De website van Arie Tromp

  • Verschenen in: Kerk- en Verenigingsklanken (Herv. Gemeente Krimpen aan de Lek)
  • op: 1 september 1992
Jesaja 1 : 3 Goed voorbeeld

Jesaja 1 : 3


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   

Goed voorbeeld

Een os kent zijn bezitter,
en een ezel de krib van zijn heer;
maar Israël heeft geen kennis,
mijn volk verstaat niet.

In onze ogen zijn de os of het rund en de ezel maar domme beesten. Je kunt je medemens niet raker uitschelden vanwege domheid dan door hem de naam van die dieren te geven. En toch komen ze er in de vergelijking van onze tekst veel beter af dan wij. Want ze kennen feilloos hun eigenaar en zijn krib. En dat kan van ons meestal niet gezegd worden.

God Zelf trekt deze vergelijking bij monde van Zijn profeet Jesaja. Het gaat daarin over de relatie tussen Hem en Zijn volk Israël. Maar zo ook over die tussen Hem en ons nu, zijn gemeente. Het is een scherpe klacht over ons gebrek aan kennis over Hem. Stomme beesten doen het instinctief beter dan wij, die met zoveel verstandelijke gaven zijn gezegend. En is onze kennis over God en de bijbel inderdaad vaak niet erg gering? Van de meest elementaire zaken van het christelijk geloof is de massa niet op de hoogte. Ook onder kerkgangers is, vrees ik, deze kennis minder dan vroeger. Je schrikt soms van de demonstraties van gebrek aan deze kennis, bij ouderen, maar vooral bij jongeren.

Nu gaat het natuurlijk om meer dan om strikt verstandelijke kennis. Op het niveau van "1 + 1 = 2" en "1600: slag bij Nieuwpoort" zullen we het wel van de os en de ezel winnen. Maar de in onze tekst bedoelde kennis gaat daar zeker in drieërlei opzicht bovenuit.

't Is ten eerste een persoonlijke kennis. Niet dat je iets weet maar Iemand kent. Aan dat kennen zijn ook persoonlijke gevoelens verbonden als: vertrouwen, liefde, aanhankelijkheid, afhankelijkheid. Kennen wij zo God? 't Zou toch moeten. Hij is immers onze Schepper. En zo ook onze eigenaar en bezitter, onze heer en meester. We horen bij Hem. We zijn in alles op Hem aangewezen. Een dier weet dat met betrekking tot zijn bezitter en baas. Het herkent daardoor zijn stem en verschijning feilloos. Dat kan ons verbazen. Weten wij dat met betrekking tot God?

Het dier voelt aan, dat het van zijn baas leeft, omdat die hem voedsel verstrekt. Het kent de krib van zijn heer. Beseffen wij, dat wij door God lichamelijk en geestelijk gevoed moeten worden? Dat wij bij wijze van spreken bij de kribbe van zijn Woord teerkost voor onze ziel moeten ontvangen, zijn kracht en steun, zijn troost en raad? En dat elke dag opnieuw? Of zijn we zo dwaas en blind, dat we die kribbe niet zien, eraan voorbij gaan en zo geestelijk verhongeren? Het dier vindt het daarom ook een vanzelfsprekende zaak om zijn heer, die hem via het verstrekte voedsel in het leven houdt, te dienen. Het begrijpt diens bevelen en volgt die gehoorzaam op. De os was toen trekdier, de ezel lastdier. Dagelijks werkten ze voor hun heer. In een ontroerende toewijding en trouw. Wijden wij ons leven zo in gehoorzaamheid aan onze Heer? Kennen we Zijn bevelen, beseffen we wat Hij van ons vraagt en brengen we dat in de praktijk? Het is er soms ver vandaan. Wat het domme dier heeft bewaard zijn wij mensen kwijt geraakt. Dat is onze zondigheid. En dat is de oorzaak van veel ellende in ons persoonlijk leven en in de samenleving. Israël heeft die domme onwetendheid ook moeten bekopen met geestelijk en maatschappelijk verval tot uiteindelijk de ballingschap toe.

We gaan de wintertijd weer in. De tijd van de kerkelijke activiteiten: catechese, kringwerk, jeugdwerk enz. Dan wordt weer gelegenheid genoeg geboden om kennis over God en Zijn Woord op te doen. Om het een en ander verstandelijk te leren. Het is niet voldoende, maar wel noodzakelijk. Want het is de basiskennis, waarop de persoonlijke zaligmakende kennis van God, die van geloven, gehoorzamen en liefhebben is gebaseerd. Dat kerkelijk leren is trouwens zelf al niet alleen maar verstandelijk. Dat is ook al op ons hart en op onze daden gericht.

Zullen we deze winter onze kennis vermeerderen? Tot ons heil? Goed voorbeeld doet goed volgen. Dat mag ook best het goede voorbeeld van de os en de ezel zijn. Ja, wij zijn een rund en een ezel als we hun voorbeeld achteloos in de wind slaan. Op een of andere manier zijn in de volksoverlevering de os en de ezel van onze tekst ook rond de kribbe van Bethlehem terecht gekomen. Ze zijn uit hun verband gelicht. Maar tevens weer in een wonderlijk verband gezet. In het verband van Jezus Christus, die eens zei: “Indien Gij Mij gekend had, zoudt gij ook Mijn Vader gekend hebben.” Is Jezus al een goede Bekende van u?

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4