Psalm 47 : 6a
Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?
God vaart op
Gemeente des Heren,
Eeuwenlang zongen de gemeentes op Hemelvaartsdag onze tekst in de oude psalmberijming: 'God vaart voor het oog met gejuich omhoog.'
Best te begrijpen. Want vandaag gaat het over het omhoog, naar de hemel, varen van de Here Jezus. En dat in de psalm Gód dat doet? Geen probleem. Want in het oude testament kan het nu eenmaal nog niet over Jezus gaan maar in het níeuwe testament lezen we toch dat Jezus God Zélf is, God de Zoon?
En die maakt zich veertig dagen na zijn opstanding los van onze áárde en vaart voor de ogen van zijn volgelingen omhóóg naar de hémel.
Ook de makers van de oude én de nieuwe vertaling hadden de Hemelvaartsdag al in het achterhoofd. Want met evenveel recht kan men het over stíjgen of klímmen hebben, maar ze hebben het over opváren. Alleen onze nieuwste Bijbelvertaling luidt: Onder gejuich steeg God omhoog. Alsof men wil zeggen: denk niet te snel aan de Hemelvaart van Jezus, eeuwen daarna.
Dan kun je je de vraag stellen: Is het dus helemaal verkeerd om een verband te zien tussen psalm 47 en Jezus' hemelvaart? Is het een willekeurige gedachtesprong, die niks met de inhoud van deze psalm heeft te maken? Leggen we zo inderdaad niet achteraf wat ín de psalm in plaats van dat we de psalm goed úitleggen?
En is deze psalm dus wel terecht geliefd op Hemelvaartsdag? Als je deze psalm én het verhaal over Jezus' hemelvaart vergelijkt, ga je er op het eerste gezicht ook aan twíjfelen of ze wel over hetzelfde gaan. Want deze bijbelgedeeltes brengen ons in een heel verschíllende sfeer.
In Handelingen zijn we in de intieme kring van Jezus en zijn volgelingen. Ze hebben een rustig gesprek. De discipelen vragen wanneer Gods Koninkrijk komt. Jezus belooft hun de Heilige Geest. En dan staat er in alle eenvoudigheid: Nadat Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, terwijl ze het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen. Een gróót wonder. Maar het gebeurt in alle soberheid. Het is geen spektakel dat massa's op de been brengt.
In psalm 47 gaat het níet om een groot wónder, maar juist wél om een spektákel, een féést van je welste. Met juichen, zingen, applaudisseren. Alle volken, klap in de handen, juich voor God met luide vreugdezang.
Wat moeten we ons daarbij vóórstellen? Waarschijnlijk werd dit lied gezongen toen de Israëlieten de ark van het verbond triomfantelijk omhóóg droegen, de berg Síon op, naar Gods heíligdom daar. U weet wel, dat was de heilige kist, overtrokken met bladgoud, met twee engelen met vleugels erop, en de twee stenen tafelen met Gods wet, erin. Het was het symbool van Gods aanwezigheid onder zijn volk. David liet die ark naar de tent der samenkomst brengen. En Salomo naar de tempel.
De geleerden vermoeden zelfs, dat in Jeruzalem elk jáár een feest werd gehouden, waarop dit omhoog dragen van de ark naar de tempel plechtig werd herhááld. Het zou dan gaan om een troonsbestijgingsfeest, tegelijk een nieuwjaarsfeest. Dan prijst het volk de Here uitbundig om zijn koninklijke macht. De ark werd ook beschouwd als Gods troon op aarde. Zo bestijgt de Here dus elk jaar opníeuw zijn troon en wordt Hij elk jaar opnieuw als Koning bejubeld. Hoe zagen de tent der samenkomst en de tempel eruit? Wel, volgens het model, de maquette, die de Here op de berg Sinaï aan Mozes had laten zien. Dus volgens hemels voorschrift en voorbeeld.
Ook in het boek Hebreeën komen we dat tegen. Daarin wordt Gods áárdse heiligdom het beeld, de afspiegeling, de maquette, genoemd van het hémelse heiligdom, Gods wáre woonplaats. En dan wordt van Christus geschreven, dat die als de grote hogepriester niet een áárdse tempel, maar de hémel is ingegaan. Geen heiligdom, dat met mensenhanden is gemaakt, maar de hemel zélf. En in de brieven van Paulus wordt de hemelvaart van Jezus én zijn zitten aan de rechterhand van zijn Vader op de troon als koning over alles en iedereen, ook vaak in één adem genoemd. En sprak Jezus vlak vóór zijn hemelvaart niet met zijn volgelingen over het Koninkrijk van God en over het herstel van het koningschap over Israël?
Er is dus toch een verband tussen psalm 47 en de hemelvaart van de Here Jezus. God bestijgt de troon. God toont zijn macht en zet zijn macht door. God breidt zijn Koninkrijk uit. En dat is dank zij Jezus een Koninkrijk van liefde, verzoening, vergeving, van recht, zuiverheid, vrijheid. En die troonsbestijging, dat aanvaarden van het koningschap, dat is een reden om feest te vieren en te juichen. Onder gejuich vaart God op. Heel de psalm stráált uitbundige vreugde uit. Wékt tot uitbundige vreugde óp. Klapt in de handen. Juicht voor God. Met vreugdezang. Zing psalmen voor God. Zing psalmen voor onze koning, zing psalmen.
Zingen we mee? Juichen we mee? Applaudisseren we mee? Feesten we mee vandaag? Ik las op internet in een preek van een collega over deze psalm: heeft u de oranje vuvuzela bij u? Omdat Christus de goddelijke Koning is geworden over alles en iedereen en hij vol liefde regeert, iedereen gelukkig wil maken, alle nood en dood wil verjagen?
Natuurlijk kunnen we niet altíjd juichen. Het volk Israël had naast tijden van blíjdschap ook periodes van verdriet. Naast vréugdepsalmen zijn er ook kláágpsalmen gezongen. Waar bent u nu, God? Nu we als volk gebukt gaan onder vreemde overheersing? Nu ik als persoonlijk lid van uw volk ziek ben, wordt zwart gemaakt en gehaat, met de dood wordt bedreigd? Waar zijn uw machtige daden? Hebt u ons verlaten? Wij denken misschien ook wel eens: Jezus is zó ver opgestegen, dat hij me heeft verlaten, niet meer naar me omkijkt. Ik ken zorg, verdriet, tegenslag. Ik heb een ziekte, een periode van depressiviteit, teveel stress. Ik ben teleurgesteld, bedrogen. Ik voel me eenzaam, mislukt. Waar is Hij nu voor mij? In die verre hemel?
En tóch, als Lucas de hemelvaart van Jezus gemeld heeft, sluit hij zijn evangelie niet af met: de leerlingen hadden groot verdriet om dit afscheid, maar: zij keerden met grote terug naar Jeruzalem, waar ze voortdurend in de tempel waren. Ja, de tempel met de ark, Gods hemels paleis, maar dan in aardse maten, en daar loofden en dankten ze God.
Waarom? Omdat ze nu pas echt begrepen hadden, dat het niet om een verdrietig afscheid ging, maar om een blijde troonsbestijging. Onze Jezus wordt koning in de hemel!
Op Koningsdag vieren we feest. Natuurlijk niet alleen omdat Willem Alexander jarig is. Maar omdat we samen een volk zijn, een koninkrijk, met veel voorrechten. Vooral die van vrijheid, 27 april en 5 mei volgen elkaar snel - van vrede, recht, welvaart. We zingen, roepen hoera, juichen.
En zo mogen wij als christenen vandaag juichen. Want Jezus is Koning. En wat voor een. Eén die ons van alle vijanden bevrijdde, die ook de grootste vijand overwon: de dood. Eén, die ons de zonden vergeeft. Eén, die voor gerechtigheid zorgt. Eén, die barmhartig is wie zorgen kennen. Eén, die troost, kracht en moed geeft. Eén, die ons eeuwig leven schenkt. Eén, die zoveel méér kan dan een áárdse koning.
In psalm 47 wordt voortdurend opgeroepen om te juichen en voortdurend wordt daar ook dezelfde reden bij vermeld. Omdat God Koning is. Juich voor God met vreugdezang, want de Here, de Allerhoogste, is ontzagwekkend, een groot Koning over de hele aarde. Zing psalmen voor God, zing psalmen voor onze Koning. Zing hem een lied: God is Koning. Zing een feestelijk lied. God heerst als Koning.
Het moet diep in ons doordringen. God is Koning. De Vader van Jezus Christus. Jezus Christus is Koning. Koning van de vrede, het recht, de liefde – weer – de vrijheid. We moeten erdoor geïmponeerd raken. En we moeten ons niet laten imponeren en meeslepen door andere machten. Die van geld en luxe. Die van zinnelijk genot. De macht van onze eer, onze maatschappelijke positie, van onze carrière. Of spelen we liever zélf koninkje dan Jézus Koning te laten zijn? Nee toch?
God vaart op onder gejuich, de Here vaart op onder bazuingeschal. De bazuinen en trompetten kondigen een nieuwe koning aan, dus een nieuwe regering, dus een níeuw tijdperk. Wij leven ook in dat nieuwe tijdperk. Het tijdperk tussen de eerste en tweede komst van Jezus met hem op de hemelse troon. Elk jaar is een anno domini, een jaar des Héren. Hij heeft het uiteindelijk voor het zeggen.
Dat bazuingeschal is tegelijk de oproep om zijn macht te accepteren. Zijn wil te doen. Om ons samen met hem in te zetten voor een goed samenleven, met vrede, liefde, recht, welzijn – en weer - vrijheid, alles wat Hij voor al zijn onderdanen op het oog heeft. Bazuingeschal klinkt hard en luid, draagt ver. Zoveel mogelijk mensen moeten het horen. Ook wij. Is Jezus vanaf nu ook Koning over mijn, uw, jouw leven? Het bazuingeschal klinkt als een appèl op ons. Vooral om te bemoedigen, maar ook om te waarschuwen.
God is de Allerhoogste, zegt onze psalm. Dat is een bemoediging. Die naam krijgt God niet alleen in onze psalm, maar vaak in het oude testament. Die naam mogen we nu ook aan Jezus, Gods Zoon, geven. Juist zijn hemelvaart zegt, dat Hij hóóg boven alles en allen is uitgestegen, samen met zijn Vader de Allerhoogste is geworden. In de wereld is veel liefdeloosheid, maar in Christus stijgt Gods liefde daar oneindig ver boven uit. In de wereld is veel haat en vijandschap, maar in Christus stijgt Gods verzoening daar oneindig ver boven uit. Zijn ontferming stijgt boven ons leed uit. Ook het leed van een ongeneselijke ziekte. Zijn troost stijgt boven ons verdriet. Ook de rouw om een dierbare. Zijn kracht stijgt boven onze zwakheid. Ook de zwakheid aan een rolstoel gebonden te zijn. Zijn recht stijgt boven alle onrecht uit. Ook het onrecht van de wereldwijde corruptie. Zijn overvloed stijgt boven alle honger en armoede. Ook die in de hoorn van Afrika. Zijn bevrijding stijgt boven alle verdrukking en vervolging uit. Ook die van medechristenen in Noord-Korea, Indonesië, Egypte, waar ook. Zijn leven boven alle dood. Ook ons eigen persoonlijk levenseinde. En niets groeit Hem boven het hoofd. Niets kan daarom de komst van Zijn Koninkrijk verhinderen. Hij is de Allerhoogste. Wat geeft dat rust en troost. Rust, mijn ziel, uw God is Koning.
Een koning is machtig als hij dat is over een groot rijk. Maar is hij dat omdat hij de automatische opvolger is van zijn even machtige vader of omdat hij zelf dat rijk uit het niets heeft opgebouwd? Dan helemaal natuurlijk. God is ook met niets begonnen. Door de zonde was de aarde niet meer van hem, maar van de boze. En toen begon hij met niets. Hij riep Abraham, ook in onze psalm genoemd: Trek weg uit je land, verlaat je familie en ga naar het land dat ik je wijzen zal en ik zal je zegenen en tot een groot volk maken. En toen de Israëlieten, de nakomelingen van Abraham, niets meer waren dan een stelletje geterroriseerde slaven in Egypte bevrijdde hij hen en gaf hij hun een eigen land. Hij onderwerpt volken aan ons, Hij brengt natiën onder onze voeten. Hij koos voor ons een eigen land, de trots van Jakob, het volk, dat hij heeft liefgehad. Maar dat door heidense volken bezette land en dat ene volkje, stammend van Jakob, de hielenlichter, de bedrieger, is Gods bruggenhoofd op aarde, de start van zijn reddend Koningschap. En als Israël er eeuwen lang niks van heeft gebakken, begint God weer opnieuw, van onderen af. Met het arme kindje Jezus in een stal. Die wél leeft zoals God het in zijn Koninkrijk bedoelt, rechtvaardig, zuiver, maar vooral mensen liefhebbend, eenzamen, zieken, bedelaars, en ook mensen bevrijdend, van ziekte, van uitstoting, van kwade geesten. God is in Jezus een groot Koning over ons, hoe klein en nietig, hoe arm en verloren, hoe zondig en schuldig, we ons ook voelen. Hij is altijd weer bij machte om ons uit de diepste put te trekken.
Maar omdat Hij de Allerhoogste is, hebben we ook met veel ontzag, ja huiver aan hem te denken. Want de Here, de Allerhoogste, is ontzagwekkend, zingt onze psalm. En God zit op zijn heilige troon. Ontzagwekkend, heilig. Met zo iemand kan je geen loopje nemen. Die kan je niet blijven tarten met je opstandigheid. Eens zal Hij terugkomen van de hemel, afdalen van zijn troon, om te oordelen de levenden en de doden. En als we hem dan nog niet als onze Koning hebben aangenomen? Wie zich de hemelvaart ook maar een béétje indenkt, begrijpt met een macht van doen te hebben, waarmee níet te spotten valt.
En niemand ontkomt aan dit appèl. Want onze psalm vertelt ook uitgebreid dat dit koningschap universeel is, wereldwijd. Alle volken, klap in de handen. De Here is een groot Koning over de hele aarde. God regeert over de heidenvolken. De edelen, de vorsten van de volken voegen zich bij het volk van de God van Abraham.
Dus dat kleine volkje Israël gelooft, dat zíjn God de God van de wéreld is. Hij regeert óveral. De vérste volken moeten Hem als koning aanvaarden. Geweldige pretenties. Het lijkt wel hoogmoed. Sommige uitleggers hebben het ook over typisch oosterse dichterlijke overdrijving. Maar Israël zag het echt zo en liet dat niet los. En ook dát geldt van de Here Jezus. Hoe hóger Hij bij zijn hemelvaart voer, des te méér van deze wereld kwam terecht onder zijn voeten. Tót de héle aarde eronder lag. Hij zei ook, vlak voordat Hij naar de hemel ging: Mij is gegeven álle macht in hemel en op aarde.
Déze macht moeten wij proclameren, uitbazuinen, over de héle wereld. Klap in de handen, alle volken. Géén gebied op aarde of er moet via zending en werelddiaconaat worden verkondigd, dat Jézus er Koning is. En ook ons eigen volk is één van ál die volken en ook onze eigen lánd is een stukje van die gánse aarde. En ons land is nu misschien nog wel méér een land van heidenen dan verre zendingslanden dat zijn. Daarom hebben we het ook hier in allerlei missionair werk te roepen: Jezus is Koning. Wat zingt Israël al in deze psalm over wereldwijde dingen. Hoeveel te meer mogen wij wereldwijd denken nu door Jezus de muur tussen jood en heiden is afgebroken. En nu door de moderne manier van reizen en de moderne communicatiemiddelen de wereld open ligt. Jullie zullen van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde. De islam houdt aan haar droom vast de wereld te veroveren. Laten we daar niet voor onder doen.
Natuurlijk wel op een andere manier. Geen verovering van de wereld voor koning Jezus met het wapengekletter van een christelijke jihad, maar met het zwaard van de Geest, het Woord, met getuigen, preken en spreken, ook getuigen met daden van barmhartigheid, gerechtigheid, bevrijding. Roept uit aan alle stranden, verbreidt van oord tot oord, verkondigt alle landen het Evangeliewoord! En laten we daarbij ook het christelijke lied niet vergeten, van een solist, een koor, een gemeente. Maak ook in het lied bekend Gods regiment. God troont op de lofzangen van Israël en de kerk. Menigeen is door een lied in het hart geraakt en tot geloof gekomen. Door de combinatie van een mooie melodie en dichterlijke woorden. Zing voor God. Zing een lied. Zing een feestelijke lied. Zo wordt Gods Koninkrijk, in Israël en Jeruzalem begonnen, universeel, wereldwijd. Zo zal Jezus heersen waar de zon gaat om de grote aarde om, de maan zijn lichte banen trekt, zover het verste land zich strekt.
Maar hij heerst ook nog op een andere manier. De edelen, de vorsten van de volken voegen zich bij het volk van de God van Abraham. Want de schilden der aarde zijn van God. Je kunt misschien beter vertalen: de vorsten van de volken zijn Gods schildwachten op de aarde. Een schild beschermt tegen de aanvallen van de vijand. De Vader en de Zoon besturen vanaf hun troon in de hemel de hele wereldgeschiedenis. En aardse machthebbers en overheden horen bij hun gevolg en staan hun ten dienste als schilden tegen de totale ondergang van de aarde door onrecht en geweld. Zo waren de geallieerden de schilden of schildwachten tegen Hitler. De ene keer is de ene macht zo’n schild, de ander keer een andere. Soms Amerika, soms vredesmachten van de VN . Maar zoals Hitler onderging, zo mogen we er op vertrouwen dat ook eens IS ondergaat, Boko Haram, welke vernietigende krachten ook. Ze zullen niet winnen. Ze zullen de aarde niet veroveren. God staat niet toe dat zijn plan met de wereld in duigen valt. Hij is het die het aards geweld paal en perken stelt. Hij houdt de deur open naar de grote toekomst van zijn eeuwig Koninkrijk van vrede, recht en vrijheid. Deze regering van God is trouwens niet anders dan de regering van de ten hemel gevaren Koning Jezus. Zit aan Mijn rechterhand, zegt de Vader tegen de Zoon, totdat Ik alle vijanden aan Uw voeten gelegd zal hebben. Allen die iets te zeggen hebben in deze wereld, zijn marionetten in de hand van Koning Jezus. Ze kunnen slechts doen wat Hij wil.
En uiteindelijk zal koning Jezus voorgoed triomferen. En zij, die hem gevolgd en gediend hebben, zullen met hem heersen. In het bijzonder zij, die om dat volgen en dienen martelaar zijn geworden en alles verloren hebben, zelfs hun leven. De rollen worden dan omgekeerd. Er staan dan ook tronen voor hen klaar in het hemelse paleis, zegt het laatste Bijbelboek, Openbaring. En Gods vijanden zullen dan voorgoed op de knieën liggen aan hun voeten.
Al is Hij opgenomen,
houd in herinnering,
dat Hij terug zal komen,
zoals Hij van ons ging.
Wij leven van vertrouwen,
dat wij zijn majesteit
van oog tot oog aanschouwen
in alle eeuwigheid.
Amen.
Rapporteer
My comments