Genesis 21 : 22 - 34
Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?
Abraham en Abimelech te Berseba
Voor 't laatst gehouden op 3 oktober 2004 te Hattem
Vreedzame coëxistentie.
Gemeente des Heren, als ik in twee woorden moet zeggen, waar het om gaat in dit stukje uit de bijbel, dan kies ik die: vreedzame coëxistentie. Wat betekent dat? het In vrede naast elkaar leven van mensen, die maar weinig gemeen hebben. Die er een verschillende levensstijl op na houden. Die van levensbeginselen uitgaan, die met elkaar botsen. Er is dus alle brandstof aanwezig voor een heftig conflict, een strijd op leven en dood, maar beide partijen zien in, dat ze dan flinke schade zullen lijden, en daarom kiezen ze er wijs en tot heil van de mensen voor, om afspraken te maken, verbonden te sluiten, waarbij het een kwestie is van geven en nemen, en elkaar verder met rust te laten.
Zo sluiten ook Abraham en Abimelech een verbond. Ze hebben inderdaad allebei heel verschillende levensbeginselen. Abraham dient de Here, Jahweh. Wij zouden zeggen: de God van Israël en de Vader van Jezus Christus. En Abimelech dient de heidense afgoden. Maar ze maken afspraken om gewelddadige conflicten met veel slachtoffers te voorkomen en in vrede naast elkaar te leven.
De latere verzamelaar van alle verhalen over Abraham, de eindredacteur, die in de tijd van koning David leefde, herkende daar iets in van zijn eigen tijd. Immers, op het land van Abimelech woonden toen de Filistijnen. Daarom heeft hij het erover, dat na de sluiting van het verbond tussen Abraham en Abimelech de laatste met zijn legeroverste Pichol terugkeerde naar het land der Filistijnen. En dat Abraham vele dagen als vreemdeling vertoefde in het land der Filistijnen. Maar Abraham kan de Filistijnen onmogelijk gekend hebben. Toen waren zij, zeevolken, van het eiland Kreta afkomstig, nog láng niet op Israëls kusten neergestreken. Dat gebeurde pas later. Met als gevolg voortdurend gewelddadige botsingen tussen Israëls richteren, zoals Simson, mét die Filistijnen. Maar in de regeringsperiode van David kwam men na jarenlange conflicten tot een zekere vreedzame coëxistentie. En dat werkte duidelijk in het voordeel van David. Mede daardoor werd hij dè koning van Israël. De koning bij uitstek. Teken en symbool van het ware koningschap dat van niemand minder dan God zelf uitgaat in de Here Jezus Christus. De eindredacteur, de oude verhalen over Abraham eerbiedig verzamelend, en tegelijk midden in zijn eigen tijd levend, zag daar, geïnspireerd door de Heilige Geest, dus duidelijk verband tussen. De geschiedenis herhaalt zich. Waarom? Omdat het in wezen om de almaar voortdurende geschiedenis gaat tussen de kinderen van God en de kinderen van deze wereld. Een geschiedenis van heftige strijd met alle slachtoffers, die dat een weerszijden tot gevolg heeft, óf één van vreedzame coëxistentie. Soms is de strijd niet te voorkomen, is het op dat moment Gods wil, omdat anders zijn volk wordt vernietigd en zijn Koninkrijk niet komen kan. Voorbeelden van die strijd genoeg in de bijbel. Maar soms is de tijd meer geschikt voor vreedzame coëxistentie.
Waar is de tijd nu geschikt voor? Daar worstelen de nakomelingen van Abraham, het huidige volk van Israël, ook mee, als het gaat om hun houding tegenover de Pálestijnen, toch in wezen de nakomelingen van de Fílistijnen. Het is niet voor niets in hun talen het zelfde woord. Het houdt Israël verdeeld. Wat willen we? Veiligheid boven alles met desnoods het gevecht of de vreedzame coëxistentie met geven en nemen, ook geven en risico's aandurven?
De geschiedenis herhaalt zich. Ook in deze tijd. Want het is in wezen de steeds blijvende verhouding tussen kerk en wereld. Abraham als de kerk. Abimelech als de wereld. Zoals er een flinke tijd zat tussen Abraham en de redacteur die de verhalen over hem verzamelde en publiceerde in een heerlijk boek als Genesis is, zo zit er ook een flinke tijd tussen die redacteur en óns. Maar het gaat uiteindelijk om dezélfde zaken. Hoe ervaren we als christenen de wereld om ons heen, hoe ervaart de wereld ons, en hoe gaan we met elkaar om? In een slachtoffers makend gevecht of in vreedzame coëxistentie?
In onze geschiedenis neemt Abimelech het initiatief. Hij komt naar Abraham met zijn legeroverste Pichol en zegt: God is met u in alles wat gij doet. Abimelech ziet dus, dat Abraham rijk door zijn God gezegend wordt. Abrahams kudde breidt zich uit. Zo ook het aantal knechten. Zijn rijkdom en macht nemen toe. Hij heeft na lang wachten nu ook een zoon als erfgenaam. Izaäk. Kortom, het gaat Abraham in alles voor de wind. Hij had niet de vruchtbare vlakte gekozen als Lot. Maar was de weg van gehoorzaamheid aan God en vertrouwen in God gegaan en God heeft hem daarin niet teleurgesteld. De rechtvaardige gaat het goed. Het staat zo vaak in de bijbel. Het dienen van de Here wordt beloond. Het is niet altijd zo. Gods kinderen worden ook wel eens beproefd door tegenslagen en extra doordat ze daartegenover zien hoe de goddelozen alle succes hebben. Maar dat neemt niet weg, dat je van een gelovig vasthouden aan Gods wil en beloften zegeningen mag verwachten. Eeuwige zegeningen, maar vaak toch ook al aardse en tijdelijke zegeningen. Het zal aan je te merken zijn, dat God met je is. Ook door de wereld om je heen. De Here demonstreert aan de wereld zijn liefde en macht in het leven van zijn kinderen. Ga ook in deze wereld, in je werk, in je maatschappelijke en sociale contacten, maar trouw de weg van God en van de Here Jezus. Het zal je niet berouwen. Je zal merken dat de Here met je is. Ja, anderen zullen het ook merken. Je krijgt waardering, respect, ontzag, zoals Abraham dat duidelijk van Abimelech kreeg. Men beseft dat men niet zomaar om je heen kan, zoals Abimelech niet meer om Abraham heen kon. Zijn er niet tijden geweest dat de kerk een respectabele plaats en grote invloed in onze Nederlandse samenleving had? En dat christenen belangrijke posten bezetten op allerlei terrein? Het is niet meer zo. Maar we mogen de hoop niet verliezen, dat het ooit weer zo wordt en ons intussen wel afvragen hoe het komt dat kerken en christenen die waardering en invloed zijn kwijtgeraakt. Want als God écht mét je is, voelt de wereld aan dat je een geheim kent en een wonderlijke kracht, waarmee ze terdege rekening heeft te houden, waarbij ze het wijs acht, om er in een góede verstandhouding mee te komen, omdat die zich anders wel eens tégen haar zou kunnen keren.
En zo vraagt Abimelech aan Abraham. Nu dan, zweer mij toch hier bij God, dat gij niet bedrieglijk met mij zult handelen. Abimelech wil Abraham niet tot vijand hebben, die hem een keer met list overvalt, nu hij zo aan macht heeft gewonnen. Ik denk, dat Abimelechs vroegere ervaringen met Abraham en met diens God bij dit verzoek sterk meespelen. Abraham was immers niet eerlijk geweest tegenover Abimelech maar had gedaan of Sara zijn zuster was. Maar de God van Abraham had Abimelech in een droom ernstig gewaarschuwd om Sara niet tot vrouw te nemen. Ook wij christenen hebben in de wereld wel de naam, dat we niet te vertrouwen zijn, schijnheilig, bedrieglijk, en laf, niet moedig genoeg om voor de waarheid uit te komen, als dat risico's oplevert. Wat is dat erg. Wat ontheiligen we zo de naam van God en Christus in deze wereld. Laten we toch midden in het leven van elke dag in deze maatschappij zó open en eerlijk zijn, dat alle wantrouwen en achterdocht verdwijnt. Anders is een vreedzaam samenleven van kerk en wereld niet mogelijk. We moeten daarbij ook op ons geloof áángesproken kunnen worden door anderen. Jij gelooft toch? Hoort daar dan geen onbedrieglijkheid bij? Eerlijkheid, openhartigheid, liefde, trouw, wijsheid? Zoals ook Abimelech Abraham aanspreekt op zijn geloof. Zweer mij toch hier bij God. Zo'n eed kunnen de overheidsdienaren van deze tijd ook van óns vragen. Bij het afleggen van een getuigenis bij de rechtbank. Bij het aanvaarden van politieke verantwoordelijkheid, een openbare functie. Er wordt zo een beroep gedaan op ons geloof, als ons gevraagd wordt niet bedrieglijk te handelen in deze wereld. Hoe zeer is het dan zaak om dat heel serieus te nemen. Als de wereld de kracht en waarde van het geloof erkent, wat toch het geval is als van ons een eed gevraagd wordt, mogen we wel beseffen met wat voor heilige zaken we dan omgaan.
Aan de andere kant zit achter het verzoek van Abimelech ook het besef, dat je de God van Abraham beter niet tegen je kan hebben. Omdat Hij macht heeft over het denken en doen van de mensen over de hele wereld. Had Hij Abimelech niet via een droom weten te bereiken? En had Hij hem niet schrik aangejaagd? Je bent een kind des doods, omdat je op het punt staat de vrouw van een ander te nemen. De wereld lijkt onverschillig tegenover God, maar er kon diep in mensenharten wel eens veel meer ontzag en huiver voor Hem zitten dan wij denken. Heus, we hebben geen zwakke maar een sterke God. Die Heer is van de kerk, maar ook van de wereld en Hij doet op zijn tijd en wijze ook dáár zijn heerschappij gelden. Dat is tot troost en bemoediging bij ons staan en ons werken in deze wereld als christenen.
En Abimelech vraagt verder: naar de vriendschap, die ik u betoond heb, zult gij mij en het land, waarin gij als gast vertoeft, behandelen. Abimelech had zijn land voor Abraham opengesteld, hem zo gastvrijheid verleend en verlangt daar nu ook de zekerheid van een vreedzaam samenwonen voor terug. En zo zijn wij ook gasten op deze wereld, toelevend naar de volkomen vervulling van al Gods beloften in zijn Koninkrijk, het rijk van de Here Jezus Christus, de beloften die het eerst aan Abraham gegeven werden. En dan mogen we wel dankbaar zijn voor de gastvrijheid die deze wereld ons biedt, ook in deze tijd. Al wordt de samenleving steeds neutraler en komen de heersende morele opvattingen steeds scherper in botsing met de christelijke moraal, denk maar aan de seksuele moraal, de huwelijksmoraal, de moraal rond begin en eind van het leven, de visie op de zondag, we leven hier toch nog in grote vrijheid als christenen. Ons wordt niet verboden er onze eigen manier van leven op na te houden. We worden niet gediscrimineerd en verdrukt. We kunnen in deze wereld goed onze boterham verdienen, ons goed ontplooien. Het kan ook anders. Dat we verstoten worden, van huis en haard verdreven. Dat het hevig oorlog is tussen kerk en wereld en geen vreedzaam samenleven. Ja, het Koninkrijk van God staat zó haaks op de koninkrijken van deze wereld, er is van zúlke tegengestelde principes sprake, dat het eigenlijk normáál is als de wereld uit is op onze ondergang en dood. Zoals ze ook de Here Jezus gekruisigd hebben en een dienaar is niet meer dan zijn heer. Dan mogen we de gastvrijheid en verdraagzaamheid die de wereld ons toont wel waarderen en beantwoorden met wat Abimelech aan Abraham durft vragen. Dat we anderen de ruimte geven om te leven zoals zíj het willen en hun dat niet onmogelijk maken. We hoeven het met hun levensvisie en levensstijl niet eens te zijn. We hoeven ons eigen geloof en onze meningen niet te verzwijgen. Maar we hebben de ander wél in zijn waarde te laten en zijn vrijheid van denken te gunnen. En we mogen naar vormen zoeken en afspraken proberen te maken om zo vreedzaam mogelijk met elkaar samen te leven op Gods aarde. Wat dat betreft horen christenen goede staatsburgers te zijn. Voor iedere medeburger, ook voor de allochtoon, de moslim en tegenover de overheid. Ik denk, dat de Here Jezus zo ook in het leven heeft gestaan. Er wordt Hem op een gegeven moment een strikvraag gesteld: is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet? Ze lokken Hem uit om een opruiende mening te uiten. Maar Hij zegt: geef de keizer wat van de keizer is en aan God wat van God is. Hij wil geen revolutionair zijn, wil de wereldorde niet met geweld omverwerpen, maar wil die wereld voor zich veroveren met de zachte krachten van zijn Woord en Geest. En in deze stijl van leven hebben we Hem na te volgen.
Abimelech denkt verder ook aan de toekomst. Ga ook goed om met mijn kroost en mijn nageslacht, vraagt hij aan Abraham. Temeer daar Abraham nu ook een zoon heeft en dus toekomst. Verbonden en vrede sluit je niet voor even, maar dan ga je uit van wederzijdse trouw voor altijd en hoop je, dat het voor het nageslacht tot zegen zal zijn. Ook in de wereld is het niet altijd alleen maar egoïstisch genieten van het hier en nu, maar voedt men kinderen op, heeft men hun geluk op het oog en bouwt men zo aan de toekomst. Hoeveel te meer dan wij christenen aan wie door God een heel bijzondere toekomst is beloofd. Treffen we de nodige maatregelen, dat onze kinderen aan die toekomst deel zullen krijgen, een veel mooiere toekomst dan de beperkte in deze wereld? In hun opvoeding? In het naar ons vermogen zeker stellen, dat de kerk in de wereld blijft bestaan? Of zijn de kinderen van deze wereld op dit punt wijzer dan de kinderen van het Koninkrijk?
Maar we gaan verder. Wat doet Abraham op de uitnodiging tot vreedzame coëxistentie van Abimelech? Hij reageert daar positief op. En Abraham zei: ik zweer het. Zo moeten wij ook opbouwend en met vredesgezindheid in het leven staan. Bereid tot goede afspraken. Abraham voegt er echter wél wat aan toe. Maar Abraham maakte Abimelech een verwijt over een waterput, die de knechten van Abimelech zich hadden toegeëigend, hoewel Abraham die had laten graven. Zo'n put is van levensbelang. Is de levensbron. Met andere woorden: we mogen ook als christenen een plaatsje op deze wereld opeisen. Mogelijkheden om het leven van ons en de onzen te onderhouden. Mogelijkheden om te leven zoals wij het wensen. We hoeven ons om zo te zeggen de kaas niet van het brood te laten eten. We mogen ook voor onze réchten opkomen. Ook Jezus zweeg wel toen het helemaal geen zin had om te praten, daarmee tonend boven de gemene intriges van de joodse raad te staan, die twee valse getuigen had ingehuurd, maar Hij zweeg vérder níet. Zei bijvoorbeeld bij zijn gevangenneming: als tegen een rover zijn jullie uitgetrokken met zwaarden en stokken, terwijl ik alleen maar in de tempel leerde. We mogen ook protesteren als ons onrecht wordt aangedaan. Als dingen van ons worden afgenomen die we zelf hebben opgebouwd. Bij het sluiten van echte vrede is alles uitgepraat en blijft er niet wat zitten. Wat de ene partij de andere heeft aangedaan moet worden uitgesproken en goed gemaakt. We hebben als christenen vaak genoeg te lijden in deze wereld, onrecht, verdrukking, gebrek aan mogelijkheden om te leven zoals we het zelf willen. Dat hoort bij het volgen van de Here Jezus. Die pijn moet wel eens geleden worden. Die offers moeten wel eens gebracht worden. En gelijk het zwaard trekken als Petrus deed in de hof van Gethsemane is niet de bedoeling, maar we mógen ja móeten ons wél moedig met het zwaard van het woord verdedigen. Slijp dat zwaard. Maak het scherp. Kom voor je geloof op, voor de kerk op, voor de zaak van God op. Vecht voor een erkende plaats van deze zaken, ook in de wereld van vandaag. De Here wil dat. Staat op en strijd de goede strijd. De strijd ook van een eerlijke plaats van de kerk in deze wereld. We hoeven het niet te pikken als het ons onmogelijk wordt gemaakt die plaats in te nemen.
Hoe is de reactie van Abimelech? Daarop zei Abimelech: Ik weet niet, wie dat gedaan heeft. Ook hebt gij het mij niet meegedeeld. En ik heb het ook niet vernomen vóór vandaag. Met andere woorden: Sorry, ik wist het niet. Waarom heb je niet eerder aan de bel getrokken? Wat moeten we daar nu van denken? Abimelech kan het echt menen wat die zegt. Maar het kan ook een diplomatieke, eigenlijk zelfs huichelachtige manoeuvre zijn.
Kortom, in de wereld is het niet koekoek één zang. Er zijn mensen, die je in je christen-zijn respecteren. Je alle ruimte geven om je geloof in de praktijk te brengen. Maar er zijn er ook, die hun best doen om dat onmogelijk te maken en de bronnen daarvoor, die jezelf hebt aangeboord, van je af te pakken. En de wereld verwijt de kerk wel huichelachtigheid. Terecht. Ik doe daar niets aan af. Abraham was ook tegenover Abimelech echt niet eerlijk, toen het om Sara ging. Maar is het nu wel zo'n zuivere koffie, als het omgekeerd om de houding van de wereld tegenover de kerk gaat? Zoals de bijbel het beschrijft zou ik, als ik in de schoenen van Abraham stond, de uitgebreide verontschuldigingen van Abimelech niet helemaal vertrouwen. Ze lijken verdacht veel op smoesjes. Zou hij echt niet geweten hebben wat zijn knechten deden? In ieder geval heeft de wereld twee gezichten. Het vriendelijke gezicht van Abimelech en het wrede gezicht van zijn knechten. En soms heeft de wereld ook het Janusgezicht van beide tegelijk. Laten we dus steeds onze christelijke ogen goed open houden.
Wat doet Abraham? Aan de ene kant sluit hij een verbond met Abimelech en geeft hij hem daar schapen en runderen bij als bekrachtiging daarvan. Aan de andere kant houdt hij zeven lammeren apart. Accepteert Abimelech die ook, dan houdt dat de erkenning in, dat de waterput van Abraham is. Abraham is niet hebzuchtig, zelfs vrijgevig, maar zoekt wel zijn recht en wil helderheid over het gebruik van de put omdat de bron van leven later niet een bron van vredesbreuk en geweld mag worden. Zo toont Abraham zijn wijsheid, van God ontvangen.
En zo sluiten beiden een verbond. En de plaats, waar dat gebeurt, heet voortaan Berseba. Want in hebreeuwse oren klinkt die naam als: put van de eed. En ook als: put van de zeven. Abraham plant er ook een tamarisk. Een soort boom als een lang blijvend herinneringsteken. Zoals op veel plaatsen in Nederland Wilhelminabomen zijn geplant. De aartsvaders hebben er het langste gewoond. Abraham, maar ook Izaäk was er vaak, en Jacob trok vandaaruit naar Egypte. En later werd, als men geheel Israël bedoelde, nogal eens de vaste uitdrukking gebruikt: van Dan tot Berseba. het Noordelijkste en zuidelijkste plaatsje van het land van belofte. Gods Koninkrijk daalt als gevolg van deze verbondssluiting tussen Abraham en Abimelech in zekere zin al neer, krijgt voet aan de grond in deze wereld. Berseba is als het ware een vooruitgeschoven post van dat Koninkrijk. En dat zal zich verder doorzetten. Via Israël, als volk en land van Gods beloften, en via Jezus Christus, door wie God zijn beloften van heil en vrede zichtbaar gestalte heeft gegeven. Dat is Gods heilsgeschiedenis met deze aarde.
Berseba was ook een bekende offerplaats. En Abraham is daarmee begonnen. Want Abraham riep daar de naam van de Here, de eeuwige God, aan. Wat wil zeggen: vervulde daar de eredienst aan deze God. Zo is het onze taak om in deze wereld de dienst aan God en aan de Here Jezus Christus gaande te houden en mogen we van de wereld daar ook de vrijheid voor vragen, vrijheid van godsdienst. Houdt de lofzang gaande. Houdt het gebed gaande. Houdt de verkondiging van het evangelie gaande. Houdt de dienst aan de Here gaande, in kerken en huizen. Houdt zo maar je eigen identiteit, je eigen levensbeschouwing en levensstijl als volk van God en kinderen van Jezus Christus in deze wereld. Wees zo de lichtgevende fakkel van God in deze duistere wereld. En pas je niet aan de wereld aan. Israël dóet dat later nogal eens, als het verbonden met buurvolken sluit. Het gaat ook de afgoden van die volken dienen. Maar Abraham doet dat niet. Hij neemt de goden van Abimelech niet over, maar roept de naam van de Here aan. Laten wíj dat ook blijven doen. De eeuwige God trouw blijven dienen. Steeds heerlijke levenstekenen van Hem oprichten in deze wereld. Dat is de manier waarop Christus voet aan de grond krijgt in deze wereld, ja die wereld voor Hem wordt gewonnen. En dat is ook iets wat de wereld ons nooit kan afnemen, als het goed is. Dat we aan God geven wat van God is. Zoals ook de discipelen ondanks de vervolging door de Hoge Raad niet konden nalaten te spreken van wat ze gezien en gehoord hadden en zoals Paulus uitriep: wee mij, indien ik het evangelie niet verkondig.
En Abraham vertoefde vele dagen als vreemdeling in het land van de Filistijnen. Ook wij blijven dat uiteindelijk in deze wereld. Ondanks de vreedzame coëxistentie. Vreemdelingen. Gasten. Niet echt bij deze wereld horend. Gericht op een andere wereld, op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar de Here Jezus de weg naartoe gebaand heeft. Dat geloofsgeheim mogen we niet verliezen. Vreedzame coëxistentie met de wereld mag niet betekenen helemaal in deze wereld opgaan, de vreemdelingschap van het christelijk geloof helemaal kwijt raken. Want we hebben uiteindelijk toch een ander levensdoel, een andere levensbestemming. Door het geloof heeft Abraham vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land, waar hij in tenten woonde met Izak en Jakob, die medeërfgenamen waren van dezelfde belofte. Want hij verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is.
O God, wij bouwen als ontheemden,
wij wonen en wij blijven vreemden,
bestemd voor hoger burgerrecht.
Wil ons, o Koning der getijden,
een woning in de stad bereiden
waar Gij het fundament van legt.
Amen.
Rapporteer
My comments