De website van Arie Tromp

  • Verschenen in: Kerk- en Verenigingsklanken (Herv. Gemeente Krimpen aan de Lek)
  • op: 1 maart 987
Psalm 133 : 1 Samen

Psalm 133 : 1


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   

Samen

Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het, dat broeders ook samenwonen.

In Israël had iedere familie haar eigen stukje grond om te bewonen en te bewerken. Het onvervreemdbaar erfgoed. Daar was men niet toevallig aan gekomen. Dat had men van God gekregen bij de verdeling van het beloofde land. Het was het teken, dat de Here zijn beloften aan zijn volk had waar gemaakt. Het hoorde helemaal bij het verbond, dat de Here met Israël gesloten had. Liepen ze op hun grond, dan liepen ze heel letterlijk op het erf van Gods verbond, om met een geliefde term van onze christelijke voorouders te spreken. Maar niemand had het eeuwige leven en als vader stierf, dan werd het erfgoed onder de zonen verdeeld. Ziet, hoe goed en hoe liefelijk was het dan, als de broers het zó goed met elkaar konden vinden, dat ze het niet nodig vonden om uit elkaar te gaan en het erfgoed op te splitsen, maar het hun ongedeelde bezit bleef, waarop ze nauw bleven samenwonen en samenwerken. Heerlijk als zo broeders naar het vlees ook echt broeders in de geest waren. In volle harmonie en eenheid. Zich schouder aan schouder inzettend voor een zo groot mogelijke opbrengst van de erfgrond, tot eer van God en tot heil van wie aan hen waren toevertrouwd.

Dat was om van óp te kijken en om náár te kijken als het goede voorbeeld: ziet. Hoe goed is dat. Hoe “tof”, staat er letterlijk. En hoe liefelijk. Het maakt je ontroerd en blij. Dat zo iets kan in een zondige wereld, is toch geweldig. Het is verfrissend en verkwikkend.

Zoals de kostbare zalfolie, uitgegoten over het hoofd van de hogepriester Aäron, glinsterend in zijn baard, zelfs neerdruipend tot in de zoom van zijn priesterkleed. Of zoals de dauw op het gebergte van Hermon en Sion, die de aarde verfrist, deze zo vocht en vruchtbaarheid geeft.

In deze beide dichterlijke beelden uit onze psalm wordt van neerdalen gesproken. De olie daalt neer. En ook de dauw, afdruipend van de takken. Zo wordt de liefde tussen broeders in het verbond gezien als het verfrissende en verkwikkende geschenk, dat van boven, van de Here, neerdaalt. En dat ook alles te maken heeft met de hogepriesterlijke dienst der verzoening en met Sion, dat God zich tot een woonplaats onder de mensen verkoren heeft.

En nu hebben wij ook als christelijke gemeente een heerlijke erfenis ontvangen. We hebben van onze vaderen een geestelijk erfgoed meegekregen. Het erfgoed van de Here. Zijn beloften van heil en vrede. Zijn zegeningen in Jezus Christus. We mogen daar met elkaar in delen. We mogen daarin wonen als een tehuis, dat geborgenheid, warmte, liefde geeft. We mogen daarop werken als grond, die vruchten geeft. Zo verkeren we op het kerkelijk erf.

Hoe goed, hoe liefelijk is het, als we dat samen kunnen als broeders en zusters. In nauwe eenheid en verbondenheid. Met elkaar en voor elkaar. Elkaar aanvullend, helpend, bemoedigend. Hoe heerlijk als we elk op onze eigen plaats en met onze eigen gaven actief zijn op dat kerkelijk erf. In de wetenschap, dat we gelukkig alles niet alleen hoeven te doen, maar we ook elkaar hebben. Hoe geweldig om samen te wonen en samen te werken. De een in het ambt, de ander in het jeugdwerk, de derde in het evangelisatiewerk, de vierde achter het orgel, de vijfde als kerkvoogd, enz. En dan is die onderlinge band niet door ons zelf tot stand gebracht. Zo aardig zijn wij van nature voor elkaar niet. Het is niet onze aard om ons broederlijk en zusterlijk te gedragen. Nee, het is ook op ons neergedaald. Van boven. Als olie. En dan denken we aan de grote gezalfde hogepriester Jezus Christus, wiens dienst der verzoening zo ook in ons midden vruchten afwerpt. Als dauw. En dan denken we aan Sion, waar Christus zijn kruis van verzoening, van liefde en genade, geplant heeft. Van daar af drupt Gods liefde, die ons aan Hem en aan elkaar bindt, neer. En waar dit alles gebeuren mag, aldaar gebiedt de Here de zegen en het leven tot in eeuwigheid.

Wat Gij beloofd hebt, is in eeuwigheid
mij tot een deel en erfenis gegeven
waarin mijn ziel zich dag aan dag verblijdt.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4