De website van Arie Tromp

Amen

themapreken over de liturgie

Amen

2 Korinthe 1 : 12 - 22

Het laatst gehouden op 5 juni 2005 te Hattem

Gemeente des Heren,

Amen. Toen ik jong was, hoorde ik dat woordje graag. Want dan was er in de kerk eindelijk, eindelijk, een lange, saaie preek van dik drie kwartier klaar. Of dan was er eindelijk een lang gebed klaar, waarbij je steeds je ogen dicht moest houden. Of als de zegen ermee werd afgesloten, dan was eindelijk de kerkdienst van ruim anderhalf, bijna twee uur afgelopen. Je herkent dat vast wel. Van je eigen jeugd vroeger. Of van je jeugd nu. Jeugd? Ook ouderen vinden het wel eens te lang duren. Amen. Letterlijk een stopwoord. Je hoort het uit de mond van de dominee met een zucht van verlichting en opluchting. Hè, hè, de beproeving is voorbij. Wat heeft het lang geduurd, maar het is nu toch gebeurd.

Nu is het inderdaad de bedoeling, dat we dat woord graag horen. Maar dan wel om andere redenen. En daar wil ik het nu over hebben.

Amen. Geen vreemd woord voor ons kerkgangers. Wel een vreemd woord in onze taal. Het is een zogenaamd leenwoord. We hebben het uit een andere taal overgenomen. Tegenwoordig nemen we veel Engelse woorden over. Maar dit woord is net als bijvoorbeeld de woorden ‘Halleluja’ en ‘Hosanna’ uit het Hebreeuws overgekomen, de taal waarin het oude testament is geschreven, de taal van de oude joden.

Het is trouwens wel goed, dat we zo’n paar van die Hebreeuwse leenwoorden hebben, want dat blijft ons eraan herinneren dat we eigenlijk alles in ons christelijk geloof van de joden, Gods uitverkoren volk, hebben geleend, dat God zijn boodschap van redding en zijn daden van redding door middel van Israël aan de wereld en zo ook aan ons wilde geven, en dat onze Verlosser, de Here Jezus, ook een jood was. Wij delen in de aan Israël geschonken verwachting, zo staat al in het eerste artikel van onze kerkorde. Laten we dat nooit vergeten. En laat dat veel gebruikte leenwoordje ‘amen’ ons daarbij maar helpen. Want als we het vergeten, krijgt het antisemitisme, dat al zoveel kwaad heeft aangericht, weer alle kans. We zijn tot in de diepste wortels van ons christelijk geloof met Israël verbonden.

Maar leenwoorden hebben meestal een sterke waarde en betekenis. Zijn krachtige woorden. Anders worden ze niet in andere talen opgenomen en overgenomen. Wat betekent nu dat woordje ‘amen’? Het is afgeleid van het stamwoord dat ‘vast zijn’ betekent. ‘Amen’ wil dus zeggen: het staat vast, het is zeker, het geldt, het is waar. Ja zeker, zouden we in het Nederlands zeggen, wis en waarachtig. Daarom betekent iets beamen ook iets bevestigen, iets voor waar verklaren.

In het oude testament klinkt het een enkele keer uit de mond van één persoon, maar meestal wordt het door een grote groep mensen tegelijk uitgesproken, een samengekomen menigte. Het gaat ook een enkele keer over gewone aardse dingen, maar meestal vinden we het in het verband met het geloof van Israël.

Zo horen we het vooral als antwoord van het volk wanneer iemand de Here heeft geprezen. David prijst God in een schitterende lofzang als de ark van het verbond naar Jeruzalem is overgebracht. En heel het volk roept daarna: amen, loof de Here. Zodra Ezra na de ballingschap het boek van de wet heeft open geslagen om die voor het eerst na jaren weer aan het volk voor te lezen, looft hij de Here als de grote God. Het volk heft dan de handen omhoog en antwoordt: amen, amen.

Je kunt God ook zingend loven en prijzen. Dat gebeurt natuurlijk vooral in de psalmen. Ook dan wordt het plechtig onderstreept met het woordje: amen. Geloofd zij de Here, de God van Israël, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid! Amen, ja, amen. Geloofd zij de Here God, de God van Israël, die alleen wonderen doet. En geloofd zij zijn heerlijke naam voor eeuwig, en zijn heerlijkheid vervulle de ganse aarde. Amen, ja, amen. Het boek der psalmen is eigenlijk een samenvoeging van vijf bundels en elke bundel wordt met zo’n lofprijzing, met ‘amen’ beantwoord, afgesloten.

In het Nieuwe Testament vinden we trouwens hetzelfde. En ook in het Grieks van het Nieuwe Testament is het woordje ‘amen’ overgenomen. Paulus looft God in zijn brieven aan zijn leerlingen. Aan Timotheüs schrijft hij bijvoorbeeld: De Koning der eeuwen, de onvergankelijke, onzienlijke, enige God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen. In zijn brieven aan gemeentes doet hij hetzelfde. In zijn brief aan de Romeinen bijvoorbeeld met: Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen. En in zijn brief aan de Efeziërs: Aan God zij de heerlijkheid in de gemeente en in Jezus Christus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen. In de gemeente. Want zijn brieven worden in de samenkomsten van de gemeentes voorgelezen. Het is duidelijk de bedoeling, dat de gemeente zo’n lofprijzing dan beantwoordt en onderstreept met ‘amen’.

En dat ze dat ook doet als de brief helemaal is uitgelezen en een zegenende afscheidsgroet tot slot had. De genade van onze Here Jezus Christus zij met u allen. Amen. De genade zij met allen, die onze Here Jezus Christus onvergankelijk liefhebben. Amen.

De stap van een zegenende wens naar een gebed voor elkaar is niet groot. Vandaar dat ook een gebed, door één persoon uitgesproken, als het ware door de luisterende gemeente werd overgenomen met het woordje ‘amen’. Door dat gebruik krijgt dat woordje ook een tweede betekenis: moge het zo gebeuren. We vinden dat in de Griekse vertaling van het Oude Testament terug. Daarin is ‘amen’ vaak vertaald met: zo geschiede.

Niet alleen een zegen, ook een vervloeking, een zware veroordeling, wordt met het woordje ‘amen’ onderstreept. We komen dat met name naar niet uitsluitend in Deuteronomium tegen: Vervloekt is de man die een gesneden of gegoten beeld maakt. En het hele volk zal antwoorden: amen. Vervloekt is hij die zijn vader of moeder veracht. En het hele volk zal zeggen: amen. Vervloekt is hij die de grensscheiding van zijn naaste verlegt. En het hele volk zal zeggen: amen. Vervloekt is hij, die het recht van vreemdeling, wees en weduwe verbuigt. En het hele volk zal zeggen: amen. Gods wetten en straffen moeten worden beaamd. Het volk moet daar de verantwoordelijkheid voor gaan dragen.

Zo begrijpen we waarom al vanaf het prille begin van het christendom dit woordje in de kerkdiensten een belangrijke vol vervulde. Als bevestigend antwoord op Gods wetten, Gods Woord, op de lofprijzing en dankzegging tot God, op het gebed tot God, op de zegen van God. Als antwoord van de gemeente, zodat het eigenlijk ook door de gemeente uitgesproken hoort te worden en niet door de voorganger. In de ene kerkelijke stroming gebeurt het vaak door de gemeente, gesproken of gezongen. In de andere door de predikant. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het eerste de sterkste en oudste papieren heeft.

Maar zonder nu de betekenis van de uiterlijke vormen in de liturgie te verwaarlozen, het gaat er natuurlijk vooral om, dat we met ons hart ‘amen’ zeggen. Niet als een stopwoord: hè, hè, het is eindelijk afgelopen, maar echt als een bevestiging. Als een demonstratie dat we er helemaal achter staan.

Ik zeg ‘amen’ op het prijzen van God. Op het vereren van Hem, het complimenteren van Hem. Omdat Hij zo machtig is, maar ook zo wijs, zo rechtvaardig, en vooral ook zo goed, zo barmhartig, zo vol liefde, zo vergevingsgezind, zo trouw. Ik zeg ‘amen’ als Hij wordt gehuldigd en bedankt. In de eredienst. Als we dus tot zijn eer bij elkaar zijn hier. Doen we dat met heel onze ziel? Gaan we daarin op? We zijn geschapen tot meerdere glorie van God, zei Calvijn. Vaak denken we vooral aan ons zelf en waar wij zelf God voor nodig hebben. Ons zelf dus in de eerste plaats. En den God. Maar het moet net andersom. We zijn er boven alles voor God, om Hem te eren met heel ons bestaan. In ons leven van elke dag. En dat krijgt zijn zichtbare en hoorbare concentratie in de liturgie hier in de kerk.

Waarvoor zijn we naar de kerk gekomen? Omdat het van onze vader en moeder moet? Omdat het nu eenmaal zo hoort? Dat is wat weinig, al zijn we blij met je komst. Omdat je in de rats zit, zorgen hebt, angsten? En je bij God hulp zoekt? Omdat je je ergens schuldig over voelt en bij God vergeving zoekt? Dat is al heel wat meer. En daarvoor ben je inderdaad hier op het goeie adres. Maar de mooiste reden om naar de kerk te gaan is: in de morgendienst de aubade en in de avonddienst de serenade voor onze hemelse Koning. Puur en alleen, in ieder geval vooral, Hem komen aanbidden. Hij is het waard. En het heeft als bijeffect dat we er ons zelf en al onze besognes bij vergeten.

Ik zeg ook ‘amen’ op het Woord van God. Op zijn blijken van liefde. Van genade, dus onverdiende liefde. Op zijn rijke beloften over een heerlijke toekomst. Op zijn oproep: vrees niet, wees niet bang, maar vertrouw op mij. Maar ik zeg ook ‘amen’ op zijn waarschuwend en dreigend woord. Voor iedereen die zijn geboden overtreedt. Ook als ik dat zelf doe. En dat doe ik ook. Amen, ik ben schuldig, Here, en niet waard dat u naar me omziet. Maar ik waag het erop om in vertrouwen, in geloof, ook ‘amen’ te zeggen op uw woord: mijn zoon, mijn dochter, uw zonden zijn u vergeven. Ik zeg zo ‘amen’ op de preek, op de verkondiging van het evangelie.

Ik zeg ook ‘amen’ op het gebed tot u, o God. Ik heb de woorden van wie hardop bad goed beluisterd, mee gebeden, en ik neem het helemaal over. Zijn of haar woorden zijn ook mijn woorden. En ik vertrouw erop, dat u hoort en verhoort. De laatste vraag met antwoord van de Heidelbergse Catechismus, na de behandeling van het “Onze Vader”, luidt : Wat betekent het woord ‘amen’? Amen wil zeggen: het is waar en zeker. Want het is veel zekerder dat God mijn gebed verhoort dan dat ik in mijn hart gevoel dat ik die verhoring van Hem begeer. Hoe sterk onze wensen ook zijn die we naar God opzenden, zijn wil om daar vol liefde en reddend op te reageren is nog veel sterker. En al zal zijn reactie niet altijd díe zijn waar wij zelf op hopen, het zal toch de goede, heilzame reactie zijn, de echte verhoring van ons gebed. Amen.

En als we de kerk verlaten en de dominee ons de zegen van God geeft, dan zeggen we ook ‘amen’. Als een teken dat we die zegen graag ontvangen en graag met ons meedragen de wereld in. Dat we graag willen leven met de genade van de Here Jezus Christus. En uit de liefde van God. En in de gemeenschap van de Heilige Geest.

‘Amen’. We nemen het over. We nemen het op ons. We bevestigen, we beamen het in ons leven van elke dag.

Dat kunnen we wel mooi zeggen of zingen hier in de kerk. En dat is ook goed. Maar maken we het ook waar? Dikwijls niet. En dat brengt mij bij de Here Jezus Christus. Hij heeft heel vaak gezegd: voorwaar. En dan vinden we in het Grieks van het Nieuwe Testament ook het woordje ‘amen’ uit het Oude Testament. Hij heeft het zelfs vaak verdubbeld: voorwaar, voorwaar zeg ik u. ‘Amen, amen’. Het staat er bij elkaar zo’n 75 keer. U begrijpt dat ik al die teksten niet kan citeren, maar neem van mij aan dat ze het volgende betekenen: Jezus zegt zo van Gods Woord dat het waar is, zeker, volkomen betrouwbaar. Jezus durft dat ook van zijn interpretatie van Gods Woord te zeggen, zijn uitleg ervan en zijn toepassing, zijn actualisering in het leven van zijn dagen. Jezus is bereid daar persoonlijk voor in te staan. Hij is bereid dat met zijn eigen leven helemaal te garanderen en te dekken. Hij wil dolgraag Gods Woord in zijn eigen leven eerst in zijn hart in leven en daarna in zijn woorden en daden uit leven en zo anderen uitnodigend en aansporend vóór leven. Voorwaar, voorwaar. Ik bevestig Gods Woord met mijn eigen leven. Ik maak de vernieuwende en verlossende kracht van Gods Woord waar in mijn eigen leven. In mijn ontmoetingen met mijn moeder Maria, mijn discipelen, met Farizeeërs en Schriftgeleerden, met tollenaren en zondaren, met de schare, die de wet niet kan houden, met blinden, doven, kreupelen, melaatsen, met Pilatus en Herodes. Ik spreek en handel dan helemaal uit Gods Woord. Jezus is het woordje ‘Amen’ als het menselijk antwoord op Gods Woord in levenden lijve. Hij zei het niet alleen, en helemaal niet als een stopwoord. Hij leefde het.

Daarom wordt Hij in het laatste Bijbelboek, Openbaring, ook de ‘Amen’ genoemd. Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige. Gods kerk wordt verdrukt. Met name in Klein-Azië, het huidige Turkije. De apostel Johannes is er ook het slachtoffer van. Hij wordt verbannen naar het eiland Patmos. Maar hij mag van daaruit de vervolgde christenen een hart onder de riem steken. En dat namens Jezus Christus. Die dwars tegen alle tegenstand in, met woord en daad, met heel zijn bestaan, voor honderd procent, volmaakt ‘amen’ was blijven zeggen op het woord van God. Tot het laatste toe. Aan het kruis van Golgotha. Jezus is ons volmaakte ‘amen’ tot God. Jezus is ons volmaakte antwoord van liefde, gehoorzaamheid, vertrouwen op alles wat God ons heeft gezegd, op al zijn beloftes en geboden. Of we God wel of niet op zijn Woord geloven, we kunnen het in ieder geval niet compleet waar maken. Maar Jezus kon dat wel. Hij is de enige mens die in de volle zin van het woord ‘Amen’ zei tegen God.

En zo is Jezus ook Gods volmaakte ‘amen’ tot ons. Zo doet God dank zij Jezus aan ons alles wat Hij beloofd heeft. Zo geeft Hij ons zijn heil en zegen, zijn redding, zijn eeuwig leven. Hij beloofde het eigenlijk alleen aan wie Hem volmaakt vertrouwt en gehoorzaamt. Maar wie kan dat? Toch niemand! Ik in ieder geval niet. U, jij? En toch kan en wil Hij het ons geven. Ons zondaren, die bepaald niet volmaakt zijn, die het niet verdienen. Dank zij Jezus, de volmaakte, die het wel verdient. Want hoeveel beloften van God er ook zijn, in Hem is het: ja. Daarom is ook door Hem het: Amen.

Jezus: het ‘Amen’ op alles wat God ons heeft gezegd. Hij maakt het waar.

Paulus schrijft dit aan de gemeente van Korinthe. Hij heeft beloofd die gemeente gauw te bezoeken. Toch zien ze hem maar niet. En je hoort het de gemeenteleden, die hem niet zo mogen, al fluisteren, of zelfs hardop zeggen, luid uitbazuinen: Die Paulus! Zei hij niet dat hij gauw terug komt? Waar blijft hij nou? Je kunt niet op hem aan. Hij spreekt met twee monden. Het is bij hem tegelijk ja ja en nee, nee. Hij zegt ja en doet nee. Hij komt niet geloofwaardig over. En als dat bij hem zelf al zo is, wat moeten we dan denken van zijn boodschap? Dan ga je daar toch ook aan twijfelen? Is die dan wel geloofwaardig? Nee toch?

Ach, schrijft Paulus, het is allemaal wat anders gelopen als ik van plan was. Maar dat kan nu eenmaal gebeuren. En ik had gegronde redenen om mijn reisplan te wijzigen. Ik heb jullie echt niks op de mouw gespeld. En alsjeblieft, betrek God niet bij deze laster. Denk niet: op Paulus kun je niet aan, dan zal je dus ook op zijn God wel niet aan kunnen. Dan zal Gods ‘ja’ ook wel eens op een ‘nee’ uit kunnen draaien. Want op Hem kun je wel aan. Hij is helemaal te vertrouwen. In Christus is het ja en amen. God komt alles na door zijn zoon. Is dat al niet duidelijk gebleken? Wat is het eerste dat God heeft beloofd? Vijandschap tussen ons mensen en de boze. Vijandschap tussen Adam en Eva met hun nageslacht, en de slang. En vermorzeling van de kop van de slang. Vernietiging van het kwaad. Wel, Jezus heeft die eerste belofte van God toch ingelost? Hij werd de vriend en helper van ons mensen, stelde zich helemaal aan onze zijde en vocht tegen het kwaad met zijn wapens van liefde en rechtvaardigheid, en overwon, hield het tot het laatste toe vol.

God beloofde: de lamme zal huppelen. Jezus maakte het waar. De blinde zal zien. Jezus maakte het waar. De dove zal horen. Jezus maakte het waar. God beloofde zijn liefde. Jezus was Gods liefde in levenden lijve. God beloofde, bedreigde: vervloekt is ieder die mijn geboden overtreedt. Jezus maakte het waar door voor ons in de plaats die vloek te dragen. God beloofde vergeving van al het verkeerde. Jezus maakte dat mogelijk door zijn verzoenend sterven aan het kruis. God beloofde het eeuwige leven. Jezus overwon de dood door op Paasfeest uit de dood op te staan. God beloofde een Koninkrijk van vrede en recht. Jezus vestigde dat Koninkrijk. Was er de Koning van en wierf onderdanen. Kortom door Hem werden alle beloften van God ingelost. Werden ze waar. En daarom kunnen we door Hem ook vol vertrouwen ‘amen’ zeggen op Gods rijke Woord.

Dat zeggen we hier in de kerk dan ook. Telkens weer. De dominee zegt het uit naam van ons of we zeggen het met elkaar. Maar dat heeft ook zijn consequenties voor ons leven buiten deze kerk, het leven van elke dag. Paulus had zijn toezegging om gauw weer naar de gemeente van Korinthe terug te keren, nog niet waar gemaakt. Daar had ik tot nu toe mijn gegronde redenen voor, schrijft hij. Maar twijfel er niet aan, dat ik kom. Geloof de lasterpraatjes niet: die Paulus durft niet meer te komen. Hij zegt wel wat maar hij doet het niet. Nee, wat ik beloof doe ik, net als mijn God in Christus deed wat Hij beloofde. Ik kan toch niet in strijd leven met de boodschap die ik uitdraag? Zullen we als christenen zo ook zijn in ons leven in deze wereld. Betrouwbaar? Nakomend wat we beloofden? Zal onze handel en wandel in overeenstemming zijn met ons ‘amen’ hier in de kerk of ermee contrasteren? Twijfel aan ons christenen kan ook twijfel aan God oproepen bij anderen, is antireclame voor Gods betrouwbaarheid. Vertrouwen in ons christenen is reclame voor Gods betrouwbaarheid in Jezus Christus.

God geve ons de kracht om als we hier ‘amen’ hebben gezegd, er ook naar te leven. Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4