De website van Arie Tromp

collectezak

themapreken over de liturgie

Inzameling der gaven

Markus 12 : 41 - 44; 2 Korinthe 8 : 1 - 12; 2 Korinthe 9 : 6 - 15

Het laatst gehouden op 22 augustus 2004 te Hattem

Gemeente des Heren,

De collecte. Hoort die echt bij de liturgie van een kerkdienst? Past die wel in het rijtje van votum, groet en zegen? Van bidden, zingen, uit de bijbel lezen en preken? Het is voor ons gevoel veel meer een onderbreking van de liturgie. Er valt even niks te doen. Je moet even wachten tot de collectanten klaar zijn. Daarom speelt de organist maar iets. Je gaat wat verzitten. Je praat misschien even zacht met de buur in de bank. Er is gewoon even een pauze in de dienst. Er mag even wat minder stilte en aandacht zijn. Straks gaan we weer verder. Als we na de collecte gaan danken en de voorbede doen. Dat is toch wat anders. Veel geestelijker. Even een duit of een bonnetje in het zakje stoppen ter bestrijding van de onkosten of voor het goeie doel, wat is daar nou voor geestelijks aan?

Zijn we niet geneigd om zo te denken? En moet daar toch nog een hele preek over gehouden worden? Over het geld dat ik in het kerkenzakje stop? Ik kom hier toch om Gods Woord te horen? Ik kom hier toch voor het heil van mijn ziel? Ik kom hier toch om weer wat meer van de Here Jezus te weten te komen? En wat dat wil zeggen voor mijn leven in deze tijd?

Nou, laat ik dan gelijk maar wat van de Here Jezus vertellen. Op zeker moment is Hij in de tempelgebouwen. En wat doet Hij daar? Hij gaat eens rustig tegenover de offerkist zitten en kijkt met aandacht hoe de schare er kopergeld in werpt. Hij ziet veel rijken er een hoop in werpen. Maar hij ziet ook dat een arme weduwe twee koperstukjes afstaat, een duit. En Hij geeft daar een les over aan zijn discipelen. Die weduwe heeft toch het meeste in de offerkist gedaan. Want alle anderen hebben er van hun overvloed in geworpen, maar zij van haar armoede, alles wat ze had, haar ganse levensonderhoud.

Wat wil dit verhaal over de Here Jezus ons zeggen in deze tijd? Dat Hij er bij wijze van spreken ook nu eens rustig voor gaat zitten, als er in zijn huis wordt gecollecteerd. Hij dan met interesse naar ons gaat zitten kijken. We het dus voor zijn ogen doen. Ook dat. Net als de rest van de liturgie. Je zult dus van Hem niet horen, dat het niet geestelijk genoeg is om er aandacht aan te besteden. Ja, zo krijgt de collecte toch al direct een geestelijke opwaardering. Want Jezus heeft er wel degelijk iets mee te maken. Als bidden eigenlijk is: tot Jezus spreken; als naar een preek luisteren eigenlijk is: naar Jezus luisteren; als de groet en de zegen aanhoren in de kerk eigenlijk is: de groeten en de zegen van Jezus krijgen; dan is collecteren ook eigenlijk: voor de toekijkende ogen van Jezus je gaven geven. Dus een geestelijke daad. Beseffen we dat? Zien we Hem kijken? Tot naar wat we in het vuistje hebben?

En heel veel uitleggers vinden dat er, gezien de manier waarop de evangelisten vertellen hoe Jezus tegenover de offerkist gaat zitten, nog een diepere betekenis in deze geschiedenis ligt. Als Jezus de Messias is, dus de ware Koning van Israël en ook de ware Hogepriester, Gods levende Tempel op aarde, wat doet Hij hier al zittende tegenover de offerkist anders als ten diepste de gaven aan Hem zelf in ontvangst nemen? Ze worden bij wijze van spreken aan zijn voeten neergelegd. Ze zijn in wezen voor Hem bestemd. Voor de eer van zijn Naam. En moeten we zo ook de inzameling van onze gaven in de kerkdienst niet zien? Is het niet bedoeld als onze gave aan de Here Jezus zelf, waarmee we Hem willen danken en eren voor zijn Verlossing? Prijzen we dan zo niet onze Hemelkoning? Brengen we zo niet onze schatting aan Zijn voet, die ons door zijn gunstbetoning heil en vergeving smaken doet? Zo moeten we het toch zien denk ik. Net zoals ons danken, ons belijden van het geloof, ons zingen tot zijn eer is, is dat ook met het geven van onze gaven. Het is een manier van Hem hulde bewijzen. Te vergelijken met wat de wijzen uit het oosten deden bij het kindje Jezus. Zij vielen neer en bewezen hem hulde, en zij ontsloten hun kostbaarheden en boden Hem geschenken aan: goud, wierook en de mirre. Maar, zegt u, we geven toch gewoon voor de arme mensen en de kerk? Opgehaald door diakenen en kerkrentmeesters? Zeker, maar omdat Jezus dat wil. Omdat het de zaak van Koning Jezus bevordert, als we het bestemmen voor de dienst van het verlossende Woord en de dienst van barmhartigheid en gerechtigheid. Maar we geven het toch ten diepste aan Hem. En als je het zo bekijkt, is de collecte dan een geestelijke zaak of niet?

En hoe zeer de collecte te maken heeft met de grote geheimen van heil en vergeving in de Here Jezus Christus blijkt ook uit de gebruiken in de oude christelijke gemeente. Men bracht toen zijn stoffelijke gaven mee naar de samenkomsten. Met name brood en wijn. De oudste sprak er de zegen en dankzegging over uit. En na de instellingswoorden: "Neemt, eet, dit is mijn lichaam. Neemt, drinkt allen daaruit, dit is het nieuwe verbond in mijn bloed", werden die gaven weer rondgedeeld als tekenen van het lichaam en bloed van Christus, verbroken en vergoten tot een volkomen verzoening van de zonden. De gaven werden dus helemaal betrokken op het heil van de Heiland. Het was het éne gebeuren van je leven verliezen aan Jezus door je kostbare bezit en levensonderhoud aan Hem af te staan en tegelijk je leven weer vinden in Hem, in Zijn liefde en genade. Daarom is de collecte aan de avondmaalstafel ook de meest oorspronkelijke en zinvolle. Later is men ook andere gaven gaan schenken en is men die ook gaan besteden voor het onderhoud van de geestelijken en armen. Meel, druiven, gevogelte, olie, kaarsen. Nog weer later ging men geld geven en werd het ook aan de pracht en praal van kathedralen besteed. Duidelijk een scheefgroei, die Jezus niet bedoeld kan hebben. Ook in de leer kwam er scheefgroei. De geschonken gaven van brood en wijn werden niet alleen helemaal met Christus geïdentificeerd, maar men zag het zelfs zo, dat de kerk op die manier Christus als een verdienstelijke gave aan zijn Vader offerde. Geen wonder dat de hervorming deze opvattingen radicaal aan de kant zette. En misschien is er uit angst daarvoor en reactie daarop wel even te weinig geestelijk over de collecte gedacht. Zoals op een synode van Dordrecht in 1574. Toen sprak men uit, dat het eigenlijk het meest praktisch was om bij de deur te collecteren, maar het mocht eventueel ook in de dienst. Het moet volgens mij in de dienst, want het is dienst. Dienst aan de Here Jezus. Zo zag Calvijn het ook. Hij schreef: het offeren der liefdegaven is een deel van de cultus, van de eredienst. Misschien is het wel weer typisch Hollands om het een te doen en het ander niet na te laten, zowel in de dienst als bij de uitgang te collecteren. En als het kan drie rondgangen. Maar hoe dan ook, de collecte hoort er helemaal bij als een voluit geestelijke zaak. Ook de opstellers van de Catechismus waren zich dat bewust. Wat gebiedt God in het vierde gebod? Dat ik op de sabbath, de rustdag, naarstig, trouw, tot de gemeente van God kom, om Gods woord te horen, de sacramenten te gebruiken, God de Here openlijk aan te roepen en de armen christelijke handreiking te doen. De collecte rustig in het rijtje van prediking, doop, avondmaal en gebed. En zo was het ook in de oudste christelijke gemeente. Men diende de Here maar via Hem ook de armen. Men bleef er volharden bij het onderwijs van de apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden, maar men had ook alles gemeenschappelijk en telkens waren er die hun bezittingen en have verkochten en ze uitdeelden aan allen, die er behoefte aan hadden. Men besefte de betekenis van Jezus' eigen woorden toen Hij het had over het laatste oordeel van de zoon des mensen: in zoverre gij het aan één van mijn minste broeders gedaan hebt, hebt gij het aan Mij gedaan. De collecte, een voluit geestelijke daad. Een daad voor Jezus, ook als het geld naar anderen gaat. Een daad die niet los staat van het laatste oordeel over ons. Geen wonder dat de apostel Paulus het niet te min vond maar het helemaal in de lijn van zijn apostolische opdracht zag liggen om in de gemeentes diaconale inzamelingsacties te organiseren en ze tot vrijgevigheid op te wekken.

En uit diezelfde geschiedenis over het penningske der weduwe - om de oude vertrouwde term nog eens te gebruiken - blijkt, dat Jezus ook zelf geestelijk met het geven van de gaven in de tempel omging. Het ging hem niet in de eerste plaats om wat er gegeven werd, hoeveel. Maar hoe het gegeven werd. Met wat voor instelling, wat voor hart. De weduwe had met haar twee koperstukjes toch het meeste in de offerkist geworpen omdat het alles was wat ze had. Terwijl alle anderen er van hun overvloed in geworpen hebben.

Geld is op geestelijk terrein niet onbelangrijk. Het speelt daarop eigenlijk net zo'n ontdekkende en onthullende rol als een zware, scherpe preek. Het geeft ons onder de werking van de Heilige Geest de nodige zelfkennis voor Gods aangezicht. Zelfs omtrent de vraag of we wel of niet bekeerd zijn. Kunnen we moeilijk wat afstaan? Lukt het nog aardig als het iets is van onze overvloed, zodat het verlies nauwelijks te merken valt, maar zijn we verder te veel aan ons plezierige en welvarende leventje gewend om dat prijs te geven? Of kunnen we alles er aan geven als het om de zaak van God en zijn Koninkrijk gaat, zoals die weduwe? En het wonderlijke is nog wel, dat zij juist gedurende haar verdriet, haar eenzaamheid, haar zwakheid, haar hulpbehoevendheid, haar armoede, in haar geestelijk leven zoveel geloof en vertrouwen in de Here, zoveel liefde tot de Here, zoveel dankbaarheid jegens de Here heeft gekregen, dat ze alles aan die Here geven kan en wil. Haar ganse levensonderhoud. In het Grieks staat er simpelweg: haar ganse leven. En zijn we dan niet bij de geestelijke kern van de zaak? Waar is ons ganse leven voor bestemd? Om het aan de Here te wijden. Het in zijn dienst te stellen. Om het aan Hem te offeren. Als een lofoffer en dankoffer en dat als vrucht, als automatische reactie op zijn schuldoffer en zoenoffer aan het kruis tot vergeving van onze zonden en tot redding van ons leven. We leven niet meer voor ons zelf, maar voor Hem. We verloochenen ons zelf voor Hem. We verliezen ons leven aan Hem. We geven ons zelf weg aan Hem. Door te doen wat Hem behaagt. Door Hem vol liefde na te volgen. Door achter de zaak van zijn Koninkrijk te staan. Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden van God, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. We worden dus opgeroepen tot dat eren en dienen van Jezus in ons concrete lichamelijke bestaan van elke dag, dat redelijk in overeenstemming is met wat Jezus voor ons gedaan heeft. Dus om ons zelf aan Hem weg te geven, zoals Hij zich aan ons weggaf. Om net als die weduwe ons hele bestaan op het spel te zetten. En de collecte, het weggeven van onze gaven, is niet een vorm van afkopen. Iets geven voor het goeie doel om je geweten te sussen en er verder van af te wezen, alleen maar weer aan ons zelf te denken. Integendeel, we willen er juist liturgisch mee zichtbaar maken, dat we ons met ons hele bestaan aan de Here willen offeren, niet alleen die euro of dat collectebonnetje, maar ons hele leven, onze tijd, onze gaven, onze liefde. De collecte is de symbolische handeling van de totale wijding van ons totale leven aan onze Here en Heiland. Met de collecte zeggen we met een symbolisch gebaar: Hier, neem mijn leven, laat het Heer, toegewijd zijn aan uw eer. Maak mijn uren en mijn tijd tot uw lof en dienst bereid. Neem mij zelf en het allen tijd ben ik aan u toegewijd. Dat is nogal wat. Hebben we het zo altijd gezien? Om die reden kan Paulus ook aan de Korinthiërs schrijven: Wij maken u de genade van God bekend, die aan de gemeentes van Macedonië geschonken is en dan vervolgens de grote offervaardigheid van die gemeentes melden. Ze gaven eigenlijk meer weg dan ze konden missen. En ze gaven niet omdat Paulus hen erom gevraagd had, maar ze hadden hem uit eigen beweging, ja met aandrang om de gunst gevraagd deel te mogen nemen aan het dienstbetoon voor de heiligen in Jeruzalem. Ze wilden dolgraag iets doen voor de zaak van Christus en zijn kerk. Kijk, dat is toch een geweldige genade als gedurende druk en vervolging, en ook in een tijd van armoede, je geloof toch zo gerijpt en gegroeid is, je toch zo bekeerd en vernieuwd bent, je je leven toch zo vrij en blij aan de Here Jezus hebt kunnen overgeven, dat je zegt: we hebben het wel niet breed, maar alsjeblieft, mogen we meedoen met uw actie voor de arme gemeente in Jeruzalem? En als je dan zóveel geeft dat je tot voorbeeld gesteld wordt voor andere gemeentes.

Ja, zo heeft de collecte en de opbrengst alles met ons geestelijk leven te maken. Met ons geloof. Dat blijkt ook nog eens duidelijk als Paulus het evangelie samenvat met de prachtige zin: gij kent immers de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zou worden. Een zin die het vooral op het kerstfeest maar verder ook altijd weer waard is om goed te overdenken. Onze Heiland heeft de heerlijkheid en rijkdom, die Hij in de hemel had, verlaten. Hij is een arm hulpbehoevend kindje geworden in de stal van Bethlehem. Hij zei eens van zichzelf: De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen. Hij stierf arm en berooid aan het kruis. En dat alles om ons rijk te maken, rijk aan goddelijke liefde, goddelijke genade, goddelijke vergeving, goddelijk eeuwig, hemels geluk. Ach, als je een beetje gaat beseffen, wat dat evangelie voor je betekenen mag, dan roep je het toch uit: Gode zij dank voor zijn onuitsprekelijke gave? En dan sta je toch graag van je eigen rijkdom af aan zaken, die de komst van Jezus' Koninkrijk bevorderen? Dan heb je eigenlijk toch alles voor deze Heiland over?

En wie zo'n hart heeft gekregen, dat zo vol van Jezus is, zo van liefde tot Hem vervuld, zo bereid alles in zijn dienst aan Hem te geven, die is toch zalig? Ja, zo bezien is het inderdaad zaliger te geven dan te ontvangen. Omdat het geven een teken is dat je aan de zaligheid deel hebt. Zo bezien is het inderdaad geweldig om niet met tegenzin, niet met een bloedend hart, maar blijmoedig en spontaan te kunnen geven. Omdat zulk geven een teken is dat je je hart aan Jezus bent kwijt geraakt en zo behouden bent.

Ach, gemeente, als je zo beseft wat Jezus voor jou overhad en aan jou gaf, dan is toch het minste waar je op uit bent, dat de rijkdommen van deze wereld eerlijk verdeeld zijn. Dat er een gezond evenwicht is op dat punt. Dat onze overvloed nu het gebrek van anderen aanvult, zoals net zo goed ook een keer het omgekeerde kan gebeuren: dat anderen van hun overvloed ons gebrek aanvullen. Denk maar aan de hulp die wij van het buitenland kregen bij de watersnoodramp op 1 februari 1953. Naar aanleiding daarvan is ook de gewoonte ontstaan om op de eerste zondag van februari op onze beurt in de collecte voor het werelddiakonaat van onze overvloed af te staan aan anderen, die elders gebrek kennen. Dat is de wet van de communicerende vaten op geestelijk terrein. Met het heerlijke gevolg en ideaal, dat er ook was bij de inzameling van het manna in de woestijn. Wie veel verzameld had, had niet over en wie weinig verzameld had, had niet te kort. Er was geen onnodige verspilling en geen onnodig gebrek. En dat is toch iets, waar wij christenen ook in deze tijd nog op uit moeten zijn. Onze gaven delen, wereldwijd. Te meer als we bedenken, dat ze niet van ons zelf zijn maar het Gods gaven aan ons zijn. Net als dat manna in de woestijn. Zoals ook David beleed, nadat het volk zoveel had bijgedragen voor de bouw van de tempel. Wie toch ben ik, en wat is mijn volk, dat wij in staat zouden zijn zulke vrijwillige gaven te schenken? Want het komt alles van U en wij geven het U uit uw hand. O wee, als de dienst der offerande niet meer een offer van lof en dank aan God is in alle nederigheid en bescheidenheid, ja beschaamd, wie ben ik dat ik dit doen mag?, maar een manier om te demonstreren hoe goed en vroom we wel zijn. Paulus stelt de gemeentes in Macedonië ten voorbeeld aan de gemeente in Korinthe wat offervaardigheid betreft en wekt op om niet voor hen onder te doen, maar dat betekent nog niet dat zulk vergelijken ook in de omgekeerde weg mag plaats vinden en we tegenover anderen mogen showen en pronken hoe groot het bedrag wel is dat we voor het goede doel hebben opgebracht. Wie ben ik, dat ik dit doen mag met uw eigen gaven, Here? En zo zien we aan dit voorbeeld uit het oude testament, Davids inzamelingsactie om een tempel voor de Here te kunnen bouwen, trouwens ook, dat we onze gaven niet alleen hebben af te staan aan onze naaste in zijn nood en gebrek, maar ook aan de instandhouding van de eredienst.

Ach, er valt vanuit Gods Woord nog zo veel over de collecte te zeggen. Misschien dachten we inderdaad: moet daar nu een hele preek over gehouden worden? Maar één preek is nog niet eens toereikend.

Je kunt het bijvoorbeeld ook nog uitgebreid hebben over de gemeenschap der heiligen, die wordt beleefd en in de praktijk wordt gebracht als we ons geld inzamelen voor de huisgenoten des geloofs, voor medechristenen elders. Zoals de apostel Paulus onder allerlei gemeentes die hij gesticht had een inzamelingsactie organiseerde voor de christelijke moedergemeente in Jeruzalem.

Je kunt het er bijvoorbeeld ook nog uitgebreid over hebben, dat de inzameling der gaven niet alleen een spontane opwelling moet wezen, een soort volksevenement op de televisie als er een landelijke actie wordt gehouden voor volken die door een ramp getroffen zijn, een emotioneel gebeuren waar psychologisch nog wel het een en ander van te zeggen valt, maar dat het ook met nuchtere regelmaat gepaard moet gaan. Leg thuis gewoon iedere eerste dag der week iets opzij, zegt Paulus. Spaar het zo op. Opdat er niet op het laatste moment van alles en nog wat georganiseerd moet worden. Zo sparen wij via de regelmatige collectes in de kerkdiensten op de eerste dag der week.

Je kunt het er bijvoorbeeld ook nog uitgebreid over hebben, dat je als kerkrentmeesters en diakenen nauwgezet om moet gaan met de offergaven van de gemeente. Hoe zorgvuldig organiseerde Paulus de inzameling voor de Jeruzalemse gemeente. Om te voorkomen dat er geld aan de strijkstok kon blijven hangen, verduisterd kon worden, en zo niet op de bestemde plaats terecht zou komen. Hij schakelde mensen in die het vertrouwen van de gemeentes genoten. Hij regelde het, dat de een de ander kon controleren, het niet in de handen van één persoon kwam. Enzovoorts. Gelukkig, dat we op dit punt kerkelijke regels en gebruiken hebben die voor de zorgvuldigheid van Paulus niet onderdoen.

Je kunt het er bijvoorbeeld ook nog uitgebreid over hebben, dat onze gaven in wezen weer bij ons terug komen terwijl ze intussen nog groter geworden zijn. Net zoals het zaad, dat we uitstrooien bij de oogst zoveelvoudig bij ons terugkeert. Onze gaven voor de instandhouding van de eredienst komen bij ons terug in de vorm van de verkondiging van het Woord, de toezegging van het heil in Jezus Christus aan onze zielen. Onze gaven voor medegelovigen elders in de wereld komen bij ons terug in hun dankbare voorbede voor ons, waar de Here naar luistert. Met onze gaven voor anderen in deze wereld worden tekenen opgericht van Gods Koninkrijk, waarin vrede, gerechtigheid, vrijheid zullen zegevieren. En de realisering van dat Rijk is toch iets, waar we werkelijk beter van worden niet waar? Zo wordt ons delen vermenigvuldigen, ons aftrekken telt op.

Kortom, staat er in Hebreeën, vergeet de weldadigheid en mededeelzaamheid niet, want in zulke offers heeft God een welgevallen. De collecte. Hoort die nou echt tot de liturgie van een kerkdienst? Is die wel geestelijk genoeg? Natuurlijk! Wie Jezus Christus in het hart draagt, vindt het vanwege Gods onuitsprekelijke gave in Hem, Gode zij dank daarvoor, altijd weer veel zaliger te geven dan te ontvangen. Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4