echt van persoonlijke betekenis gaan worden. De bijbel moet dan bij de jongere overkomen als het boek, waarin God mij zoekt. Eigenlijk zou ieder een eigen bijbel moeten hebben, waarin hij strepen kan zetten en aantekeningen maken.

De tweede doelstelling van de catechese is, dat de jongeren de leer der kerk gaan begrijpen en er mee om leren gaan. In onze dagen is dit doel niet zo populair. Men belijdt liever een ondogmatisch christendom. De kerkelijke leer vindt men ook zo taai als leer. Toch is die leer een geweldige concentratie van heel de bijbelse boodschap. 't Stofgoud van die dikke bijbel is daarin tot een gouden ketting gesmeed met schakels als schepping, zonde, verbond, oordeel, genade, belofte en vervulling, Jezus' menswording, dood aan het kruis, opstanding, hemelvaart, koningschap, wederkomst, oordeel, de rechtvaardiging door het geloof, wedergeboorte, bekering, heiliging, vergeving enz. Het gaat erom, dat al die woorden niet abstract en niets-zeggend blijven, maar blinkend goud worden. Klanken met rijke en diepe betekenis. Woorden, waarvan je gaat houden. Daarom moeten in de catechese ook de vragen klinken, die we in de catechismus vinden: wat nut het je nu; wat heb je er aan?

De derde doelstelling is, dat men met dat overgeleverde geloof gaat leren leven in de gemeente en in de eredienst. We moeten de jongeren voorbereiden op een plaats in de gemeente. Ze moeten zich in die gemeente thuis kunnen voelen. Dat betekent niet een eenvoudige aanpassing aan het leven der gemeente. Ze mogen niet gedrild worden tot meelopers. Ze mogen best kritisch zijn. Maar ze moeten wel ingewijd worden in de spelregels van 't gemeentelijk leven. Wat gebeurt er allemaal in de eredienst en waarom gebeurt het? Wat is de betekenis van dopen en avondmaal vieren? Wat is de taak van een ouderling, een diaken, een dominee? Wat wordt er in en door de gemeente en de landelijke kerk gedaan? 't Moet bewust worden gemaakt. En waarom het wordt gedaan, moet worden uitgelegd. Er heerst juist op dit terrein een verbijsterende onkunde. Je zou verwachten, dat de jongeren van dit kerkelijk leven, dat ze grotendeels vóór zich kunnen zien gebeuren, veel meer weten dan van de kerkelijke leer, maar dat is niet het geval. Ik denk, dat de catechese op dit punt ook te veel in een isolement verkeert en dat de jongeren veel meer met de praktijk van 't gemeenteleven in aanraking moeten worden gebracht. Enkele mogelijkheden op dit punt zijn: ze in contact brengen met ambtsdragers. Ze een bijbeltekst voorleggen en daarbij als predikant samen met hen gaan zoeken naar de boodschap van die tekst voor ons in deze tijd, zo een preek met hen voorbereiden, hen de liederen laten kiezen en de zaken, die in de voorbede aandacht moeten hebben. Je kunt ze laten helpen met bijvoorbeeld een diaconale actie, een huis- aan huiscollecte. En wat te denken van leren zingen!

De vierde doelstelling is, dat we de jongeren helpen om in de praktijk van 't dagelijks leven hun geloof gestalte te geven. We leven in een chaotische wereld. De jeugd komt met allerlei in aanraking, dat in strijd is met Gods wil. De catechese moet er voor zorgen, dat ze stevig in hun schoenen staan, dat ze de gevaren en verleidingen gaan onderkennen en er niet door worden meegesleurd. Dit is vooral de ethische kant van de catechese. Wat zijn dan de tien geboden een goede richtsnoer, als ze goed en actueel worden behandeld. En wat kan de Heidelbergse Catechismus ons daarbij weer zeer ten dienste zijn. Maar ook vele vermaningen en raadgevingen uit de brieven van Paulus kunnen ons hierbij helpen. De jongeren staan midden in een wereld met drugs en alcohol, met echtscheidingen, met oorlogsgeweld, met veel vrijheid op seksueel gebied, met grote politieke en maatschappelijke vragen. In zo'n wereld christen zijn en die wereld ook dienen met het evangelie door je woorden en daden, dat is niet eenvoudig. De jongeren moeten op de catechese daartoe worden toegerust. Daarom moeten we ook serieus ingaan op de vragen, die bij de jongeren leven en een sfeer van vertrouwelijkheid scheppen, waarin ze met die soms wezenlijke en persoonlijke vragen voor de dag durven komen. We hoeven de actualiteit van elke dag er niet kunstmatig met de haren bij te slepen, maar 't moet wel duidelijk worden: deze les is bedoeld om licht over jouw levenspad te laten schijnen en jou steun te geven in jouw dagelijkse levensvragen. Gods geboden zetten geen domper op de levensvreugde, maar sluiten de doodlopende wegen af en openen de weg naar 't ware leven onder Gods hoede en zegen.

De vijfde en laatste doelstelling is de jongeren te begeleiden en helpen op hun weg naar de volwassen geloofsbeslissing. Dit gebeurt met name op belijdeniscatechisatie, maar door heel de catechese heen moet die geloofsbeslissing aan de orde zijn als vraag en appèl van Godswege aan de jongeren. We mogen voorzichtig nodigen tot de keuze de goede Herder voortaan in heel 't leven bewust te volgen en zich aan Hem toe te vertrouwen. Daarbij is gewenst, ja noodzakelijk, dat uit de woorden en daden van de predikant of catecheet blijkt: ik heb die persoonlijke keus ook gemaakt en 'k heb er geen spijt van. Op dit punt is de catecheet vooral pastor, komt het op 't persoonlijk contact met de catechisanten aan, moet blijken, dat er aandacht en begrip voor hen is, en vertrouwen in hen. Vaak is er bij de jongeren behoefte om zich te identificeren, met mensen, die echt als gelovigen geleefd hebben. Daarom kan dan verdieping in 't leven van grote bijbelfiguren of personen uit de kerkgeschiedenis hun tot grote steun zijn. Het gaat er nu ook om, dat we de jongeren zelfstandig leren bidden en mediteren.

Zo hebben we de belangrijkste doelstelling van de catechese de revue laten passeren. En nu de praktijk. Wat zijn de hinderpalen bij 't verwezenlijken van die doelstellingen? Wat zijn de knelpunten?

Die kunnen bij de catecheet liggen, bij de ouders en bij de catechisanten.

Allereerst bij de catecheet. Zelfkritiek is nooit onze sterkste kant. Als er iets mis gaat, schuiven we 't gemakkelijk af op anderen. Toch zal de catecheet zich steeds weer heel indringende vragen moeten stellen. Sta ik misschien zelf een goed functioneren van de catechese in de weg en hoe? Daarbij speelt zijn persoonlijkheid een grote rol. Wie is hij? Kan hij op een makkelijke, spontane manier met jongeren omgaan of ervaart hij dat als een moeilijke opgave? Er is soms een afstand tussen dominee en catechisanten. Een die kunstmatig in stand wordt gehouden door ook de dominee te willen zijn. Evenzeer kunstmatig is de poging de afstand te verminderen door op een vlotte jongensachtige manier met de jongelui om te gaan. Maar de jeugd vraagt naar de authenticiteit, echtheid van de catecheet. Wie hij is, is niet zo belangrijk. Wel, dat hij zichzelf is. Niet jezelf zijn vergroot de afstand en bemoeilijkt de omgang met jongeren.

Een ander knelpunt kan ook zijn de motivering van de catecheet. Geeft hij met plezier catechese, of doet hij dit onderdeel van z'n werk niet graag? Hoe zal een niet gemotiveerde catecheet enthousiast catechisatie kunnen geven?

Een derde knelpunt is de voorbereiding. Neemt hij daar wel voldoende tijd voor? 't Gevaar dreigt, dat hij na een aantal jaren op routine gaat drijven. De voorbereiding slinkt van twee uur naar twee minuten. Geen wonder dat dan nieuwe impulsen en uitdagingen uitblijven. Dat jarenlang lessen geven met dezelfde inhoud en vormgeving is geestdodend voor de catecheet en funest voor de sfeer op de catecheseavond.

Een vierde knelpunt kan zijn de methode, die de catecheet toepast. Doceert hij 't hele uur en vindt hij 't eigenlijk maar lastig als er vragen komen? Dan is er alle kans dat de stof niet overkomt bij de jongeren. Maakt hij er echt praatgroepen van, dan is er alle kans, dat de voor de catechese bedoelde stof niet aan de orde komt. Steeds weer moet naar een juiste methode worden gezocht. Nooit is de definitieve oplossing gevonden. Veel hangt van de vindingrijkheid van de catecheet af en van de bereidheid om van de helpende kerkelijke instituten gebruik te maken. Er is denk ik veel te weinig variatie in het materiaal. Naast boekjes kan gebruik gemaakt worden van dia's, films, platen, kaarten,c.d’s, naslagwerken.

Ten tweede kunnen de knelpunten bij de ouders liggen. Zij hebben in de meeste gevallen hun kind laten dopen en daarbij de belofte gedaan hun kind in de dingen van Gods Koninkrijk te onderwijzen en te doen onderwijzen. Catechese is dus ook een zaak, die de ouders aangaat. En dan niet alleen in die zin, dat ze de kinderen naar de catechisatie sturen, vooral als dat niet meer is dan een afschuiven van de eigen verantwoordelijkheid voor de godsdienstige opvoeding, maar ook in die zin, dat ze er wezenlijk bij betrokken zijn. Als de ouders er niet met hart en ziel achter staan, is 't erg moeilijk om de doelstellingen van de catechese te verwezenlijken. Wanneer de ouders niet gemotiveerd zijn, hoe zouden de kinderen het dan zijn? Tonen de ouders belangstelling voor wat er op de catechese gebeurt? Praten ze er met hun kinderen over? De ouders kunnen ook een rol spelen in de tijdsindeling van de kinderen. Je hoort nogal eens zeggen: onze kinderen hebben 't al zo druk. Veel huiswerk. Daarnaast zijn er de sportverenigingen, de muziekverenigingen enz. Staat bij de ouders de prestatie van hun kind op school of op andere terreinen bovenaan of willen ze hun kind in de meest elementaire dingen van 't leven een goede opvoeding schenken? En daartoe hoort toch in de eerste plaats de godsdienstige opvoeding. We denken intussen met begrip aan die ouders, die hun oudere kinderen niet naar catechisatie kunnen krijgen, hoezeer dat hen verdriet doet.

Ten laatste kunnen de knelpunten bij de catechisanten te vinden zijn. Er kunnen in één groep nogal wat verschillen zijn. Ik noem 't verschil in motivatie. De een komt, omdat hij van thuis moet, de ander omdat hij echt geïnteresseerd is. Ik noem ook 't verschil in leeftijd en ontwikkeling. Heel moeilijk is ook 't verschil in opleiding: er zijn werkende en studerende jongeren. Daar is ook het verschil in communicatiemogelijkheden. De een uit zich goed in woorden, de ander kan beter iets met zijn handen. Tenslotte noem ik 't verschil in interesse: De een is geïnteresseerd in actuele ethische vraagstukken, de ander bespreekt liever een bijbelgedeelte. 't Is niet eenvoudig om met groepen van zo'n gevarieerde samenstelling te werken. Raadzaam is de groepen klein te houden. Belangrijk is ook, dat de catecheet iets van ontwikkelingspsychologie af weet. Jongeren van 12 à 13 jaar zijn heel anders dan die van 14 à 15 jaar en die zijn weer anders als die van 16 jaar en ouder. Elke leeftijdsgroep vraagt een eigen aanpak.

Zijn er nog catechisanten? Ja, ze zijn er nog. Gelukkig. Maar als de dalende lijn zich doorzet, wat dan? Moge die lijn door de kracht van Woord en Geest en door de inzet van de catecheten, de ouders, de catechisanten zelf, ja door die van de gehele gemeente, gaan stijgen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4