Liturgie of Orde van dienst
Themadiensten van de hervormde Stadswijkgemeente te Hattem
(Deze diensten werden gehouden tussen oktober 2003 en juni 2005. De kerkgangers ontvingen vóór de diensten deze brochure)
We nemen ons voor in de avonddiensten van de Stadswijk een serie themadiensten te houden over vaste onderdelen van de zondagse kerkdienst. Wat horen wij en wat doen wij in zo’n dienst? Wat betekent dat? Wat bedoelen wij ermee? Wat bedoelt Gód ermee? Vaak horen we bekende klanken, maar zijn we ons niet van hun betekenis en bedoeling bewust. We willen ons dat meer bewust maken in een reeks preken. Die reeks is niet volledig. Want elke kerk of kerkelijke richting heeft haar eigen liturgie. We kunnen deze serie uitbreiden met: schuldbelijdenis en genadeverkonding, drempelgebed, enz. Maar we beperken ons tot het volgende:
Heel veel is gediend met een goede voorbereiding. Daar is zeker ook de eredienst in de kerk mee gediend.
Ook Israël moest zich heiligen als voorbereiding op het nederdalen van God op de Sinaï.
We kunnen aan de volgende dingen denken:
a de predikant bereidt zich voor door het maken van de preek en het opstellen van de liturgie
b de gemeente bereidt zich voor door de voorbede voor de predikant en de eredienst
c in het gezin is er goede voorbereiding door een harmonieus gezinsleven en door de wijze waarop de zaterdagavond en zondagmorgen wordt doorgebracht
d in de consistoriekamer bereidt de kerkenraad zich voor, met name door het gebed van de ouderling van dienst
e soms wordt ook als voorbereiding een intochtslied gezongen
f de ouderling van dienst geeft de predikant een hand
g in stil gebed worden de harten op God gericht
Dit is de plechtige start van de kerkdienst. Het woord ‘votum’ betekent in het latijn: gelofte, eed. Zo’n eed is een plechtige verklaring. Daarom werd de betekenis van het woord ook uitgebreid tot: plechtige verklaring. Ook wel verklaring van voor of tegen iets zijn. Een votum van vertrouwen is een verklaring dat je je vertrouwen in iemand stelt.
Aan het begin van de kerkdienst is het zowel een gebed om Gods hulp als een plechtige verklaring, dat de gemeente in de naam van de Here bijeen is. Zijn aanwezigheid wordt verwacht en daarop wordt vertrouwd in het midden van de gemeente.
De gebruikelijke woorden zijn: Onze hulp is in de naam van de Here, die hemel en aarde gemaakt heeft (Ps. 124:8), die trouw houdt tot in eeuwigheid (Ps.146:6) en niet laat varen de werken van zijn handen (Ps. 138:8). Dit wordt ook wel het adjutorium genoemd, wat betekent: het aanroepen van Gods hulp. Calvijn beperkte zich in zijn Straatsburgse liturgie tot Ps. 124 : 8.
Ook kan de trinitarische formule worden gebruikt: In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest (Matth.28:19). Trinitarisch betekent: de drie-eenheid betreffende.
Deze luidt meestal: Genade zij u en vrede van God onze Vader en van de Here Jezus Christus (in de gemeenschap van de Heilige Geest). Amen. Het zijn de woorden waarmee Paulus aan het begin van zijn brieven aan gemeentes de gelovigen groet: Rom. 1:7, 1 Kor. 1:3, 2 Kor. 1 : 2 enz. De aanvulling tussen haakjes vinden we niet bij Paulus, maar is er aan toegevoegd om de drie-eenheid van onze God tot uitdrukking te brengen. Zo groeten voorganger en gemeente elkaar aan het begin van de kerkdienst. En een bijbelse manier van groeten is elkaar Gods zegen toewensen. In het boek Ruth groet Boaz zijn maaiers met: De Here zij met u! En de maaiers antwoorden: De Here zegene u!
Je kunt ook zeggen dat God zijn in de kerkdienst bijeen gekomen kinderen groet via de mond van zijn dienaar. God en mens ontmoeten elkaar dan immers en bij het begin van een ontmoeting groet je elkaar.
Soms wordt ook Openb. 1:4 en 5, de groet aan het begin van het laatste bijbelboek, gebruikt, waarin ook de drie-eenheid te horen is: genade zij u en vrede van Hem, die is en die was en die komt, en van de zeven geesten, die voor zijn troon zijn, en van Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene der doden en de overste van de koningen der aarde.
In de vroege kerk was votum of groet gebruik, niet de combinatie van beide.
In een kerkdienst wordt gezongen. Met als voornaamste doel: God eren. Het gebeurde al in de tempel te Jeruzalem. Het boek vol liederen in het Oude Testament, het boek der Psalmen, eindigt met een geweldige lofprijzing: Halleluja. Loof de Here (Ps. 146 t/m 150). Ook uiten we zingend tegenover God onze gevoelens: ons berouw en schuldgevoel, ons verdriet, onze twijfels, onze wanhoop, maar ook onze blijdschap, ons verlangen om de Here te dienen in ons leven, ons volste vertrouwen in Hem. Ook dat komen we in de psalmen tegen. In de psalmen kijken we de gelovigen in het hart (Luther). Ook de gemeente van het Nieuwe Testament dankt God met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen (Kol. 3 :16). In het boek Openbaring komen liederen voor die toen in de samenkomsten van de gemeentes gezongen werden.
Het is de bedoeling, dat het lied uit ons hart komt, maar ook dat het kunstzinnige waarde heeft: mooie dichterlijke taal, een mooie melodie, goed gezongen. De Here heeft ons artistieke gaven gegeven om Hem er groot mee te maken.
Helaas heeft de ‘gezangenkwestie’ kerkelijke verdeeldheid gebracht. Het zingen van gezangen wordt door onze Nederlandse kerkvaders op zichzelf niet als verkeerd beschouwd. Op de synode van Dordrecht (1618-1619) werd vastgesteld, dat naast de 150 psalmen ook ‘enige gezangen’ gezongen zouden worden. Dat zijn er 12 (1 t/m 12 of A t/m L). Maar toen er uitgebreidere gezangenbundels verschenen, rezen er bezwaren tegen de inhoud.
Die kwam volgens de bezwaarden niet altijd overeen met Gods Woord en de Belijdenis van de Kerk. Bij elke nieuwe bundel is dit bezwaar geuit. Ook wie het met de bezwaren niet eens is zal het kerklied moeten toetsen aan de norm van Schrift en Belijdenis.
Naast de ‘gezangenkwestie’ is er ook verschil in psalmberijming. Elke berijming is mensenwerk: heeft prachtige verzen, maar is niet foutloos. Zowel een gezangenbundel als een psalmberijming ondergingen de invloed van de in haar tijd van ontstaan gangbare theologie. In de kerkdiensten gebruikelijke bundels: Psalmen oude berijming 1773, Psalmen nieuwe berijming 1967, Hervormde Gezangenbundel 1938, Liedboek voor de Kerken 1973.
Het ritmisch zingen van de psalmen is de oorspronkelijke wijze. De melodieën van de psalmen stammen uit de tijd van Calvijn.
We zijn ermee vertrouwd, dat de gemeentezang door het orgel wordt begeleid, maar dat is lang niet altijd zo geweest en is geen principiële zaak.
5. Lezing van de wet des Heren
Het begin van de dienst staat vooral in het teken van verootmoediging en vermaning. Daartoe dient de lezing van de wet des Heren. Zo ontdekken we dat we zondige mensen zijn die tekort schieten voor Gods aangezicht. Maar tegelijk horen we als begenadigde mensen de opdracht om te leven naar Gods wil.
Meestal luisteren we naar de tien geboden uit Ex. 20, aangevuld met de hoofdsom van Matth. 22:37-40. Maar het kan afgewisseld worden door andere gedeeltes uit het Oude Testament: Deut. 5, Lev. 19. Ook kan Mark. 12:28-34 gelezen worden of een apostolische vermaning uit het Nieuwe Testament: Rom. 13:8 en volgende, Gal. 5:13 en volgende.
Ook deze lezing van de wet stamt uit de Calvijnse liturgie van Straatsburg, hoewel Calvijn de tien geboden meestal door de gemeente liet zingen.
Voor het aangezicht van God belijden we ons geloof in Hem. Geloven met het hart en belijden met de mond horen bij elkaar (Rom. 10:9,10). We zien dat ook als een bijbelse opdracht om God te eren.
We belijden ons geloof als een symbolische uiting, dat we in ons leven van elke dag Gods naam hebben te belijden.
We belijden ons geloof ook plaatsvervangend voor de hele wereld, die dat zou moeten doen en in de hoop op de uiteindelijke verheerlijking van de Zoon, als alle tong zal belijden: Jezus Christus is Here (Fil.2:11).
Meestal wordt de apostolische geloofsbelijdenis gebruikt. Dat zijn de 12 artikelen van het christelijk geloof, ontstaan als belijdenis in de kerkdienst voorafgaande aan de doop.
Soms wordt de geloofsbelijdenis van Nicea gebruikt. Deze is wat uitgebreider en heeft wat meer dogmatische uitdrukkingen waarmee wordt beleden, dat naast de Vader ook Jezus Christus en de Heilige Geest waarachtig God zijn.
We belijden als gemeente. Daarom spreekt of zingt de gemeente de belijdenis. Doet de voorganger dat alleen, dan is hij op dat moment de mond van de gemeente.
7. Gebed om de verlichting door de Heilige Geest
Of ook wel: het gebed om de opening van het Woord. Voordat de bijbel geopend wordt, bidden wij dat God zelf door zijn Geest ons hart toegankelijk maakt voor zijn Woord. Want vanuit ons zelf heeft ons hart andere belangstelling. Dat belijden we ook tegenover de Here. In dit gebed is dus ook de schuldbelijdenis opgenomen.
Maar God heeft beloofd ons zijn Geest te schenken, als wij daar oprecht om bidden (Luk. 11:13).
Zo dragen we elkaar op aan God in de kerkdienst, opdat wij door zijn Woord getroost, bemoedigd, en gewaarschuwd mogen worden.
We bidden ook voor de voorganger, dat zijn woord echt Gods Woord in het midden van de gemeente mogen zijn. Dat spreek niet vanzelf, maar mag door de Heilige Geest zo worden.
Hiermee begint de eigenlijke dienst van het Woord. Schriftlezing met Schriftuitleg.
Met de Schriftlezing zitten we aan de bron waaruit ons geloven voortkomt. Het is de kern en het hart van de eredienst. Elk onderdeel van de eredienst is een plechtigheid, maar dit helemaal.
Er zijn drie liturgische varianten: a. Lezing van het gedeelte waaruit de tekst van de preek is. b. Twee lezingen, een uit het Oude Testament en een uit het Nieuwe Testament. c. Drie lezingen: Lezing van wet en profeten, apostellezing, evangelielezing (soort climax).
Soms worden de lezingen afgesloten met: zalig wie het Woord van God horen en bewaren (Luk. 11:28).
De hoofdbedoeling van de prediking is, dat de Schrift wordt uitgelegd en de betekenis van de woorden voor het geloof en het leven van de gemeente in het heden wordt aangegeven. Het is een concretisering van Gods boodschap in de huidige situatie.
Schriftlezing en prediking staan heel nauw met elkaar in verband. Zie het optreden van Jezus in de synagoge van Nazareth (Luk. 4:21). Zie ook Hand.13:15.
De Reformatie heeft de prediking herontdekt en weer centraal gesteld. God komt tot ons door middel van zijn Woord. God is een sprekende God: ‘en God zeide’, ‘aldus luidt het Woord des Heren’. Hij spreekt vooral door de stem van levende mensen tot hun levende tijdgenoten: de profeten, Jezus zelf, de apostelen. Zo spreken nu de dienaren van zijn Woord in de ‘levende’ verkondiging.
Dit is een antwoord van dank op de gave van God. In zijn Woord schenkt God de gave van het heil in Christus: vergeving van zonden, verlossing uit ellende, vernieuwing van het bestaan, eeuwig leven. Daar mag wel dankbaarheid op volgen. We geven onze gaven van dank. Bij dat geven hebben we te beseffen, dat we ‘alleen maar’ geven wat we zelf van God ontvingen. En we hebben ook te beseffen, dat onze gaven bij de collecte ‘alleen maar’ een symbolische gave is als teken dat ons hele leven aan de Here gewijd heeft te zijn.
We danken met elkaar als tweede vorm van dankzegging voor Gods reddende Woord. Wat is er veel reden om God te danken. In Christus is ons alles geschonken.
De voorbeden richten zich op de persoonlijke noden van de gemeenteleden, op het werk van de kerk, op de noden van de wereld. We denken daarbij ook aan de leiders van de volken, de overheden van ons eigen land, ons vorstenhuis.
We doen de voorbede voor de gemeenteleden in zorg en de families in rouw. Binnen de gemeenschap van het geloof delen we vreugde en verdriet.
Er loopt ook nog een lijn van de collecte naar de voorbede. We vragen de Here of Hij het werk, waar onze gaven voor bestemd zijn, wil zegenen.
Het is mogelijk dit gebed af te sluiten met stil persoonlijk gebed en het ‘Onze Vader’.
De gemeente mag worden heengezonden met de woorden: Gaat dan heen in vrede en ontvang de zegen van de Here. De gemeente mag verder leven in de vrede van God die alle verstand te boven gaat. En dat na de eredienst in de kerk in de dienst aan God in het leven van elke dag. Daarbij ondervinden we strijd en aanvechting, moeite en zorgen in een wereld vol ongeloof, maar we zijn omringd door Gods vrede.
Deze vrede van de Here mag echt ontvangen worden. Niet als een automatisme, maar wel in de vastheid van Gods beloften. Wie in geloof die zegen verwacht, zal haar zeker ontvangen.
De zegen wordt door de voorganger met uitgebreide armen uitgesproken, als een soort handoplegging op afstand. Het is een symbool van het neerdalen van de zegen van God op de gemeente.
De tekst kan zijn:
De genade van de Here Jezus Christus en de 1iefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen (2 Kor. 13:13). Of: De Here zegene en behoede u. De Here doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig. De Here verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede (De zogenaamde Aäronitische zegen: Num.6:24-26).
Dit liturgische woord wordt in de kerkdiensten vaak gehoord. Soms wordt het door de voorganger uitgesproken, soms wordt het door de gemeente uitgesproken of gezongen. De dienst wordt er ook mee afgesloten. Het is afgeleid van het Hebreeuwse woord voor: vastheid, zekerheid, betrouwbaarheid. Vandaar dat het wordt vertaald met: het zal waar en zeker zijn. Het functioneert als een uiting van vertrouwen in Gods beloften. En als een instemming met wat van Godswege is gesproken.
Moge de Here door zijn Heilige Geest zijn zegen schenken aan deze themadiensten, zodat ze tot opbouw van ons geloof en ons gemeente-zijn mogen leiden.
Ds. A. Tromp
We nemen ons voor in de avonddiensten van de Stadswijk een serie themadiensten te houden over vaste onderdelen van de zondagse kerkdienst. Wat horen wij en wat doen wij in zo’n dienst? Wat betekent dat? Wat bedoelen wij ermee? Wat bedoelt Gód ermee? Vaak horen we bekende klanken, maar zijn we ons niet van hun betekenis en bedoeling bewust. We willen ons dat meer bewust maken in een reeks preken. Die reeks is niet volledig. Want elke kerk of kerkelijke richting heeft haar eigen liturgie. We kunnen deze serie uitbreiden met: schuldbelijdenis en genadeverkonding, drempelgebed, enz. Maar we beperken ons tot het volgende:
Heel veel is gediend met een goede voorbereiding. Daar is zeker ook de eredienst in de kerk mee gediend.
Ook Israël moest zich heiligen als voorbereiding op het nederdalen van God op de Sinaï.
We kunnen aan de volgende dingen denken:
a de predikant bereidt zich voor door het maken van de preek en het opstellen van de liturgie
b de gemeente bereidt zich voor door de voorbede voor de predikant en de eredienst
c in het gezin is er goede voorbereiding door een harmonieus gezinsleven en door de wijze waarop de zaterdagavond en zondagmorgen wordt doorgebracht
d in de consistoriekamer bereidt de kerkenraad zich voor, met name door het gebed van de ouderling van dienst
e soms wordt ook als voorbereiding een intochtslied gezongen
f de ouderling van dienst geeft de predikant een hand
g in stil gebed worden de harten op God gericht
Dit is de plechtige start van de kerkdienst. Het woord ‘votum’ betekent in het latijn: gelofte, eed. Zo’n eed is een plechtige verklaring. Daarom werd de betekenis van het woord ook uitgebreid tot: plechtige verklaring. Ook wel verklaring van voor of tegen iets zijn. Een votum van vertrouwen is een verklaring dat je je vertrouwen in iemand stelt.
Aan het begin van de kerkdienst is het zowel een gebed om Gods hulp als een plechtige verklaring, dat de gemeente in de naam van de Here bijeen is. Zijn aanwezigheid wordt verwacht en daarop wordt vertrouwd in het midden van de gemeente.
De gebruikelijke woorden zijn: Onze hulp is in de naam van de Here, die hemel en aarde gemaakt heeft (Ps. 124:8), die trouw houdt tot in eeuwigheid (Ps.146:6) en niet laat varen de werken van zijn handen (Ps. 138:8). Dit wordt ook wel het adjutorium genoemd, wat betekent: het aanroepen van Gods hulp. Calvijn beperkte zich in zijn Straatsburgse liturgie tot Ps. 124 : 8.
Ook kan de trinitarische formule worden gebruikt: In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest (Matth.28:19). Trinitarisch betekent: de drie-eenheid betreffende.
Deze luidt meestal: Genade zij u en vrede van God onze Vader en van de Here Jezus Christus (in de gemeenschap van de Heilige Geest). Amen. Het zijn de woorden waarmee Paulus aan het begin van zijn brieven aan gemeentes de gelovigen groet: Rom. 1:7, 1 Kor. 1:3, 2 Kor. 1 : 2 enz. De aanvulling tussen haakjes vinden we niet bij Paulus, maar is er aan toegevoegd om de drie-eenheid van onze God tot uitdrukking te brengen. Zo groeten voorganger en gemeente elkaar aan het begin van de kerkdienst. En een bijbelse manier van groeten is elkaar Gods zegen toewensen. In het boek Ruth groet Boaz zijn maaiers met: De Here zij met u! En de maaiers antwoorden: De Here zegene u!
Je kunt ook zeggen dat God zijn in de kerkdienst bijeen gekomen kinderen groet via de mond van zijn dienaar. God en mens ontmoeten elkaar dan immers en bij het begin van een ontmoeting groet je elkaar.
Soms wordt ook Openb. 1:4 en 5, de groet aan het begin van het laatste bijbelboek, gebruikt, waarin ook de drie-eenheid te horen is: genade zij u en vrede van Hem, die is en die was en die komt, en van de zeven geesten, die voor zijn troon zijn, en van Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene der doden en de overste van de koningen der aarde.
In de vroege kerk was votum of groet gebruik, niet de combinatie van beide.
In een kerkdienst wordt gezongen. Met als voornaamste doel: God eren. Het gebeurde al in de tempel te Jeruzalem. Het boek vol liederen in het Oude Testament, het boek der Psalmen, eindigt met een geweldige lofprijzing: Halleluja. Loof de Here (Ps. 146 t/m 150). Ook uiten we zingend tegenover God onze gevoelens: ons berouw en schuldgevoel, ons verdriet, onze twijfels, onze wanhoop, maar ook onze blijdschap, ons verlangen om de Here te dienen in ons leven, ons volste vertrouwen in Hem. Ook dat komen we in de psalmen tegen. In de psalmen kijken we de gelovigen in het hart (Luther). Ook de gemeente van het Nieuwe Testament dankt God met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen (Kol. 3 :16). In het boek Openbaring komen liederen voor die toen in de samenkomsten van de gemeentes gezongen werden.
Het is de bedoeling, dat het lied uit ons hart komt, maar ook dat het kunstzinnige waarde heeft: mooie dichterlijke taal, een mooie melodie, goed gezongen. De Here heeft ons artistieke gaven gegeven om Hem er groot mee te maken.
Helaas heeft de ‘gezangenkwestie’ kerkelijke verdeeldheid gebracht. Het zingen van gezangen wordt door onze Nederlandse kerkvaders op zichzelf niet als verkeerd beschouwd. Op de synode van Dordrecht (1618-1619) werd vastgesteld, dat naast de 150 psalmen ook ‘enige gezangen’ gezongen zouden worden. Dat zijn er 12 (1 t/m 12 of A t/m L). Maar toen er uitgebreidere gezangenbundels verschenen, rezen er bezwaren tegen de inhoud.
Die kwam volgens de bezwaarden niet altijd overeen met Gods Woord en de Belijdenis van de Kerk. Bij elke nieuwe bundel is dit bezwaar geuit. Ook wie het met de bezwaren niet eens is zal het kerklied moeten toetsen aan de norm van Schrift en Belijdenis.
Naast de ‘gezangenkwestie’ is er ook verschil in psalmberijming. Elke berijming is mensenwerk: heeft prachtige verzen, maar is niet foutloos. Zowel een gezangenbundel als een psalmberijming ondergingen de invloed van de in haar tijd van ontstaan gangbare theologie. In de kerkdiensten gebruikelijke bundels: Psalmen oude berijming 1773, Psalmen nieuwe berijming 1967, Hervormde Gezangenbundel 1938, Liedboek voor de Kerken 1973.
Het ritmisch zingen van de psalmen is de oorspronkelijke wijze. De melodieën van de psalmen stammen uit de tijd van Calvijn.
We zijn ermee vertrouwd, dat de gemeentezang door het orgel wordt begeleid, maar dat is lang niet altijd zo geweest en is geen principiële zaak.
5. Lezing van de wet des Heren
Het begin van de dienst staat vooral in het teken van verootmoediging en vermaning. Daartoe dient de lezing van de wet des Heren. Zo ontdekken we dat we zondige mensen zijn die tekort schieten voor Gods aangezicht. Maar tegelijk horen we als begenadigde mensen de opdracht om te leven naar Gods wil.
Meestal luisteren we naar de tien geboden uit Ex. 20, aangevuld met de hoofdsom van Matth. 22:37-40. Maar het kan afgewisseld worden door andere gedeeltes uit het Oude Testament: Deut. 5, Lev. 19. Ook kan Mark. 12:28-34 gelezen worden of een apostolische vermaning uit het Nieuwe Testament: Rom. 13:8 en volgende, Gal. 5:13 en volgende.
Ook deze lezing van de wet stamt uit de Calvijnse liturgie van Straatsburg, hoewel Calvijn de tien geboden meestal door de gemeente liet zingen.
Voor het aangezicht van God belijden we ons geloof in Hem. Geloven met het hart en belijden met de mond horen bij elkaar (Rom. 10:9,10). We zien dat ook als een bijbelse opdracht om God te eren.
We belijden ons geloof als een symbolische uiting, dat we in ons leven van elke dag Gods naam hebben te belijden.
We belijden ons geloof ook plaatsvervangend voor de hele wereld, die dat zou moeten doen en in de hoop op de uiteindelijke verheerlijking van de Zoon, als alle tong zal belijden: Jezus Christus is Here (Fil.2:11).
Meestal wordt de apostolische geloofsbelijdenis gebruikt. Dat zijn de 12 artikelen van het christelijk geloof, ontstaan als belijdenis in de kerkdienst voorafgaande aan de doop.
Soms wordt de geloofsbelijdenis van Nicea gebruikt. Deze is wat uitgebreider en heeft wat meer dogmatische uitdrukkingen waarmee wordt beleden, dat naast de Vader ook Jezus Christus en de Heilige Geest waarachtig God zijn.
We belijden als gemeente. Daarom spreekt of zingt de gemeente de belijdenis. Doet de voorganger dat alleen, dan is hij op dat moment de mond van de gemeente.
7. Gebed om de verlichting door de Heilige Geest
Of ook wel: het gebed om de opening van het Woord. Voordat de bijbel geopend wordt, bidden wij dat God zelf door zijn Geest ons hart toegankelijk maakt voor zijn Woord. Want vanuit ons zelf heeft ons hart andere belangstelling. Dat belijden we ook tegenover de Here. In dit gebed is dus ook de schuldbelijdenis opgenomen.
Maar God heeft beloofd ons zijn Geest te schenken, als wij daar oprecht om bidden (Luk. 11:13).
Zo dragen we elkaar op aan God in de kerkdienst, opdat wij door zijn Woord getroost, bemoedigd, en gewaarschuwd mogen worden.
We bidden ook voor de voorganger, dat zijn woord echt Gods Woord in het midden van de gemeente mogen zijn. Dat spreek niet vanzelf, maar mag door de Heilige Geest zo worden.
Hiermee begint de eigenlijke dienst van het Woord. Schriftlezing met Schriftuitleg.
Met de Schriftlezing zitten we aan de bron waaruit ons geloven voortkomt. Het is de kern en het hart van de eredienst. Elk onderdeel van de eredienst is een plechtigheid, maar dit helemaal.
Er zijn drie liturgische varianten: a. Lezing van het gedeelte waaruit de tekst van de preek is. b. Twee lezingen, een uit het Oude Testament en een uit het Nieuwe Testament. c. Drie lezingen: Lezing van wet en profeten, apostellezing, evangelielezing (soort climax).
Soms worden de lezingen afgesloten met: zalig wie het Woord van God horen en bewaren (Luk. 11:28).
De hoofdbedoeling van de prediking is, dat de Schrift wordt uitgelegd en de betekenis van de woorden voor het geloof en het leven van de gemeente in het heden wordt aangegeven. Het is een concretisering van Gods boodschap in de huidige situatie.
Schriftlezing en prediking staan heel nauw met elkaar in verband. Zie het optreden van Jezus in de synagoge van Nazareth (Luk. 4:21). Zie ook Hand.13:15.
De Reformatie heeft de prediking herontdekt en weer centraal gesteld. God komt tot ons door middel van zijn Woord. God is een sprekende God: ‘en God zeide’, ‘aldus luidt het Woord des Heren’. Hij spreekt vooral door de stem van levende mensen tot hun levende tijdgenoten: de profeten, Jezus zelf, de apostelen. Zo spreken nu de dienaren van zijn Woord in de ‘levende’ verkondiging.
Dit is een antwoord van dank op de gave van God. In zijn Woord schenkt God de gave van het heil in Christus: vergeving van zonden, verlossing uit ellende, vernieuwing van het bestaan, eeuwig leven. Daar mag wel dankbaarheid op volgen. We geven onze gaven van dank. Bij dat geven hebben we te beseffen, dat we ‘alleen maar’ geven wat we zelf van God ontvingen. En we hebben ook te beseffen, dat onze gaven bij de collecte ‘alleen maar’ een symbolische gave is als teken dat ons hele leven aan de Here gewijd heeft te zijn.
We danken met elkaar als tweede vorm van dankzegging voor Gods reddende Woord. Wat is er veel reden om God te danken. In Christus is ons alles geschonken.
De voorbeden richten zich op de persoonlijke noden van de gemeenteleden, op het werk van de kerk, op de noden van de wereld. We denken daarbij ook aan de leiders van de volken, de overheden van ons eigen land, ons vorstenhuis.
We doen de voorbede voor de gemeenteleden in zorg en de families in rouw. Binnen de gemeenschap van het geloof delen we vreugde en verdriet.
Er loopt ook nog een lijn van de collecte naar de voorbede. We vragen de Here of Hij het werk, waar onze gaven voor bestemd zijn, wil zegenen.
Het is mogelijk dit gebed af te sluiten met stil persoonlijk gebed en het ‘Onze Vader’.
De gemeente mag worden heengezonden met de woorden: Gaat dan heen in vrede en ontvang de zegen van de Here. De gemeente mag verder leven in de vrede van God die alle verstand te boven gaat. En dat na de eredienst in de kerk in de dienst aan God in het leven van elke dag. Daarbij ondervinden we strijd en aanvechting, moeite en zorgen in een wereld vol ongeloof, maar we zijn omringd door Gods vrede.
Deze vrede van de Here mag echt ontvangen worden. Niet als een automatisme, maar wel in de vastheid van Gods beloften. Wie in geloof die zegen verwacht, zal haar zeker ontvangen.
De zegen wordt door de voorganger met uitgebreide armen uitgesproken, als een soort handoplegging op afstand. Het is een symbool van het neerdalen van de zegen van God op de gemeente.
De tekst kan zijn:
De genade van de Here Jezus Christus en de 1iefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen (2 Kor. 13:13). Of: De Here zegene en behoede u. De Here doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig. De Here verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede (De zogenaamde Aäronitische zegen: Num.6:24-26).
Dit liturgische woord wordt in de kerkdiensten vaak gehoord. Soms wordt het door de voorganger uitgesproken, soms wordt het door de gemeente uitgesproken of gezongen. De dienst wordt er ook mee afgesloten. Het is afgeleid van het Hebreeuwse woord voor: vastheid, zekerheid, betrouwbaarheid. Vandaar dat het wordt vertaald met: het zal waar en zeker zijn. Het functioneert als een uiting van vertrouwen in Gods beloften. En als een instemming met wat van Godswege is gesproken.
Moge de Here door zijn Heilige Geest zijn zegen schenken aan deze themadiensten, zodat ze tot opbouw van ons geloof en ons gemeente-zijn mogen leiden.
Ds. A. Tromp
Rapporteer
My comments