De website van Arie Tromp

themapreken over de liturgie

Preek

Handelingen 8 : 26 - 40

Het laatst gehouden op 1 augustus 2004 te Hattem

Gemeente des Heren,

Wat is een preek? Volgens mijn woordenboek is dat letterlijk een leerrede van een predikant, met als figuurlijke betekenis: een vermaning op gewichtige toon. Wat is preken? Dat is volgens mijn woordenboek letterlijk een preek houden, en figuurlijk: op gewichtige toon breedvoerig spreken of vermanen. Bij een preek wordt dus al gauw gedacht aan gewichtigheid. Waar we tegenwoordig niks van moeten hebben. Doe nou maar gewoon! Bij een preek wordt ook al gauw gedacht aan breedvoerigheid. Ook dat is niks voor deze tijd. Waarom moet het zo lang duren? Kan het niet korter worden gezegd? En in herhalingen vallen is helemaal uit den boze. Volgens deskundigen op het terrein van de communicatie kan de moderne mens hoogstens tien minuten geconcentreerd naar een ander luisteren, en dan moet het ook nog boeiend zijn. Bij een preek wordt verder al gauw aan het vermanend wijsvingertje gedacht. Ook daar moet je tegenwoordig niet mee aankomen. Wat wou een ander mij nu vertellen hoe ik leven moet en wat ik verkeerd doe? Dat maak ik zelf wel uit. Want de moderne mens is mondig.

Een preek wordt van een verhoging gehouden, een kansel of preekstoel. Ook dat is niets van deze tijd. We zijn toch allemaal gelijk? De een is toch niks meer dan een ander?

Een preek is een monoloog, een alleenspraak. Eén spreekt en de rest hoort het zwijgend aan. Ook ouderwets. Tegenwoordig is de dialoog in, het gesprek op gelijk niveau, de discussie. Dat is veel boeiender. Daar leer je meer van.

Een preek gebruikt het communicatiemiddel van het woord. Maar we leven nu niet meer in een woordcultuur. We leven in een beeldcultuur. We zijn visueel ingesteld. Het is de tijd van de film, de video, de televisie, het beeldscherm van de computer. Een film over Jezus, zoals 'the Passion of the Christ’, geeft de Heiland meer publieke aandacht dan ik weet niet hoeveel preken.

Vroeger was de preek een van de weinige middelen waardoor de mensen informatie tot zich konden nemen, maar nu worden we dagelijks met informatie overvoerd: de krant, de reclame, het nieuws op radio en tv., de vakliteratuur, de websites. Dan ga je niet meer leergierig en nieuwsgierig naar de kerk.

Vraag je mensen waarom ze niet meer naar de kerk gaan, dan heeft de preek het meestal gedaan. Die was niet te begrijpen, niet betrokken op het leven van elke dag, te lang, te droog, te saai.

In domineesland is de preek een actueel onderwerp. Er wordt veel over geschreven in theologische tijdschriften. Er worden overal trainingen gehouden om de preekvaardigheid van de dominees te verbeteren, vaak met een bekende televisiepresentator als cursusleider. Die moet ze de kneepjes van het vak leren. U begrijpt, dat het dan veel meer om de vorm, de houding, de uitstraling, de presentatie gaat dan om de inhoud. Wat je hebt te brengen lijkt minder belangrijk dan of je het zo weet te brengen dat het overkomt bij de mensen.

Nee, de preek is niet populair in deze tijd. Toch hoort die er helemaal bij in de eredienst van de christelijke gemeente. En ze heeft ook al heel oude papieren.

Eigenlijk zou je zelfs alles wat de profeten van het oude testament tegen het volk Israël zeggen, hun ernstige waarschuwingen voor onheil als men door blijft zondigen en hun bemoedigende beloften van heil als men in de nood zit, al preken kunnen noemen.

En wat doet Jezus zelf in de synagoge van Nazareth? Hij leest een stukje voor uit het boek van de profeet Jesaja en legt dat uit, past het toe op zijn tijd en op zichzelf. Wat is dat anders dan preken? Zo’n uitleg na lezing van een gedeelte uit de bijbel was trouwens vaste prik in de diensten van de synagoge. Schriftlezing met preek zijn al van joodse oorsprong.

Wat doet Petrus op het Pinksterfeest als de Heilige Geest wordt uitgestort en de jonge christelijke kerk wordt geboren? Hij spreekt de mensen toe, haalt woorden van de profeet Joël aan, legt die uit en past die toe op die gebeurtenis. Dus hij preekt!

Wat doet Paulus als stichter van gemeentes overal? Hetzelfde. In en buiten de synagoge. In Antiochië aangekomen gaat hij op de sabbat met zijn gevolg naar de synagoge. De gasten blijven natuurlijk niet onopgemerkt. Na de voorlezing van de wet en de profeten laten de oversten van de synagoge hun dan ook vragen: Mannen broeders, indien gij een woord van opwekking voor het volk hebt, spreekt het dan. Dat laat Paulus niet na. En het bevalt zo, dat hij het de volgende sabbatten weer mag doen, tot hij zoveel gehoor krijgt in de hele stad, dat de joden jaloers worden. En dan richt hij zich tot de niet-joden. Preken kan dus kerken ook voller krijgen in plaats van leger.

In de tijd van de oude christelijke kerk zijn er veel grote predikers. Johannes Chrysostomus is er een van. Letterlijk Johannes guldenmond. Hij heeft een gouden mond vanwege zijn redenaarstalent. Ook Augustinus kan er wat van. Later, in de tijd van de Middeleeuwen en het verval van de christelijke kerk, is het offer van de mis belangrijker dan de preek. Al staan er nu en dan toch boetepredikers en volkspredikers op, die op de straten en markten het volk in hun eigen taal toespreken en weten te boeien. Zoals Johannes Brugman. Vandaar het gezegde: hij kan praten als Brugman.

Bij de hervorming van Luther en Calvijn wordt de preek weer in ere hersteld. De kansel staat centraal in de kerk in plaats van het altaar. Men leerde zelfs: de prediking gaat niet alleen over het heil van God, maar brengt zelf het heil van God naar de mensen toe, in hun harten. Het is Gods middel om ons te redden. God komt niet op een magische manier naar ons toe in een stukje brood dat tot het lichaam van Christus is omgetoverd, maar op een geestelijke manier, in een woord, een boodschap, een appèl op ons hart. God spreekt ons toe, spreekt ons aan, wekt ons op tot geloven in en gehoorzamen aan wat Hij zegt en maakt ons zo zalig.

En dat doet Hij door middel van mensen. Mensjes uit het stof verrezen, zegt Calvijn. Díe roept Hij en zendt Hij als brengers van zijn Woord.

En zo komen we bij de geschiedenis aan de hand waarvan ik het een en ander wil zeggen over wat volgens mij een preek hoort te zijn. Die van de kamerling uit Morenland. De minister van financiën van de koningin der Ethiopiërs. Want is u al eens opgevallen, wat voor een vreemde omweg de Here gebruikt om deze man te redden? Er is direct sprake van een engel van de Here. Nou, dan kan die engel toch wel gelijk naar de kamerling gaan en hem van God vertellen? Dan heeft die man ook iets bijzonders meegemaakt, wat hem de zekerheid geeft dat God echt bestaat. Maar nee, die engel gaat naar Filippus. En Filippus moet weer op het heetst van de dag naar een eenzame weg gestuurd worden om daar de wagen van de kamerling te zien. En Gods Geest moet Filippus opwekken om naar die wagen toe te gaan. En de kamerling moet uit een Bijbelboek lezen en door Filippus aangesproken worden en van Filippus uitleg krijgen. Zo wil God het blijkbaar en niet anders. Hij wil zalig maken door de verkondiging van zijn evangelie als uitleg van zijn geschreven woord door een door hem geroepen en gezonden mens.

En zo is het nog. Nog roept hij mensen en zendt hij ze uit. Zoals God in het oude verbond profeten roept en uitzendt. Zoals Jezus zijn discipelen roept en later als apostelen uitzendt. Zoals Paulus op de weg naar Damascus wordt geroepen en uitgezonden. Zo geeft de Here nog aan mensen, vaak aan jonge mensen, de roeping om predikant te worden en gaan ze daarom theologie studeren. Het is geen vak waarvoor je zelf kiest, maar een waarbij God jou ervoor kiest. De Here doet het bij ieder op zijn eigen manier. Maar Hij doet het. Ik weet het nog goed. Toen ik achttien was. Een enkele maand vóór het eindexamen gymnasium. Die nacht zonder slaap, toen Hij, na het nodige voorwerk door zijn Heilige Geest, die roeping bij mij tot iets onontkoombaars maakte, al zag ik er verschrikkelijk tegenop en had ik zelf een andere studie in gedachten. ’s Morgens vertelde ik het mij ouders: ik heb het gevoel dat ik dominee moet worden. Diezelfde dag zei ik het met een rood hoofd tegen de rector van het gymnasium, die van mij al veel eerder had willen horen of hij mij aan een universiteit moest opgeven of niet: het wordt theologie.

Ook zendt God mensen. Bij elk beroep van een gemeente dat ik heb aangenomen wist ik met een vreemde diepe innerlijke zekerheid: God stuurt me daarheen. Soms maakte zo’n gemeente ook een aantrekkelijke indruk: ik mocht. Soms waren er menselijk gezien veel meer negatieve dan positieve factoren. Eigenlijk voelde ik er niets voor. En toch: ik moest. Het was ook de ervaring van Paulus. Hij wist zich geroepen: Hoe zal men prediken zonder gezonden te zijn? Hij wist zich ook gestuurd. Bijvoorbeeld naar ons werelddeel Europa, via een droom van een Macedonische man, die riep: Steek over en help ons.

Laten we als gemeente maar veel bidden of God mensen wil roepen tot de heerlijke dienst van het Woord. En laten we het gepredikte woord aannemen, niet als een woord van mensen, maar, wat het inderdaad is, als een woord van God, omdat Hij mensen zendt.

We komen ook niet naar de kerk om naar een dominee te luisteren maar om te horen wat God ons te zeggen heeft.

En zo wordt Filippus ook gestuurd, op het heetst van de dag, als niemand zich buitenshuis waagt, naar een eenzame en gevaarlijke weg tussen Jeruzalem en Gaza. Onbegrijpelijk. Maar de Here heeft er een bedoeling meer. Dus hij staat op en hij gaat. En daar ontmoet hij de kamerling. Die is een stukje uit de Bijbel aan het lezen. Hardop, naar de gewoonte van die tijd. Schriftlezing en prediking zijn nauw met elkaar verbonden. Ook in de liturgie van de kerkdienst. Vaak zingen we er een lied tussen. In sommige gemeentes wordt dan ook de collecte gehouden. Maar eigenlijk moet er niets tussen zitten. Moet de prediking direct op de Schriftlezing aansluiten. En dat is meer dan een liturgische vorm alleen. Een preek moet ook inhoudelijk van een stukje uit de bijbel uitgaan. Zoals we ook verderop in ons verhaal lezen: en uitgaande van dat Schriftwoord predikte hij hem Jezus. Een preek mag best ingaan op de actualiteit, de krant, het nieuws. Dat moet zelfs. Een preek mag geen abstract en theoretisch verhaal blijven dat niet landt in het leven van elke dag. We komen daar nog op. Maar een preek moet als basis, leidraad, bron, uitgangspunt een stukje uit de Bijbel hebben. Uitgaande van dat Schriftwoord.

Soms is de preek een brede uiteenzetting van de christelijke leer, van de schepping tot de wederkomst. En dat iedere week weer, met steeds een andere tekst als kapstok waar het aan wordt opgehangen. Soms is de preek een poging van de dominee om zijn politieke opvattingen aan de gemeente op te dringen. Soms is de preek een leuke causerie met grapjes en anekdotes. Soms is een preek een manier om de gemeenteleden in hun zekerheden of onzekerheden te bevestigen. Troost, troost mijn volk, zei God tegen Jesaja. Maar verder: spreek naar het hart van Jeruzalem, niet: praat Jeruzalem naar de mond. Soms is de preek stiekem een manier om de ijdelheid van de dominee op te vijzelen. Dan is het niet: spreek, Here, want uw knecht hoort, zoals Samuël zei, maar net andersom: hoor, Here, want uw knecht spreekt. Maar echte preken zijn dat niet. Die gaan uit van een Schriftwoord. Leggen dat gedeelte uit en maken het actueel voor ons in deze tijd. Bij het maken van een preek moet een predikant zich daarom innerlijk leeg en stil maken, en zich helemaal openstellen voor wat vanuit de tekst op hem afkomt. Zo ruimte geven, niet aan zijn eigen geest, maar aan de Heilige Geest. Want hij moet in de preek de tekst laten spreken. En naar een preek luisteren is luisteren met de gedachte: hoe komt dit gedeelte uit Gods Woord dichter bij mij via de preek?

En dan vraagt Filippus aan de kamerling: verstaat gij wat gij leest? In het Grieks is het een prachtige, helaas niet te vertalen, woordspeling. Een echte binnenkomer, waardoor de kamerling zich direct aangesproken weet. Het gaat bij een preek natuurlijk om de inhoud, niet om de vorm. Maar juist omdat de inhoud zo rijk en reddend is, mogen we ook de vorm niet verwaarlozen. Dan mag de preek best een pakkende inleiding hebben, mooi van taal zijn, boeiend gemaakt zijn met voorbeelden en verhalen, als het de inhoud maar dient. Want die is zo’n zorgvuldigheid en toewijding helemaal waard.

En dan zegt de kamerling: Hoe zou ik dit kunnen als niet iemand mij de weg wijst. De kamerling las vast een Griekse vertaling van het boek Jesaja. Zodat het niet helemaal onbegrijpelijke klanken waren, die hij hardop zei. Maar Ethiopië was Israël niet. Er was een groot verschil in taalgebruik, cultuur, leefgewoonten, manier van denken. Zodat hij veel niet begreep. Wij lezen de Bijbel ook in een Nederlandse vertaling. Maar ook Nederland is het Israël van twee duizend jaar geleden niet. Ook daar zit een groot verschil tussen, zodat we vaak niet begrijpen wat we in de bijbel lezen. Wel, het is het vak van de dominee, waar hij voor geleerd heeft, om in de preek achtergrondinformatie te geven, dingen uit te leggen, zodat we de tekst wel beter gaan begrijpen. Zo wijst de dominee ons de weg naar de tekst. Preken is een gedeelte uit de bijbel uitleggen, verklaren, begrijpelijk maken.

Maar het is meer. De kamerling gebruikt met woorden die een dubbele bodem hebben. Ik moet iemand hebben die me als gids de weg wijst, zegt hij. Hij wil ook een goede gids hebben voor zijn levensweg. Hij is niet tevreden met de weg die hij tot nu toe had bewandeld. Hij zoekt een gids, die hem de weg naar het ware leven aanwijst. De weg die vrede, geluk, troost geeft. De weg die niet in de dood doodloopt maar tot het eeuwige leven leidt.

Luisteren wij ook zo naar een preek? Hopend op richtingwijzers naar de ware weg door het leven heen? Here, houd me af van dwaalwegen en leid me op de goede, de eeuwige weg door wat ik in de preken hoor. Zijn we zo verlangend naar onze zaligheid? Zeggen we na een preek: wat heeft de dominee het weer mooi gezegd, of juist niet zo mooi. Of vragen we ons dan af: met welke woorden was de dominee zo’n gids voor mij, die mij de ware weg wees?

Dan gaan we ook graag naar de kerk. Dan luisteren we met andere oren. Heel aandachtig. Geconcentreerd. Met hoofd en hart er helemaal bij. Dan vallen we niet zo gauw in slaap en zijn onze gedachten niet zo gauw afgeleid. Net zoals de kamerling Filippus vraagt: kom naast me zitten om Gods Woord uit te leggen en op mijn hart toe te passen, zo komen wij hier dan graag onder het gehoor zitten.

En dan stelt de kamerling zijn vragen. Van wie zegt de profeet dit? Van zichzelf of iemand anders? En daar geeft Filippus zijn antwoord op. Wat is nogal eens de kritiek op preken? Dat daarin antwoord wordt gegeven op vragen, die wij in het leven van elke dag niet stellen. En dat er geen antwoord wordt gegeven op de vragen, die wij wel stellen in deze tijd. Die kritiek is dan terecht. Misschien hebt u al gedacht: een preek is toch per definitie niet voor één persoon bestemd, maar voor meer mensen? Je kunt daarom wat Filippus aan de kamerling vertelt toch geen preek noemen? Och, het aantal is maar betrekkelijk. Mijn vrouw en ik bezochten in onze vakantie een protestantse dienst in Oostenrijk. Die werd in de plaats waar onze caravan stond om de twee weken in de kapel van het ziekenhuis gehouden. Waaruit de gemeente bestond? Drie oude vrouwtjes en wij als gasten. En in een catechisatieboekje staat een cartoon. Een grote kerk met heel veel banken. Maar ergens zit maar één eenzaam mensje. En de dominee op de kansel zegt: beminde gelovige. Maar waar twee of drie in zijn naam vergaderd zijn is de Here in hun midden. Ik hoorde eens het vóogende advies aan dominees. Als je in de studeerkamer je preek maakt, haal dan een concreet gemeentelid voor de geest, die je redelijk goed kent met zijn vreugde en zijn zorgen, en doe of je gaat preken tegen die ene persoon. Om die ene persoon goed te kennen moet je natuurlijk niet lui zijn geweest in je pastorale bezoekjes. Maar afgezien daarvan is het een goede raad. Preken is ingaan op de vragen die het concrete gemeentelid stelt.

Maar dan moeten we als gemeenteleden ook vragen te stellen hebben. Dan moeten we niet zo oppervlakkig leven dat we geen diepe levensvragen toelaten in ons hart. Dan moeten we onze stille tijden zoeken, waaruit onze serieuze levensvragen opkomen. Zoals de kamerling op dat stille uur op die eenzame weg zijn stille tijd had. En daar allerlei vragen over dat stukje uit de bijbel, dat hij las, maar vooral over zichzelf en zijn diepste wezen bij hem opkwamen. Doet u dat? Komt u met serieuze vragen naar de kerk? Vragen die door de week in de stille momenten zijn opgekomen?

En dan opent Filippus zijn mond. Want God wil tot ons komen door middel van de viva vox, de levende stem, de mond van zijn hier en nu levende dienaar, die met zijn tijd meegaat. Een paar weken vóór mijn intreedienst hier in Hattem had ik de intreepreek al gemaakt. Want, dacht ik, dan hoef ik daar bij de drukte van de verhuizing niet meer aan te denken. Mis. Toen we de verhuisdozen aan het uitpakken waren, kwamen de aanslagen van 11 september 2001 op het nieuws. De vliegtuigen, die zich in de Twin Towers boorden en in het Pentagon. En ik moest de preek op de zaterdag vóór de zondag van de bevestiging en intrede helemaal omwerken, eigenlijk opnieuw maken. Ik kon niet om de actualiteit heen. Want God opent de mond van een levend, een bewust in de wereld levend, persoon. Dat is de kracht van de prediking als het goed is.

Maar dat wil ons als gemeente ook wat zeggen. Ach, het zit hem niet in de kerkgang, zo hoor je vaak. Nee. Maar het zit hem wel in de levende verkondiging van Gods Woord. Dat iemand, die God riep en stuurde híer en nu zijn mond open doet. Je kan door de week of op zondag een meditatie lezen in een dagboek. Je kan een preek van een oude schrijver lezen. Je kan via de radio of de t.v. prachtige dingen horen voor je geloof. Een uitkomst voor wie aan huis is gebonden. Niets ten kwade daarvan. Maar wie kan hoort op zondag hier te zijn, waar een levend mens, net zoals Filippus was, zijn mond opent. Wan God is een sprekende God. Hoe vaak staat er niet in de bijbel: en God zeide.

Zo opende Filippus zijn mond en uitgaande van dat Schriftwoord predikte hij hem Jezus. Predikte. In het Grieks staat er: evangeliseerde. Hij bracht het evangelie. Letterlijk vertaald: de goede boodschap. Preken is de goede boodschap van God brengen. Preken is ook waarschuwen, waarschuwen met Gods harde maar rechtvaardige oordeel over wie blijft zondigen. Maar preken is niet de deur naar de eeuwige zaligheid voor iedereen met een harde klap dicht gooien. Preken is uitnodigen, enthousiast maken, een goede, blijde boodschap brengen. Tot hulp en heil van de kamerling toen, van u en mij nu.

En uitgaande van dat Schriftwoord predikte hij hem Jezus. De kamerling leest een gedeelte uit Jesaja, dus het oude testament. Maar Filippus predikt daarvan uitgaande Jezus. Want de lijnen van het oude testament lopen naar Jezus toe en de lijnen van het nieuwe testament gaan van Jezus uit. Elk stukje uit de bijbel heeft het uiteindelijk over Jezus en elke preek leidt vroeg of laat dus ook naar Jezus. Jezus, die God in onze wereld binnenbracht. Jezus, die van ons houdt. Jezus die ons helpt en troost. Jezus die ons de zonden vergeeft. Jezus die ons het eeuwige leven schenkt. Preken is de blijde boodschap over Jezus brengen. Hoort u een preek waarin u de naam van Jezus niet hoort, alle kans dat er dan aan die preek iets mankeert.

En wat is het doel van een preek houden en naar een preek luisteren? Dat vinden we ook duidelijk in onze geschiedenis. Dat we gaan geloven. Voor het eerst of opnieuw. Dat ons geloof ontstaat of groeit. Dat we ons geloof belijden. Ook voor het eerst of opnieuw. En als het voor het eerst is, dat we worden gedoopt. In ieder geval, dat we onze weg, ook onze levensweg verder gaan met blijdschap. Net als de kamerling. Gezegend wie daarvoor naar een preek komt luisteren. Zalig wie dat ontvangt onder het luisteren naar een preek. Zeker, zalig wie het woord van God horen en het bewaren. Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4