themapreken over de liturgie
Gebed om verlichting door de Heilige Geest
2 Korinthe 4 : 1 - 6Het laatst gehouden op 21 maart 2004 te Hattem
Gemeente des Heren,
Als we in een kerkdienst voor de eerste keer bidden, is dat het gebed om de verlichting door de Heilige Geest. Je kunt het ook een andere naam geven. Bijvoorbeeld het gebed om de opening van het Woord. Je hoeft dat gebed niet eens een bijzondere naam te geven. Maar heel veel predikanten zeggen dan toch: laten we bidden om de verlichting door de Heilige Geest. Misschien is de officiële liturgische formulering wel: de verlichting met de Heilige Geest. Maar dan denk ik altijd aan een voorwerp, bijvoorbeeld een zaklamp, terwijl de Heilige Geest toch veel meer een goddelijke, handelende, actieve persoon is, die ons licht geeft. Daarom heb ik het het liefste over de verlichting door de Heilige Geest.
Zeker, in dat eerste gebed kan nog meer aan de orde komen. We kunnen er God in eren en prijzen. We kunnen er God in danken om het leven, om zijn zegeningen. We kunnen ook onze schuld voor Hem belijden. Maar het is toch vooral een gebed, waarin we de Here om zijn zegen vragen over de verkondiging van zijn Woord in de preek. Dat is het hoofdbestanddeel van dit gebed. Daarom moeten we er ook maar niet te veel aan toevoegen. De bijzondere dankzeggingen en voorbedes voor elkaar en de wereld kunnen we het beste voor het tweede gebed bewaren. En het getuigt ook van wijsheid en eerbied als de dominee er niet een toespraak van een kwartier tot onze lieve Heer van maakt met allerlei verheven en gezwollen taal.
Vroeger vond dit gebed vaak plaats na de schriftlezing. Dat had te maken met het feit dat een voorlezer de wetlezing of de geloofsbelijdenis en de schriftlezingen verzorgde. Pas daarna nam de dominee het woord. Ik hoor in mijn herinnering nog de statige, zangerige woorden van de ouderling, die voorlezer was in de gemeente van mijn jeugd. Maar schriftlezing en uitleg van de schrift in de preek horen heel nauw bij elkaar. Daar moet maar niet teveel tussen zitten en het is goed om voordat de bijbel geopend wordt, Gods zegen te vragen.
Maar wat is dat nu, het gebed om de verlichting door de Heilige Geest? Dat wil ik proberen u duidelijk te maken, met name aan de hand van wat Paulus schreef in het schriftgedeelte dat we net hebben gelezen.
Er was eens een dominee in donker Amsterdam, zo vermeldt de anekdote. Hij probeerde om mensen die niks met God en zijn kerk te maken wilde hebben, toch te bereiken. Maar ja, hoe doe je dat als je bij zo’n oud en uit verschillende verdiepingen bestaand grachtenhuis aanbelt? Ik weet wat het is want ik ben ook een jaartje bijstand in het pastoraat in de Jordaan geweest. Er wordt ergens boven twee of drie trappen aan een touw getrokken, waardoor de deur opengaat en je hoort roepen: wat mot je? Wat zeg je dan? Die dominee riep dan: ik ben de man van het licht. Dan kon hij in ieder geval naar boven komen, want op zijn tijd moet de stand van de elektriciteitsmeter toch opgenomen worden, niet waar? Hoe hij eenmaal boven uitlegde, dat hij een heel ander licht bedoelde, het licht van God, zegt de anekdote niet.
Maar in ieder geval vragen we in dit eerste gebed om het licht van God en zijn Woord in en over ons menselijk bestaan. En daarmee geven we aan God gelijk maar toe, dat we geestelijk in het donker zitten. Vandaar ook vaak die schuldbelijdenis in dit gebed. Here, wil ons verlichten want het is zo duister om ons heen.
We spreken vaak van de donkere Middeleeuwen. Toen leefden de mensen nog primitief. Ze geloofden nog in spoken en geesten. Ze verbrandden vrouwen van wie ze dachten, dat ze heksen waren. In ziekte vertrouwden ze op kwakzalvers. Maar gelukkig brak daarna het tijdperk van de verlichting aan. De mensen ontdekten de kracht van de rede, het gezonde, denkende verstand. De mensen gingen met dat verstand alle dingen natuurwetenschappelijk bestuderen. Er werden prachtige uitvindingen gedaan. En allerlei bijgeloof, het geloof in heksen, het geloof ook in wonderen, in bovennatuurlijke gebeurtenissen, verdween dank zij de rede op de schroothoop van de geschiedenis. Ja, het licht ging over de mensheid stralen. Het licht van de eigen menselijke geest.
Maar het is met die verlichting nogal tegengevallen. Ze heeft zeker veel materiële welvaart gebracht, een betere gezondheidszorg, veel gemak van apparaten. Maar ze heeft ook de tegenstelling tussen rijk en arm vergroot. Ze heeft atoomwapens, bacteriële wapens en chemische wapens ontwikkeld. Ze heeft een aanslag op ons milieu gedaan. En het licht van God heeft ze bepaald niet helderder laten stralen op aarde. Integendeel, God is door de natuurwetenschappen juist uit het beeld verdwenen. In de kerk spreken we van Godsverduistering.
De kerk is naar de rand van de samenleving verdrongen. De zeden zijn verwilderd. De liefde is verkild. Wat is het geestelijk donker in veel opzichten. Wat brengt onze eigen menselijke geest geen verlichting maar verduistering.
Zo is er inderdaad alle reden om te bidden om de verlichting door de Heilige Geest van God. Zonder die Geest gaat het mis, met ons persoonlijk, met de kerk, met de samenleving.
En wat gebeurt er allereerst als Hij zijn licht in deze donkere wereld laat schijnen? Dat Hij mensen, mannen en vrouwen van het licht geeft. Dat Hij mensen roept om Gods Woord te brengen. In de grachtenhuizen van Amsterdam, maar vooral vanaf de kansels van de kerken. Mensen die net als Johannes de Doper het licht van God zelf niet zijn, maar wel zijn uitgekozen om te getuigen, te vertellen van het licht. Daar wij nu deze bediening, deze dienst, mogen hebben, schrijft Paulus. Een dienst die ons uit barmhartigheid is toevertrouwd. Daarom verliezen wij de moed niet. Het eerste bewijs, dat God het gebed om verlichting door de Heilige Geest wil verhoren, is dat hier elke zondag dominees mogen staan en het licht van Gods Woord mogen dragen en verspreiden in uw midden. Dat de preekstoel niet steeds leeg en onbezet is, is al een heel hoopvol teken van Gods barmhartigheid voor ons, is al een reden om samen met Paulus de moed niet te verliezen. Als we bidden om de verlichting door de Heilige Geest houdt dat dus ook in dat we bidden of God mensen, vooral jonge mensen, een roeping wil geven tot het ambt van predikant. Net als Hij Paulus een bijzonder roeping tot apostel had gegeven.
En wat is vervolgens belangrijk? Dat de brenger van Gods licht ook echt dat licht verspreidt. Dat hij om zo te zeggen transparant is. Dat het licht door hem heen schijnt naar anderen toe. Dat hij het licht echt doorlaat. Ook als een werk van de Heilige Geest aan hem. Want de verkondigers van het evangelie kunnen helaas door hun eigen onheilige geest de verspreiding van Gods licht ook verhinderen. Ga eens opzij, je staat in mijn licht. Dat zeggen we tegen iemand die tussen een lichtbron, een lamp of het raam, en ons in staat, waardoor we bijvoorbeeld te weinig licht hebben om te lezen. Zo kan de dominee tussen het licht van God en zijn gemeente instaan, terwijl hij dat licht juist moet verspreiden.
Wanneer gebeurt dat? Paulus heeft het in dit verband over schandelijke praktijken, die het licht niet kunnen zien. De verborgen dingen die schandelijk zijn, staat er letterlijk. Die heeft hij verworpen. Dat betekent dus dat vooral een brenger van het evangelie geen dubbelleven mag leiden. Dat hij geen verborgen zondige dingen mag doen, ook niet buiten het zicht van de gemeente. Helaas komt zo iets soms voor de dag. Een dominee die prostituees bleek te bezoeken. Een dominee die een heimelijke buitenechtelijke relatie bleek te hebben. Hij moet zuiver zijn, transparant. Ook als de verborgen zonden verborgen blijven, staan ze toch het werk van de Heilige Geest in de weg. Een dominee die elke zondag bidt om de verlichting door de Heilige Geest, maar in zijn persoonlijk leven heimelijk dingen doet waarmee hij de Heilige Geest bedroefd, verdrietig, maakt, is de boel aan het bedotten.
Hoe kan een brenger van het evangelie nog meer zelf in de baan van Gods licht staan? Paulus schrijft dat hij ook niet met sluwheid omging met de mensen. Waar moeten we dan aan denken, ook in deze tijd? Bijvoorbeeld als een dienaar van het evangelie uit is op eigen populariteit. Als hij probeert mensen voor zichzelf te winnen in plaats van voor Christus. Als hij daarvoor slimme psychologische trucjes gebruikt. Als hij indirect zichzelf aanprijst door negatief te spreken van collega’s die iets anders denken. Als hij aan politieke machtsspelletjes in een gemeente mee doet. Paulus schrijft hier niet voor niets over. Hij weet, dat hij in de gemeente van Korinthe door zijn tegenstanders wordt zwart gemaakt, opdat zijn invloed minder wordt en die van hen zelf groter. Ieder die het evangelie brengt, moet bij zichzelf te rade gaan of hij dat eerlijk en zuiver doet of ten diepste ook uit is op eigen eer en macht. Zoals ook Paulus na eerlijk zelfonderzoek kon schrijven: want wij prediken niet ons zelf maar Christus als Here en onszelf als uw dienaren om Jezus’ wil. Als je met de gemeente bidt om verlichting door de Heilige Geest en je zelf het liefste in volle glorie in de schijnwerpers staat, ben je de boel aan het bedotten.
Een verkondiger van Gods Woord kan het licht van dat Woord ook verduisteren als hij het woord van God vervalst. Paulus meent in alle oprechtheid dat zijn tegenstanders dat doen door van de gelovigen weer het onderhouden van allerlei joodse wetten en gebruiken te eisen. Daar doe ik niet aan mee, schrijft hij. Zo moet een brenger van Gods Woord dat Woord in alle zuiverheid proberen uit te leggen en er niet allerlei menselijke opvattingen en filosofieën overheen leggen. Een lichtbron heeft voeding nodig, zoals elektriciteit. Soms lees je dat die stiekem ergens anders is afgetapt voor lampen die licht en warmte moeten geven in een clandestiene weedkwekerij. De voedingsbron voor de verkondiging is Gods Woord en dat Woord alleen. En er mag niet iets van andere geestelijke bronnen afgetapt worden. Als je met je gemeente bidt om de verlichting door de Heilige Geest en je laat je verlichten door moderne levensfilosofieën, waarin God eigenlijk geen plaats heeft, dan ben je de boel aan het bedotten.
En zo het de taak van een verkondiger van het evangelie om de waarheid aan het licht te brengen, zoals Paulus dat uitdrukt. En die waarheid is geen abstracte leer, droog en dor, geformuleerd met dure woorden. Die waarheid is een persoon. Die waarheid is de ware God. Het gaat erom, dat in de verkondiging díe God als het ware in een bijzonder licht aan ons verschijnt. Dat Hij zich in de verkondiging aan ons laat zien in heel zijn heerlijkheid. In zijn glorie en eer. In zijn macht en grootheid. In zijn wijsheid. In zijn rechtvaardigheid en heiligheid. Ook in zijn liefde en vergevingsgezindheid. Zijn trouw. Zijn barmhartigheid en hulpvaardigheid. Het gaat er om, dat in de verkondiging deze God voor onze ogen oplicht. Hij zo op een bijzonder indringende manier naar ons toekomt. Daarom vragen we als we bidden om de verlichting door de Heilige Geest.
Nog duidelijker en concreter, het gaat er om, dat in de verkondiging als het ware de Here Jezus, die het beeld van God is, weer aan ons verschijnt, haast zoals die aan zijn discipelen is verschenen na zijn opstanding en aan Paulus op de weg naar Damascus. Want de Heilige Geest wil vooral de Here Jezus in ons midden groot maken en verheerlijken. Toen Petrus, geleid door de Heilige Geest, zijn preek hield op het Pinksterfeest, sprak hij niet uitgebreid over die Geest die net op aarde was uitgestort, maar over de hele weg die de Here Jezus had afgelegd om ons zalig te maken. Zijn leven, lijden, sterven en opstaan en naar de hemel gaan. Jezus had ook zelf beloofd in zijn afscheidswoorden tot zijn discipelen: De Geest zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb. Die Geest zal mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen. Jezus is het licht der wereld en dat licht schijnt met name in de verkondiging van zijn evangelie. En daar zorgt de Heilige Geest voor. De verlichting door de Heilige Geest betekent, dat die Geest de schijnwerpers op de Here Jezus richt. Hoe vaak noemt Paulus in ons schriftgedeelte die Heiland ook. Hij heeft het over het evangelie van de heerlijkheid van Christus. Hij schrijft: wij prediken Jezus Christus als Here. Hij noemt zichzelf en zijn medeverkondigers dienaren om Jezus’ wil. Hij ziet de heerlijkheid van God vooral schijnen, oplichten, in het aangezicht van Jezus Christus. Als de Heilige Geest zijn verlichting aansteekt in de kerk, dan zien we Jezus met de ogen van ons geloof.
Als we geestelijk tenminste niet blind zijn. Want het is nu eenmaal de harde werkelijkheid: het kan nog zo licht zijn in een kamer, er kunnen nog zoveel lampen zijn aangestoken, voor een blinde blijft het even donker. Daarom moet de Heilige Geest ons ook van onze geestelijke blindheid genezen. Moet Hij ons het licht in onze ogen geven, willen we de heerlijkheid van de Here Jezus gaan zien. En dat spreekt niet vanzelf. Dat kan ook anders. Indien dan nog ons evangelie bedekt is, is het bedekt bij hen die verloren gaan, ongelovigen, wier overleggingen de god van deze eeuw met blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie van de heerlijkheid van Christus. Zo schrijft Paulus. Nu is lichamelijke blindheid een lot, dat sommigen moeten meedragen in het leven. En zo wordt het ongeloof ook wel eens voorgesteld. Ik kan er niets aan doen, dat ik niet geloof. Ik ben er nu eenmaal niet in opgevoed. Ik voel er nu eenmaal niks bij als ik over het geloof hoor vertellen. Je moet er voor uitverkoren wezen en dat zal wel niet voor mij zijn weggelegd. Maar het is nu júist het kenmerk van de Heilige Geest, dat Hij onze eigen geest inschakelt. We blijven verantwoordelijk voor ons doen en laten, ook voor ons wel of niet geloven. Ongeloof is en blijft ook een bewuste keus. Paulus zegt eigenlijk ook in het Grieks, dat deze ongelovigen in een proces zitten van verloren gaan, in een proces van steeds verder van God afraken. Hoe langer je in zo’n proces zit, hoe moeilijker het wordt er uit te breken, je er aan te onttrekken. Je went aan je ongeloof. Te meer omdat de god van deze eeuw, de geest van de tijd, ons mensen met blindheid kan slaan. Je blik wordt steeds meer op welvaart, genieten, macht krijgen, gericht en steeds minder op God en zijn Koninkrijk van vrede en gerechtigheid. Op de duur helemaal niet meer. Maar dat heb je dan aan jezelf te wijten. En het proces is gelukkig op aarde nooit onomkeerbaar. Denk maar aan die ene moordenaar aan het kruis. Het is helaas de realiteit dat velen ongelovig blijven. Maar het is geen noodlot dat velen ongelovig moeten blijven. En dat geldt ook voor u als u uzelf nog zo ongelovig vindt, wel of niet terecht. Dat geldt ook voor jou. Bid en werk. Bid maar om de verlichting door de Heilige Geest. Maar werk ook. Luister. Luisteren is vooral het werk in de kerk. Stel je open voor Gods boodschap. In vertrouwen, dat de Here zijn reddende boodschap ook voor jou bestemd heeft. En dat is toch eigenlijk al geloven?
Heus, dan zal de Here uw en jouw bidden om de verlichting door de Heilige Geest verhoren. Dan krijg je geestelijk licht in je ogen. Dan schijnt het volle licht van God in je hart. Dan ontvang je verlichte ogen uws harten, zoals Paulus het in een andere brief beschrijft. Als een groot wonder. Een scheppend wonder. Goed te vergelijken met het eerste scheppingswonder. En God zei: er zij licht en er was licht. Want de God die gesproken heeft: licht schijne uit het duister, heeft het doen schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Christus.
Dan ga je zien, wat met je gewone ogen niet te zien is. Dan ga je God en zijn daden in en achter alles zien. Dan ga je tegen de dingen aankijken zoals God er tegen aan kijkt. Dan komt alles in een bijzonder licht te staan, omdat de Here, omdat vooral de Here Jezus, vlak bij je is.
Dat is eerlijk gezegd niet altijd even plezierig. Als je ogen lang aan het donker gewend zijn, moet je aan fel licht wennen. Bovendien zie je in dat licht dingen, die je liever niet wilde zien. Een huisvrouw kan schrikken als ineens de zon door de ruiten schijnt. Oei, wat zijn de ramen vies. Wat ligt er een stof op de vensterbank. Als Gods Geest ons verlicht staan we ook in het ontdekkend licht, dat onze verkeerde daden, woorden en gedachten onthult. In een vorige gemeente had ik een bevriende politieagent gevraagd om ons huis in de gaten te houden, als we op vakantie waren. Om bepaalde redenen waren we een paar dagen eerder thuis dan de bedoeling was. Midden in de nacht hoorde ik wat stemgeluiden in onze achtertuin. Ik stapte uit bed en liep naar het raam om te zien wat er aan de hand was. En floep, daar stond de dominee in pyjama ineens in het volle licht van een politielamp. Ik voelde me betrapt in mijn eigen huis. Kijk, zo kan de Here ons via de verkondiging ook betrappen. God enkel licht, voor wiens gezicht niets zuiver wordt bevonden. Maar het is wel heilzaam. Het werkt bekerend en vernieuwend.
Dat licht jaagt ook de duistere machten bij ons vandaan. Wie in een verlaten gebied, waar roofdieren huizen, de nacht in de open lucht doorbrengt, houdt altijd een vuur brandend. Het licht van dat vuur houdt de wilde dieren op afstand. Hoe meer we ons door het licht van Gods Woord laten beschijnen, hoe minder gevaar we lopen om prooi van de boze te worden. Dat licht houdt de vorst der duisternis op afstand. Hij jaagt ons nog wel eens angst aan, maar krijgt ons niet als buit. God is mijn licht, mijn heil, wie zou ik vrezen?
Het licht is ook een hulp om in het donker de weg te vinden en niet te verdwalen. We vinden het fijn, als de wegen en straten verlicht zijn. Bij een nachtelijke boswandeling nemen we een zaklamp mee. Zo wil de Here ons met het schijnsel van zijn Woord bijlichten, opdat we zien wat de verkeerde en de goede wegen zijn, die we in ons leven kunnen inslaan. Ik zet mijn treden in Uw spoor, opdat mijn voet niet uit zou glijden. Wil mij voor struikelen bevrijden, en ga mij met Uw heillicht voor. Uw woord is mij een lamp voor mijne voet, mijn pad ten licht, om het donker op te klaren.
Maar licht maakt vooral vrolijk en blij. We vinden het fijn als de zon schijnt, en als de dagen weer langer worden. Op feestjes steken we licht aan. Kaarsjes, vuurwerk, ook het licht in de discotent. De Here wil met zijn licht ook de somberheid uit ons leven verjagen, ons blij maken door zijn liefdevolle en reddende aanwezigheid. Hun blijdschap zal dan, onbepaald, door het licht, dat van Zijn aanzicht straalt, ten hoogsten toppunt stijgen. Gods vriend'lijk aangezicht, heeft vrolijkheid en licht voor alle oprechte harten.
In elke kerkdienst bidden we om de verlichting door de Heilige Geest. En weet je, wat zo’n troost is? Als we dat oprecht bidden, zal het altijd worden verhoord. Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?
O Heilige Geest, o heilige God,
wil onze geest verlichten tot
hij God, de Vader, kennen leer'
en Jezus Christus, onze Heer.
Amen.
Rapporteer
My comments