De website van Arie Tromp

Richteren 15 : 14 - 20 Simson en de bron

Richteren 15 : 14 - 20


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   

Voor 't laatst gehouden op 31 oktober 1999 te Rijnsburg

Simson en de bron

Gemeente des Heren,

De bijbel een saai boek? Helemaal niet! Ze staat vol spannende verhalen. De meester of juffrouw vertelt ze op school boeiend onder bijbelse geschiedenis. Vader of moeder vertelt ze met hulp van de kinderbijbel voor je gaat slapen. Je luistert er gespannen naar. Ze maken een diepe indruk op je. Je vergeet ze je leven lang niet.

En de verhalen over Simson zijn wel heel spannend. Daar luisteren we allemaal graag naar, niet alleen als we nog kind zijn, maar ook als we al wat ouder zijn geworden. Je kunt je voorstellen hoe ze ook in Israël, al ver voordat ze zijn opgeschreven, 's avonds in het donker bij een open vuur door de dorpsverteller verteld worden. Iedereen hangt aan zijn lippen. Zo zijn ze mondeling overgeleverd. Generaties lang.

Zulke verhalen waren trouwens vaak aan een bepaalde plaats gebonden en ze verklaarden hoe zo'n plaats aan zijn naam was gekomen. Waarom noemen we die rotshoogte net buiten ons dorp "Ramath Lechi", kaakbeenhoogte? En waarom heet dat stroompje, dat uit dat gebied komt en waar we altijd water halen nu "Eén Hakkore", bron van de roepende? Luister, dan zal ik je vertellen, hoe dat zo gekomen is.

Jaren geleden kwam hier een vreemde stoet langs. Het is een grote stoet van wel drieduizend man. Ze voeren met zoveel één heel grote en sterke man mee, die ontzettend lange haren heeft. Maar zijn armen en handen zijn stevig aan elkaar vastgesnoerd met twee splinternieuwe touwen. Hij is machteloos gebonden. Vreemd, zo'n sterke man had dat toch wel kunnen verhinderen? En hij loopt ook zo gedwee en mak als een lammetje mee. Hij stribbelt niet tegen. En kijk eens, verderop komt er nog een stoet aan. Het zijn filistijnen. Een compleet legertje soldaten. En als ze die gebonden man zien, komen ze snel aanrennen onder luid gejuich. Geen wonder, want hun gevaarlijkste vijand, Simson, wordt nu door zijn eigen volksgenoten geboeid aan ze overgeleverd. Die wordt hun bij wijze van spreken op een presenteerblaadje aangeboden.

Maar op dat moment trekt Simson zijn armen uit elkaar en de touwen vallen op de grond alsof ze door vuur verschrompelde en verkoolde draadjes zijn. Vlak bij hem in het veld vindt hij het kaakbeen van een gestorven ezel. Door een roofdier meegesleept en afgekloven. Maar het moet nog niet zo lang geleden zijn gebeurd, want het is nog zwaar en stevig. Had het er langer geleden, dan was het al licht en broos geweest. Simson pakt het bot en gebruikt het als een knots, waarmee hij op de filistijnen inslaat. En zo staat hij zijn mannetje en slaat hij zijn mannetje. Hij stelt er zelfs wel duizend man mee buiten gevecht. Ongelofelijk veel. En als de strijd is afgelopen, werpt hij de kaak weer op de grond en geeft hij die plaats de naam "Ramath Lechi", kaakbeenhoogte.

De filistijnen hebben te vroeg gejuicht. Hij die zichzelf liet binden en overleveren, die zichzelf machteloos maakte, blijkt toch weer de sterkste. Hij die verslagen leek, is toch weer de overwinnaar. Hij die zo schandelijk door zijn volk was verraden, redt dat volk toch weer. Door de Geest van de Here, die in hem voert en hem zoveel kracht geeft.

En nu ken ik een hoogte, een heuvel, waar ongeveer hetzelfde is gebeurd. Een plaats, die ook naar kaal gebeente genoemd is. Golgotha. Hoofdschedelplaats. Daar wordt de Here Jezus heengebracht. Ook Hij laat zich gevangennemen en binden. Ook Hij wordt door zijn eigen volk verraden: kruisig Hem! Ook Hij laat zich zwak en weerloos leiden, als een lam naar de slachtbank. Ook over Hem juicht de vijand al: voorgoed verslagen. Hij ligt zelfs al gekneld in de banden van de dood. Maar ook Hij toont daarna op verrassende manier een ongelofelijke kracht. Ook Hij werpt alle banden van zich af, zelfs de banden van de dood. Ook Hij zegeviert zo over al de vijanden. Ook Hij redt zo zijn eigen volk van die vijanden, hoewel ze Hem hadden overgeleverd. De vijand, die de zonde heet, de boze heet, de dood heet, ze blijken door Hem verslagen als Hij opstaat uit zijn graf.

In dit opzicht lijkt Simson op de Here Jezus, is Hij een voorloper van Hem, is Hij een type van Christus, zoals dat in de deftige taal van de godgeleerden heet. Oftewel, de Here God laat al via Simson, de nazireeër, de geroepen en verkoren dienstknecht van Hem, zien, wat typisch voor Hem is en wat Hij door Jezus, zijn ware knecht, ten volle heeft getoond. Dat bij Hem het schijnbare verlies de eigenlijke overwinning is. Dat bij Hem de weg van het offer de weg van de verlossing is. Dat zijn vijanden er altijd intuinen en te vroeg juichen. Dat zijn volk, hoe zeer het ook met lafheid en verraad tegen Hem zondigt, toch altijd weer door Hem gered wordt.

Ja, geloof het, gemeente, laat het u tot troost en steun zijn: God gaf ons een Redder, die zwak lijkt, maar machtig is. Een Redder, die te binden lijkt, ook door de dood, maar alle boeien van zich heeft afgeworpen, zelfs die van de dood. Een Redder, die zich schijnbaar willoos en weerloos midden in de vijandige linies liet leiden, maar daar eenmaal gebracht, de triomf over zijn vijanden behaalde. Zelfs over de duivel. Een Redder, die - o wonder - de zonden van zijn volk gebruikte om over de zonden van zijn volk verzoening te doen. Jezus Christus. De meerdere Simson. Is het niet heerlijk om er steeds aan te mogen denken, welk leed Hij voor ons wilde lijden, welke strijd Hij voor ons wilde strijden, en welke overwinning Hij voor ons wilde behalen in kruis en opstanding?

Maar in één ding is Simson geen voorloper van de Here Jezus. Want wat doet hij na zijn succesvol gevecht tegen de filistijnen? Hij heft een overwinningslied aan. Een prachtig lied, waaruit weer blijkt, net als bij het raadsel dat hij indertijd op zijn bruiloft opgaf, dat Simson best dichterlijke talenten heeft. Met een ezelskaak sloeg ik dat ezelstuig, met een ezelskaak duizend man. In het Hebreeuws zit een prachtige woordspeling, die helaas moeilijk in het Nederlands is te vertalen. De nieuwe vertaling doet een zwakke poging, als we lezen: Met een ezelskaak sloeg ik dat ezelstuig. Of ook: met een ezelsbot sloeg ik die ezels van filistijnen kapot. En met een ezelskaak heb ik duizend man gekraakt. Er zit veel geestige en bijtende spot in.

Nu kwam die demonstratie van enorme kracht doordat de Geest des Heren hem aangreep, maar van dit dichtwerk kan je helaas niet zeggen, dat het is geïnspireerd door die Geest van boven. Daarbij laat hij zich inspireren door zijn eigen hoogmoedige en trotse geest. Want het hele lied is in de ik-vorm: ik sloeg. En de naam van de Here komt er niet in voor. Kortom, het is eigenlijk een vals klinkend lied. Het moet in ieder geval vals in de oren van de Here God geklonken hebben. Want die komt erin tekort. Die komt erkenning en eer tekort. Het is niet Soli Deo Gloria, aan God alleen de eer, maar Soli Simson Gloria, aan Simson alleen de eer. Zeker, Simson moest er stevig voor vechten om te overwinnen, maar van wie had Hij die wonderlijke kracht ontvangen? Als hij zich niet had ingespannen, hadden de filistijnen hun zin gekregen, maar veel meer nog als de Geest niet in hem was gevaren. Dan had geen enkele inspanning van Simson gebaat. En dat is hij gauw vergeten.

Ach, ook bij ons dringt zich zo gauw dat "ik" op de voorgrond. Ook bij ons komen zo gauw ijdelheid en trots om de hoek kijken. Ook wij lopen zo snel te koop met wat we van de Here God gekregen hebben. We mogen als jongeren best een beetje trots zijn, als we tot hoge sportieve prestaties komen. We hebben er tenslotte veel voor getraind. Maar opgepast: wie gaf ons die kracht, die lenigheid, dat snelle reactievermogen? Toch onze Schepper. We mogen best blij zijn met hoge cijfers op school, want we hebben er hard voor geblokt. Maar opgepast: wie gaf die verstandelijke gaven, die talenten? Toch onze Schepper. We mogen best ingenomen zijn met wat we in de maatschappij hebben bereikt, want we hebben toch ons best gedaan. Maar opgepast: wie bestuurde en beschermde ons leven? Wie voorkwam wat er allemaal mis had kunnen gaan? Toch de Here. We mogen best blij zijn, dat God ons heeft ingeschakeld in een stukje kerkenwerk of ander vrijwilligerswerk, waarmee we goed doen. Maar opgepast voor eigen gerechtigheid en heiligheid. Want wie riep ons ertoe, gaf er ons de lust en de bereidheid toe door het bekerend en vernieuwend werk van zijn Woord en Geest? Toch de Here. Uit ons zelf hadden we het nooit gedaan. We mogen vrijmoedig van onze geestelijke ervaringen getuigen, van onze bekeringsgeschiedenissen. We mogen anderen vrijmoedig vertellen wat we van de Here weten. Maar opgepast voor eigen vroomheid. Want wie gaf ons dat te ervaren en te kennen? Toch de Here. Het is altijd zaak om ons geweten op dit punt te onderzoeken. Zijn we nog bescheiden, nederig, dankbaar? Maken we de Here groot? Of zingen we samen met Simson inmiddels vrij ongemerkt het oude deuntje van eigen eer? Al klinkt het nog zo fraai en poëtisch?

De Here geeft Simson hierna dan ook een harde, maar wijze les. De sterke held krijgt na deze grote inspanning een enorme dorst. En het is de tijd van de tarweoogst, de droge tijd van het jaar. Er is niet zo maar water in de buurt. Simson raakt uitgedroogd. Hij wordt er vreselijk moe en ziek van. Hij weet zich geen raad. En zo wordt Simson in deze inzinking weer, wat hij in zichzelf is. Een zwak en afhankelijk mens, die zichzelf niet kan helpen en redden, die zonder de Here totaal niets kan en hopeloos verloren is. Gods kinderen worden wel vaker na grote daden zo weer hard op de grond gezet om te verhinderen dat ze iets in zichzelf menen te kunnen vinden. Ik denk aan Elia, die na zijn succesvolle strijd tegen de Baälpriesters op de berg Karmel ineens de kluts kwijt is. Ik denk aan Johannes de Doper, die na zijn moedig en fel gedrag tegen de farizeeërs en tegen Herodes het in de gevangenis ineens niet meer ziet zitten. En vast en zeker kennen wij ze ook wel: de momenten, waarop we ons ineens ontzettend moe voelen, zwak, uitgeput. De ogenblikken van een inzinking, waarop we het allemaal niet meer aan kunnen, alles ons even teveel is. De periodes, waarin we voor ons gevoel geestelijk helemaal zijn uitgedroogd, ons hart dor en droog is, we geen geloof meer lijken te hebben en dus helemáál niet meer de moed en de kracht van het geloof. Dan worden we door de Here in ons eigen ónvermogen gezet, lichamelijk en geestelijk. Om er weer opnieuw bij bepaald te worden, dat alles door zijn álvermogen komt en niet door ons. Het kan door een ziekte, door een teleurstelling en tegenslag. Het kan zijn, dat onze geestelijke veer ineens knapt, nadat die lang gespannen, overspannen, heeft gestaan. Of dat ons lichaam, waarvan we lang veel gevergd hebben, even zijn dienst weigert. Hoe dan ook, dan vallen de Simsons, die even vergeten waren van wie ze de wonderlijke kracht hadden ontvangen en die die kracht zichzelf hadden toegeëigend, van hun hoogte af, hun kaakbeenhoogte. Dan zijn ze niets en nergens meer. God moet ons wel eens op onze plaats zetten en ons eraan ontdekken wie en wat we in ons zelf zijn.

Misschien, dat we uitgerekend nu zo'n tijd meemaken. Waarin we ons moe en moedeloos voelen, slap en somber, ja echt in de put en in de nood.

Wat doen we dan? Ploeteren we maar voort? Proberen we er toch weer zelf bovenop te krabbelen? Zoeken we het alleen maar bij peppilletjes of tussengelaste vakanties? Of volgen we Simson na? Toen hij hevige dorst kreeg, riep Hij tot de Here. Hij wist weer, van wie hij afhankelijk was. Wie hij nodig had. Wie hem helpen kon. Hij zocht zijn heer en meester weer op in het gebed. Door de liedjes van ijdelheid, van eigen macht en vroomheid, raken de geestelijke kanalen tussen God en ons verstopt. Maar het gebed doet die kanalen weer doorstromen. Roepen tot God is de beste, de enige weg in onze zwakheid. Doen we dat? Het is jammer, dat vaak pas de nood leert bidden maar àls de nood ons dat leert, volg dan maar die les. Roep maar tot de Here. Roep alles er maar uit bij Hem. Neem maar tot Hem de toevlucht. Zoals de dichter van psalm 3l, omringd door zijn vijanden en in de steek gelaten door zijn vrienden, de Here aanriep. En die van psalm 86 in de dag van zijn benauwdheid steeds de Here aanriep. En die van psalm 116, gekneld in banden van de dood en omringd door droefenissen, de Here aanriep. En die van psalm 141 temidden van allerlei verzoekingen, allerlei valstrikken van werkers der ongerechtigheid, de Here aanriep. Roep de Here maar aan. Hij wil gebeden en geroepen zijn. Hij wil graag horen, dat we Hem weer nodig hebben.

En dan merken we dat Simson in dit gebed toch een heel andere toon aanslaat dan in zijn triomflied. Nu geeft hij alle eer aan de Here. Gij hebt door uw knecht deze grote verlossing geschonken. Nee, Simson haalt zichzelf er niet tussen uit. Dat zou valse bescheidenheid wezen. Het mag Simsons voorrecht en eer zijn, dat de Here hem als werktuig en dienstknecht heeft willen gebruiken. Dat de Here door zijn hand zo'n overwinning heeft willen geven. Alles wat we in de naam en in de kracht van de Here doen, mogen we niet claimen als prestatie van ons zelf, maar hoeven we aan de andere kant ook niet te ontkennen. Het is een stukje verkiezing om heel dankbaar voor te wezen, als de Here ons ergens voor gebruiken wil. Het zou verkeerd zijn om dat weg te moffelen. Paulus heeft dat ook niet met zijn zegenrijke arbeid gedaan, hoezeer hij beleed, dat het allemaal pure genade was. Het is juist een pleitgrond. Here, u hebt me willen gebruiken. Dan kunt u me toch nu niet laten vallen? Here, u hebt me wat laten doen in het kader van uw redding en heil. Dan kunt u toch niet toelaten, dat dat door mijn zwakheid nu weer ongedaan wordt gemaakt? Gij hebt door uw knecht deze grote verlossing geschonken. En moet ik dan nu van dorst sterven? Zal ik in de handen van die onbesnedenen vallen?

En dan blijkt dat de Here zo'n pleiter en bidder niet onverhoord kan laten. Daarop deed God een spleet ontstaan in de holte te Lechi. En er stroomde water uit. Plotseling komt er een bron tussen de gespleten stenen te voorschijn. Een stroompje helder, fris, drinkbaar water, waarvan Simson kan drinken en dat bij hem de levensgeesten weer doet terugkeren. De Here geeft weer wonderlijke hulp en redding uit de nood. De Here geeft weer uitkomsten tegen de dreigende dood. De Here is zijn dienstknecht weer genadig, laaft hem goedgunstig. Hij ontfermt zich op Simsons gebed. Deze was uitgeteerd, maar God zag op hem neder. En heeft in het doodlijkst tijdsgewricht Simsons ziel gered. Wat is de Here groot en goed en wonderlijk.

Is. Want dat is Hij nog. Dat wil Hij ook voor ons zijn. Ook nu nog stromen de waterstromen van zijn kracht, zijn heil, zijn zegen dwars door de rotsen van ons bestaan. Ook nu nog kan Hij ongekende bronnen van verfrissing voor ons aanboren en onze dorstige zielen daarmee verkwikken. Ook nu nog kunnen we door Hem geholpen worden en bij Hem weer tot leven komen.

En we worden met name gelaafd, verfrist en verkwikt door Hem en ten koste van Hem, die aan het kruis riep: mij dorst. Door zijn verzoenend lijden en sterven voor onze zonden boorde Hij een bron aan die nog veel groter en rijker is dan die te Lechi. De bron van Gods genadige liefde en ontferming. De bron van Gods heil en verlossing. De bron van de vergeving der zonden en het eeuwige leven.

God geeft ons nu door de Here Jezus zulk verfrissend en verkwikkend water uit de rots. Hij zei het zelf tegen de Samaritaanse vrouw: Ieder die van dit water uit de Jakobsbron drinkt, zal weer dorst krijgen, maar wie gedronken heeft van het water, dat Ik heb geven zal, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt tot in het eeuwige leven. Jezus is in eigen persoon voor ons het water uit de rots. Hij zei het zelf op het Loofhuttenfeest: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Ook Paulus schreef aan de Korinthiërs, dat het volk Israël in de woestijn uit een geestelijke rots dronk, die met hem meeging, en die rots was de Christus.

Maar dan is het natuurlijk wèl zaak om onze geestelijke dorst echt door dat water des levens te lessen, dus uit die rots te drinken. De Here had Simson ook best onmiddellijk nieuwe levenskrachten kunnen geven. Maar Hij gebruikte de gewone, de middellijke weg, zoals dat in de kerk heet. Hij zorgde voor water. En Simson gebruikte ook de middellijke weg. Want hij dronk. En alleen dáárdoor kwam zijn geest weer en werd hij levend. Zou het niet de dwaasheid gekroond zijn geweest als Simson niet gedronken had, toen er ineens vlak vóór hem water ging stromen? Het was juist op dat moment zijn enorme begeerte, die hij ook juist op dat moment kon vervullen. Wie laat het dan na?

En zo is het voor ons belangrijk om trouw naar het evangelie van de Here Jezus te luisteren. Bovenal hier in de kerk. Maar ook in gesprekskringen. Ook via bijbel lezen thuis. Dat is voor ons de middellijke weg: zó ons voor dat evangelie open stellen. Dat evangelie ter harte nemen. Het geestelijk opzuigen, inslikken, opdrinken als water des levens. Gebeurt dat niet te weinig? Ik hoor teveel zeggen: ik geloof wel, hoor dominee, maar dan blijkt men zelden of nooit de bijbel open te slaan of de kerkdeur door te gaan. Misschien mag ik het niet, maar ik vraag me dan af: heeft men dan wel werkelijk geestelijke dorst? Want als je echt dorst hebt, ren je toch naar water toe en drink je toch met volle teugen?

En wat is het heerlijk om dan in gelovige verbondenheid met de Here Jezus iets te ervaren wat van Simson ervoer. Dat je levenskracht weer terugkeert en je weer opleeft. Dat je in de kracht van God verder kunt. Dat je het weer ziet zitten. Dat je weer opnieuw een actieve dienstknecht of dienstmaagd van de Here kunt zijn. Net als Simson.

Daarom noemde hij die bron: Eén hakkore, bron van de roepende. Zij bevindt zich te Lechi tot op de huidige dag: het was een voortdurend teken in Israël, dat wie de Here aanroept in de nood, zijn gunst vindt, oneindig groot. En dat er bij de Here stromen van kracht en van zegen loskomen.

Bron van levend water, ontspring nu in mij
Zend uw Geest, o Heilig God, en maak mij vrij
van elke situatie die mijn hart bezwaart
'k Geef mijn last aan U, die heel mijn ziel bewaart,
bron van levend water.

Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4