De website van Arie Tromp

 

Jona 3 : 6 - 10


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   


Bekering van Ninevé

Gemeente des Heren,

Veel spreekwoorden komen uit de bijbel, al zijn we ons dat meestal niet bewust. Zo ook de uitdrukking: In zak en as zitten. Als iemand grote problemen heeft en daardoor heel somber gestemd is, geen raad meer weet, zeggen we: hij zit in zak en as. Dat is dan alleen bij wijze van spreken zo, figuurlijk, maar in de bijbel is het altijd letterlijk bedoeld. Men trekt de dagelijkse kleding uit, vooral het keurige pakje, dat zo netjes staat. Men legt alle versierselen als ringen en halskettingen af. En men hult zich in een onooglijk ruig gewaad, dat als een zak om het lichaam hangt. Verder gaat men op de ashoop zitten en strooit met ook vaak as op het hoofd. Ingrijpende en aangrijpende symbolische handelingen, waarmee men te kennen geeft, dat men bedroefd en somber gestemd is, en dat niet zonder meer omdat men in de problemen zit, maar met name omdat men berouw heeft over het kwaad, dat men gedaan heeft, omdat men bedroefd is over de zonden. Het is een teken van schuldbesef en boete. Men zit in zak en as bij rouw, maar vooral bij berouw.

En wat lezen we nu van de koning van Ninevé? Hij hoort van Jona, die de stad doorgaat al predikende: Nog veertig dagen, dan zal Ninevé worden omgekeerd. En hij staat op van zijn troon. Hij legt zijn koninklijke mantel af. Hij bedekt zich met een zak en zet zich neer in de as. En dat is onvoorstelbaar voor een oosterse vorst, die absolute macht heeft, die als een god wordt vereerd, die altijd met pracht en praal is omringd en die zich te voornaam vindt om zich in te laten met wat zich onder het gewone volk in de stad voordoet. Je houdt het niet voor mogelijk, dat zo'n koning van zijn troon stapt, zijn koninklijk gewaad uitdoet en zo gewoon mens wordt. En je houdt het helemaal niet voor mogelijk, dat hij dan ook nog in zak en as gaat zitten, zich dus nog dieper vernedert en schuldig mens wordt. En toch gebeurt het. Die enorme uitwerking heeft het Woord van God bij deze koning. En nog wel Gods oordelend en waarschuwend Woord. Gods verpletterend Woord.

En, gemeente, gebeurt niet hetzelfde, als God met zijn boodschap ons hart binnendringt? Als Hij echt tot ons gaat spreken door Woord en Geest, dan houden onze praatjes op. Dan gaan we ons zelf zien zoals God ons ziet en zoals we werkelijk zijn. Dan vallen de eretitels en eretekens van ons af. Dan beseffen we, dat God door alle pronkerigheid en grootdoenerij heenkijkt, en dan kijken we daar ook zelf doorheen. Dan wordt er veel franje en schone schijn opgeruimd. Dan zinken onze troontjes in het niet vergeleken bij de troon van God en stappen we van onze troontjes af. Dan voelen we ons in niets meer boven anderen verheven. Ja, dan zitten we met deze koning ook in zak en as. Dan worden we mensen, die zich met schuld beladen weten. Dan krijgen we hartgrondig spijt van leven, zoals we het geleid hebben met zo weinig geloof in God en gehoorzaamheid aan God. Dan willen we er ook wel boete over doen. Het hoort toch heus bij het christelijk geloof, al is het gelukkig niet het enige, dat we in zak en as zitten over alles wat in deze wereld en in ons eigen leven niet overeenstemt met Gods wil. De schuldbelijdenis is een vast onderdeel van het gebedsleven, als het goed is, zoals het ook een vast onderdeel is in de zondagse liturgie. Het mag bij zo'n oosterse en heidense despoot onvoorstelbaar zijn, maar bij ons toch niet? Of komen uitgerekend wij christenen er niet aan toe om ons diep in het stof te buigen voor onze grote en heilige God en schuld te belijden? Is die heidense vorst voor ons een beschamend voorbeeld? Het is goed om ons dat in alle eerlijkheid af te vragen, juist ook met het oog op het Heilig Avondmaal, waaraan zulke schuldbewuste zondaren worden uitgenodigd om de tekenen en zegelen van de vergeving te ontvangen.

Het boek Jona is in ieder geval met die bedoeling geschreven. Het vertelt wel de lotgevallen van een ongehoorzame profeet op een heel boeiende en letterkundig knappe wijze, maar niet om Israël en zijn koning er aangenaam mee te verpozen, echt wel met de bedoeling om hen tot nadenken, ja ook tot bekering en berouw te brengen. Het is uiterst kritisch tegenover het volk, dat zich in geestelijke hoogmoed ver boven de heidense volken verheven achtte, dat de exclusieve rechten als volk van God voor zich opeiste, dat had afgeleerd wat berouw en inkeer was. De ninevieten zijn hun beschamend voorbeeld. Het is ook uiterst kritisch tegenover de koning, de gezalfde van God, die zijn volk in ootmoed en geloof zou moeten voorgaan, maar zich aan de wereldpolitiek had aangepast, heidense machten en afgoden had toegelaten, en zich de allures van een oosters despoot met veel pracht en praal en absolute macht had aangemeten. De koning van Ninevé is zijn beschamend voorbeeld. Een heidens volk en een heidense koning zijn vromer dan Israël en Israëls koning. Want zij buigen de knieën. Zij trekken het boetekleed aan. En wat doen wij, in deze week van voorbereiding?

Wat een prachtig samenspel trouwens tussen koning en volk, overheid en onderdanen. De koning gaat niet tegen de spontane volksbekering in, voert geen afkoelingsperiode in, maar doet er zelf tenvolle aan mee en leidt het in goede banen. Als alle machthebbers in deze wereld, democratisch gekozen of niet, de koning van Ninevé eens zouden navolgen, zou de wereld er dan niet heel anders uitzien? Als ze eens van hun tronen af durfden stappen, al hun uiterlijke waardigheden eens af durfden leggen, hun pretenties eens durfden te laten varen, en durfden te erkennen, dat de door hen ingeslagen weg verkeerd is, als ze ook eens gewoon mens durfden te zijn en in zak en as durfden zitten, het zou geen schande voor hen zijn, maar tot hun eer strekken en hun innerlijke waardigheid openbaren. Het zou ook veel minder politieke spanning opleveren, minder oorlog en onderdrukking, en meer vrede, meer vrijheid, meer welzijn voor iedereen. Als Gods Woord dat eens meer en meer bij de groten der aarde en onder de volkeren van deze aarde zou uitrichten wat het bij Ninevé en zijn koning deed, wat zou dat heil brengen. Laten we daarom maar veel voor de overheden bidden.

En zo nemen de koning en zijn overheidsdienaren de volksbeweging over. Ze bevelen: Laat mens noch beest, rund noch schaap, iets eten. Laat ze niet weiden noch water drinken. Maar mens en beest zullen met zakken bedekt zijn. Men roept dus een vasten uit. Ninevé is een welvarende stad. Men baadt er in weelde. Alle rijkdommen van de provincies stromen naar de hoofdstad toe. Men raakt er oververzadigd. Men groeit uit zijn krachten. Het leidt tot een groot zedelijk verval. De hele cultuur is decadent geworden. En door het woord van Jona gingen hun ogen open en ontdekten ze hard bezig te zijn zichzelf te vernietigen. En het bleef niet bij een degelijke politieke analyse en fraaie woorden, maar men ging daadwerkelijk over tot vasten, dus om niet te eten en te drinken. Wij protestanten zijn wat allergisch, wat overgevoelig geworden als het om vasten gaat. We denken aan het uitbundige carnaval, dat aan de rooms-katholieke vastentijd voorafgaat. Aan het vis eten op vrijdag. We hebben het al gauw over een vormendienst zonder inhoud, zonder echte inkeer tot God en berouw. Over een vasten dat nauwelijks offers kost. Of over vasten als verdienstelijk werk. Hebben we bij de hervorming het vasten met alle uitwassen van dien niet afgeschaft? Ging Jezus ook niet tekeer tegen het schijnheilig vasten van de Farizeeërs? Het is allemaal waar. Maar ik ben bang dat we het kind met het badwater hebben weggegooid. Want vasten is een heel goed middel om in ernstige tijden van ons leven alles los te laten, wat ons verhindert om ons op God te concentreren. Het is ook een heel goed middel om geestelijke discipline, om zelfbeheersing te oefenen en aan te leren. Het is een heel goed middel om te ontdekken hoezeer we aan allerlei aardse zaken en beslommeringen gebonden, ja zelfs verslaafd zijn, en ons daarvan innerlijk te bevrijden. Bij vasten merk je pas goed welke machten ons lichaam en onze geest in beslag hebben genomen, hoe afhankelijk we van hen zijn in plaats van van God. Hoelang kunnen we vasten als het om roken gaat, om drinken, om het gebruik van de auto, het kijken naar de t.v., het luisteren naar radio 3, om maar heel gewone dingen te noemen? Nee, de Here wil niet, dat we kluizenaars worden. We mogen ook genieten van de vreugdes van het leven. Maar zijn we geestelijk zo weerbaar, dat we ook een tijdje zonder kunnen en kunnen we ons losmaken van al wat ons bezig houdt om dan bezig te zijn met God? Of zeggen we vroom hoe grote zondaren we met elkaar in deze moderne samenleving wel zijn en dat dat wel door de weelde en overdaad zal komen, terwijl we ook zelf doorgaan met het er goed van te nemen, zonder in enig opzicht kritisch en waakzaam te zijn? Dat is even schijnheilig als vasten zonder een berouwvol hart. De innerlijke gesteldheid van het hart en het uiterlijke levensgedrag moeten in overeenstemming met elkaar zijn. Jezus heeft ook zijn vastentijd gekend, zijn geestelijke exercitie en oefeningen. De veertig dagen in de woestijn. En Hij heeft gezegd: dit geslacht van kwade geesten, die de mens vernietigen, kan nergens door uitgaan dan door bidden en vasten. Nee, bepaalde vastendagen zijn zo gek nog niet. Het is misschien ook in een week van voorbereiding op het Heilig Avondmaal zo gek nog niet, om ergens de proef op de som mee te nemen, of we nog zonder kunnen. In ieder geval eens speciaal te denken aan een vorm van vasten, die nu heel nodig is: versobering van onze levensstijl. Want is ook onze cultuur niet door te veel rijkdom en consumptie uit haar krachten gegroeid? Zijn we er geestelijk en zelfs lichamelijk niet door verwekelijkt en verslapt, zodat oefening in discipline en tucht, in matiging en onthouding goed zou zijn? En hebben we eigenlijk de ganse schepping niet in deze zonden meegesleurd? We lezen in onze tekst, dat zelfs de beesten bij dit vasten betrokken zijn. Ze mogen niet grazen en water drinken. Ze worden ook met zakken bedekt. Het eerste klinkt ons hard in de oren, het laatste komt koddig over. We kennen ook het verhaal uit de oudheid, dat paarden en lastdieren bij de dood van hun meester werden geschoren als teken van rouw. Men zag toen het leven veel meer als één samenhangend geheel als wij nu. Alles hing met alles samen en kon niet van elkaar worden losgemaakt. Men dacht inclusief, sloot alles in één geheel. Wij denken onder invloed van de natuurwetenschap veel meer analytisch. We zetten de dingen apart. We isoleren ze om ze te ontleden. We stellen ook ons zelf individualistisch apart. Maar we gaan meer en meer ontdekken dat dat zijn eenzijdigheden en gevaren heeft. Het inclusief denken gaat toch weer veld winnen. En terecht, al heeft dat ook zijn eenzijdigheden. Want in het milieu, waarin wij leven hangt alles met alles samen. En heel de schepping, ook de dierenwereld, wordt aangetast door het kwaad, dat wij mensen bedrijven. Heel de schepping rouwt mee en ligt onder het beslag van de zonde. Want wij weten, schrijft Paulus, dat de ganse schepping in al haar delen zucht en als in barensnood is. Alles verlangt vurig naar de totale verlossing, die Christus zal schenken in een nieuwe hemel en op een nieuwe aarde. Waar mensen verontreinigd zijn door de zonde, wordt ook het milieu verontreinigd. Het lijkt primitief, wat de mensen van Ninevé met hun vee deden maar het is misschien wel heel modern. In ieder geval bevat het een actuele boodschap voor ons. Om als het om onze verlorenheid en Gods verlossing gaat inclusief te denken, alles erbij te betrekken. Niet alleen onze ziel maar alle dode en levende natuur om ons heen, die zo van ons afhankelijk is en waarvan wij zo afhankelijk zijn.

Verder geven de koning en de andere overheidsdienaren het bevel, dat men sterk tot God zal roepen. Het is dus een oproep tot het smeekgebed. Het leven kon zo niet doorgaan. Dat had Jona's preek wel duidelijk gemaakt. Er moest verandering komen en redding. Zulke stemmen zijn ook nu niet van de lucht. Het moet snel anders, zo niet, dan lopen we vast. En men houdt conferenties en vergaderingen. Men doet politieke uitspraken en kondigt maatregelen aan. Maar de oproep tot gebed hoor je er zo weinig bij. Dat zou pas echt sensationeel nieuws zijn: de ministerraad heeft besloten, dat we allemaal sterk tot God zullen roepen. En toch is dat roepen zo belangrijk. De Here wil gebeden zijn. Heeft Jezus niet gesproken over die weduwe, die maar bij de onrechtvaardige rechter aanhield, en over die brutale vriend, die midden in de nacht aanklopte om broden te lenen en liet Hij zich zelf niet door de kananese vrouw overhalen? Waarlijk berouw en inkeer gaat met dit bidden en roepen gepaard. En de Here redt, als die roep voor zijn aangezicht is opgeklommen. Het geslacht van kwade machten wordt uitgedreven door vasten en bidden. Elke opleving en vernieuwing in kerk en maatschappij is geboren uit de nood van het gebed. Wie Hem aanroept in nood, vindt zijn gunst oneindig groot.

Bidden, doen we dat nog, gemeente? Hebben we daar onze vaste tijden voor? Brengen we de schulden en noden van deze wereld, van onze medemensen en van ons zelf voor Gods troon in het gebed. En is het ook wel eens een sterk roepen tot God, roepen met kracht, met de hele vezels van ons bestaan, van erop of eronder? Het is goed om in een week van voorbereiding op het Avondmaal ook ons gebedsleven onder de loep te nemen.

Maar het bleef bij de inwoners van Ninevé niet bij vasten en bidden alleen. Hun werd ook opgedragen, dat ze zich zullen bekeren, een ieder van zijn boze weg, en van het geweld, dat in hun handen is. De cultische bezigheden van vasten en bidden werden niet los gezien van het alledaagse leven. Er was geen scherpe scheiding tussen geloven of zondag en geloven op maandag. Het bleef niet bij jammeren en klagen, terwijl men de oneerlijke en onzedelijke praktijken rustig voortzette. Dat zou spotten zijn met God en met de ernst van zijn boodschap. Echt berouw verandert een mens, doet Hem de zonden loslaten. Echt berouw is schuldbelijdenis plus levensvernieuwing. Echte bekering is, om het met de woorden van de catechismus te zeggen, niet alleen een hartelijk leedwezen hebben, omdat we God door onze zonden vertoornd hebben, maar ook de zonde hoe langer hoe meer haten en ontvluchten en een lust en liefde kennen om naar de wil van God in alle goede werken te leven. En in een week van voorbereiding is zelfonderzoek nodig of dit bij ons gevonden wordt. Of er een echt verlangen is om anders te gaan leven. In Ninevé worden ook hoge eisen gesteld. En zij zullen zich bekeren, een ieder van zijn boze weg. Een ieder. Niemand uitgezonderd. Niet zeggen: we moeten allemaal wat aan het milieu doen, we moeten allemaal wat aan de schrille tegenstelling tussen armoede en rijkdom doen, we moeten allemaal wat minder egoïstisch zijn, en intussen op elkaar wachten. De oproep komt persoonlijk op ons af. Een ieder van zijn boze weg. En weg is in de bijbel onze hele handelwijze, heel ons doen en laten, ons totale leven.

En waarom dat alles? Wie weet, God mocht zich wenden en berouw hebben. Hij mocht zich afwenden van de hitte van zijn toorn, zodat wij niet vergaan. De schrijver van dit boek, die een stukje indrukwekkend proza ten beste geeft, gebruikt met opzet hetzelfde woord. Ieder moet zich omkeren. Wie weet, God zal zich dan omkeren. En dat is het antwoord op de prediking van Jona, waarin alleen maar was gezegd: nog veertig dagen en Ninevé wordt omgekeerd! Toch: wie weet? Ze proberen de deur der genade, die potdicht leek, toch open te krijgen, net als de kananese vrouw. Ze hopen tegen alles in. Wie weet is deze God van Israël anders. Is Hij anders als de blinde en stomme afgoden. Anders als het onbeweeglijke noodlot, dat in de vaste gang der sterren beschreven staat. Anders als de wetten in hun land, waarvoor zelfs een koning moet buigen als ze eenmaal uitgevaardigd zijn, immers een wet van meden en perzen kan niet verbroken worden. Wie weet? Het is een geweldig mysterie, dat deze heidenen eigenlijk meer van God begrijpen dan Jona, die straks vergenoegd op hun einde zit te wachten, en dan Israël, dat ondanks wat de profeten hadden gezegd, het heil voor de volkeren uitsloot. Weer zijn de Ninevieten het beschamend voorbeeld. Ze zijn om zo te zeggen niet op de zondagsschool geweest en de catechisatie, ze hebben nog nooit een kerk van binnen gezien, en toch weten ze het: God heeft geen lust in de dood van een zondaar, maar daarin, dat hij zich bekeert en leeft. Ze geven het niet op ondanks de woorden van Jona, die eigenlijk geen enkele hoop gaven. Ze klampen zich er aan vast, dat God in die strenge woorden niet zijn ware gezicht heeft getoond. Dat het het gezicht is als van een vriend, die boos kan zijn als de vriendschap is verstoord, maar waaruit juist blijkt, dat die vriendschap hem niet onverschillig is.

En wij? Wij weten oneindig veel meer. Wij weten van Gods liefde en barmhartigheid voor berouwvolle zondaren in Jezus Christus. Van zijn ontferming en genade. Van zijn vergeving voor ieder die zich tot Hem wendt. De deur van genade gaat wijd open in de verkondiging van het rijke evangelie van Jezus Christus en alsof dat niet genoeg was ook nog in de rijke tekenen van brood en wijn. Wij weten, dat er een kruis op deze aarde heeft gestaan, waaraan de zonden van de gehele wereld gedragen zijn. Waarheen de hitte van Gods toorn is afgewend. Is dat alles niet veel rijker en ruimer dan wat Jona te bieden had? Wie weet? Wij weten het. Maar we durven het vaak nog minder te geloven dan de Ninevieten. We leven zo weinig uit de vrijheid en blijheid van dat heerlijke evangelie. We zien het vaak zo donker in en wandelen zo zelden in het licht met Jezus. We durven het vaak niet met dit geloof te wagen. En toch, doe het maar. Laat je daar ook maar door de tekenen van brood en wijn toe opwekken. Blijf niet hangen in twijfels, onzekerheden, neerslachtigheden. Geloof met de Ninevieten, dat God zich kan omkeren. Zich kan wenden, van jou af naar jou toe. Zich kan wenden van oordeel naar genade, van toorn naar liefde. En God zag hun werken, dat ze zich bekeerden van hun boze weg en het berouwde God over het kwaad dat Hij gesproken had hun te zullen doen en Hij deed het niet. Gelukkig is God niet de gevangene van zichzelf. Zal de Here dan voor eeuwig verstoten en voortaan niet meer goedgunstig zijn? Nee, want de rechterhand van de Allerhoogste verandert, zo luidt het in psalm 77. Is God dan veranderlijk? Kunnen we niet op Hem aan? Nee, God is heus onveranderlijk. Hij is altijd dezelfde in zijn heiligheid en zijn barmhartigheid, in zijn rechtvaardigheid en zijn genade. Hij blijft trouw aan zijn verbond, met de eisen en straffen maar ook met de beloften en zegeningen van dat verbond. Hij houdt aan zijn Woord vast, zijn woord van oordeel voor de onboetvaardige zondaar en van vergeving voor de boetvaardige zondaar. En daarom verandert Hij als de zondaar verandert. Daarom dreigde Hij Ninevé om te keren en deed Hij het niet. Daarom keerde Hij zelf om, omdat de Ninevieten waren omgekeerd. Wat blijkt Hij daarin groot te zijn, echt de Vader van onze Here Jezus Christus. Degene, die de hitte van zijn toorn nog liever op zijn eigen Zoon neer liet komen dan op ons. Degene, die het kwaad, dat Hij gesproken had te zullen doen, nog liever zijn Zoon aandeed dan ons. En brood en wijn vertellen ons dat heel duidelijk. De Here is genade voor vastende, biddende, roepende, zich bekerende zondaren. Ze verdienen het grootste kwaad, en toch, Hij doet het niet. Hij spaart hen, redt hen. Hallelujah, Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4