Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?
Preek voor na het Kerstfeest
De vlucht naar Egypte

Gemeente des Heren,
2020, het jaar dat deze week ten einde loopt, gaat de geschiedenis in als een heel bijzonder jaar, dat van de pandemie en de anderhalvemetersamenleving. Het was dagelijks nieuws op de televisie. En heeft het andere nieuws naar de achtergrond verdrongen. Ook oud nieuws, waarin dit jaar niet uniek was. Helaas niet. Zoals het bericht dat iemand zijn geweer leeg schiet op een menigte uit blinde woede en haat. Een terreurgroep een auto laat exploderen in een drukke winkelstraat. Een bandietengroep mensen gijzelt om losgeld, zelf schoolkinderen in Afrika. De onderwereld concurrenten liquideert op straat. De regionale oorlogen met moordend geweld.
Daarnaast bleef er de stroom vluchtelingen. Arme, hongerige, angstige mensen die een oorlogsgebied ontvluchten. Afrikaanse jongens die Europa willen binnenkomen.
En zo zitten we gelijk midden in de geschiedenis van onze tekst. Ook over een gezin dat op de vlucht slaat. En onschuldige kinderen die het slachtoffer zijn van geweld.
We kunnen ons met zo’n verschrikkelijke wereld indenken dat er mensen zijn die cynisch zeggen: Kerstfeest? De kerstromantiek? De kerstvrede? De lichtjes, liedjes, gezelligheid? Te mooi om waar te zijn.
Toch is Kerstfeest ook te waar om mooi te zijn. Dat geldt al van het kerstevangelie zelf. Het vertelt ons immers van de machtspolitiek van keizer Augustus. Zijn gesol met zijn onderdanen, van hot naar her gestuurd voor een volkstelling.
Het vertelt van de geboorte van een kind, een flink end van huis, onder moeilijke omstandigheden, in een stal.
Maar het geldt helemaal van wat erna gebeurt. De kindermoord te Bethlehem. De vlucht van het kindje Jezus met zijn ouders naar Egypte.
In de oude katholieke kerk werd op 28 december, morgen, het feest van de Onnozele Kinderen of Onschuldige Kinderen gevierd, het feest van het martelaarschap van de onschuldige jongetjes van Bethlehem, op last van Koning Herodes vermoord. De oude katholieke traditie leert dat God die jongetjes had voorbestemd om door hun dood te getuigen van de Messias. Voor ons is het onvoorstelbaar, dat je zo iets een feest noemt. Maar er liggen eeuwen tussen.
In ieder geval reden genoeg om dit duistere, huiveringwekkende stukje uit het evangelie van Mattheüs vandaag nader te bekijken.
En ik zie dan twee kanten van het verhaal. De eerste kant is die van Herodes. Zeg maar de Herodiaanse kant. De tweede is die van God met het kindje Jezus, de Messias. De messiaanse kant.
Eerst dus de Herodiaanse kant. En aan die kant is het sleutelwoord 'macht'. Herodes kreeg macht en wil die houden. Met alle geweld. Is dat niet de wereld, waarin wij leven? Veel draait om de macht. Die van culturen en werelddelen, rassen, religies, landen, meerderheden en minderheden binnen landen. Geen wonder, want diep van binnen hebben we allemaal begeerte naar macht, invloed, overwicht, ontzag van anderen, onbelemmerde vrijheid in ons doen en laten. Achter bijna elke gebeurtenis zit het motief van macht. En helemaal achter gebeurtenissen, die moreel fout zijn, voor ongelukken zorgen, slachtoffers maken. Het is onze taak als christenen om al die kwalijke vormen van macht, bij ons zelf en anderen, te durven zien, en op de risico's te wijzen.
Want macht heeft de neiging grenzen te overschrijden. Wie ons in ons streven naar macht in de weg staat, moet wijken. Macht wil niet gedeeld worden. Het is: ik of hij. Wij of zij. Zoals Herodes ook dacht: ik of die pasgeboren koning van de joden. Allebei kan niet. Terwijl God toch ieder zijn plaats op de aarde geeft. Gunnen wij elkaar de ruimte om te leven? Of hebben wij ook die herodiaanse trekjes van onverdraagzaamheid?
Macht heeft ook de neiging om alles in de greep te houden. Niets mag ons ontglippen. Dat zien we ook bij Herodes. Hij wil alles in de hand hebben. Niet het geringste, zelfs niet een machteloze baby mag een escape worden, een gaatje om aan zijn invloed te ontkomen. Dat is ook zo'n herkenbaar herodiaans trekje. Zelfkennis op dit punt is nodig, door de Heilige Geest geschonken. Wij hebben graag lange stevige armen, over ons personeel, in de kerk, soms zelfs over onze huwelijkspartner, onze kinderen.
En als dat niet lukt? Dan uit zich dat in woede. De wijzen uit het oosten worden in een droom gewaarschuwd om niet naar Herodes terug te gaan, als ze het kindje Jezus eer hebben bewezen. En toen Herodes begreep dat hij door hen misleid was, werd hij furieus. Ook zo'n herodiaans trekje. Kwaad worden als we merken dat het anders gaat dan wij dachten. We om de tuin zijn geleid. Nee, daar zien we de humor niet van in, we springen uit ons vel.
En waar komt die woede uit voort? Uit angst. Angst om de greep op alles te verliezen. De wijzen komen naar Jeruzalem met de vraag: waar is de pasgeboren koning van de joden? We hebben zijn ster zien opgaan. En daar schrikt Herodes hevig van en heel Jeruzalem met hem. Weet u, ik raak er meer en meer van overtuigd: vertrouwen is de grootste weldoener, en angst de grootste boosdoener. Angst is het gemeenste herodiaanse trekje. Het leidt tot kwaadheid en dat leidt tot geweld. Dat zien we bij Herodes. Toen hij verschrikkelijk boos was, gaf hij opdracht om in Bethlehem en wijde omgeving alle jongetjes van twee jaar en jonger om te brengen. Wat zit er diep in ons hart? Kwaadheid of goedheid? Maar vooral: angst of vertrouwen?
En omdat machtswellust, woede en angst heftige emoties zijn, verliezen we daarbij ons verstand. Herodes, vol achterdocht en achtervolgingswaan, denkt - hoe dwaas - iets te duchten te hebben van een jong, weerloos kind. Er mogen wat vreemde verhalen de ronde doen over een toekomstig goddelijk koningschap, maar een kind, zwak, arm, in een boerenstal geboren, wat heb je daar nou van te duchten? Mocht dat kind eens als volwassene naar het koningschap streven, dan lig je al onder de zoden, Herodes. Maar zo nuchter rekenen we niet als we in het herodiaans denken verstrikt zitten.
En toch is het waar. Ook Herodes is sterfelijk. Je kunt nog zo machtig zijn, machtiger dan de dood is niemand. Die is de grote gelijkmaker. Mattheüs legt daar nadruk op, als hij twee keer achter elkaar het woord 'gestorven' gebruikt. Toen Herodes gestorven was, zei de engel tegen Jozef in Egypte in een droom: sta op, neem het kind en zijn moeder en reis naar Israël. Want zij die het kind naar het leven stonden, zijn gestorven. En dat betekent: over en uit met al je menselijke macht. Wat is machtelozer dan een dode?
En zo gaan we langzamerhand naar de andere kant van ons verhaal, de messiaanse kant. Maar als overgang nog even het volgende. Dat is dat macht vaak handig van religie gebruik maakt. Herodes schijnt ook religieus. Hij zegt tegen de wijzen: Stuur me bericht zodra je het kind gevonden hebt, zodat ook ik erheen kan gaan om het eer te bewijzen. Het duidelijkste voorbeeld van zo'n explosieve vermenging van politieke macht en religie is de extreme Islam. Maar ook het christendom heeft zich nog wel eens corrupt met macht vermengd.
Het is overigens goed mogelijk dat Herodes diep in zijn hart aanvoelde uiteindelijk meer van dit kind te duchten te hebben dan van een aardse rivaal. Moordende machthebbers leven vaak met een onrustig geweten, met angst voor een rechtvaardige God. Ze zien soms goed de verborgen, schijnbaar zwakke en hen toch ondermijnende krachten van Gods Koninkrijk werken.
En die werken inderdaad ook in ons verhaal. Want dwars door de verschrikkelijke misdaden van mensen trekt God zijn plan, stil en verborgen. Dat lees je bij Mattheüs tussen de regels door, maar vooral in de regels, waarin hij meldt dat zo in vervulling ging wat eerder gezegd is door de profeten, Gods woordvoerders. God heeft toch de hand in alles. Er gebeurt alleen wat Hij tevoren bepaalde. God moves in a mysterious way. God gaat zijn ongekende gang vol donkre majesteit. Hij laat ons mensen in de vrijheid, waarmee Hij ons schiep, al doen we er de ergste dingen mee. Het lijkt daarom of Hij er niet is. Dat kan flink aan ons geloof knagen. Maar blijf vertrouwen. Er gaat via zijn mysterieuze omwegen alleen in vervulling wat God plande. En zijn plannen zijn vol liefde, trouw, genade, heil.
En daarbij is Hij het kwaad steeds net te slim af. Men wil Gods bruggenhoofd van heil op aarde uitroeien. In het boek Esther ging het om Israël, Gods volk. Hier gaat het om Jezus, Gods Zoon. Maar men krijgt het niet gedaan. Het is een narrow escape. Maar een escape, een uitredding, een ontkomen. Het werk van God is niet te keren, omdat Hij erover waakt. Vooral niet zijn werk door Jezus, zijn gezalfde Zoon, zijn messiaans redden. Blijf daar maar op vertrouwen.
Het valt op dat God daarbij de droom gebruikt. De wijzen droomden, dat ze niet naar Herodes terug moesten gaan. Jozef droomde, dat hij met het kind en de moeder naar Egypte moest vluchten. Hij droomde dat het tijd was om terug te keren. Hij droomde dat hij naar Galilea moest uitwijken en kwam zo in Nazareth terecht. Er zit zelfs humor in deze harde geschiedenis. De wakkere, oplettende, achterdochtige politiek van Herodes legt het af tegen de dromerige wijzen en Jozef.
Dromen: ijle, vage, onlogische, uit het duistere onbewuste doorbrekende gedachteflitsen. Daar kun je niets mee. Maar God wel. Dat wist men vroeger al. Hij stuurt zo onze gedachten en gaat op die manier zijn ongekende, en niet te keren gang. Hij werkt met het geheime wapen van zijn Geest in onze geest. Via waarschuwende, sturende, troostende ingevingen. En zo is zijn macht veel groter dan die van Herodes, ja van de wreedste tiran. Die dwingt alleen met geweld uiterlijke gehoorzaamheid af. Maar God stuurt ons hart, onze gedachten. Niet door kracht, noch door geweld, maar door zijn Geest zal het geschieden.
Herkennen we dit? Dan doen we wat ons onverwachts wordt ingegeven. We waren het niet van plan. Het lijkt dwaas. Maar we doen het omdat we aanvoelen zo Gods stem te volgen. Harde bewijzen zijn er niet. We gaat op onzekere gevoelens af. Een soort intuïtie. En het is nogal wat als we door zo iets zwaks en ongrijpbaars een ander doel aan ons leven geven, misschien zelfs op een ander plek. Zoals Jozef naar Egypte trok of juist terugging. Maar zo zorgt God er voor, dat dan hier, dan daar de tere beginnetjes van recht, vrede en vrijheid, van vernieuwing en geluk, hoop en liefde, de kleine messiaanse sporen van Jezus, niet met voeten worden getreden, maar een uitweg vinden, een kans om te overleven en uit te groeien. Zoals ook het kind van Bethlehem op die manier de dans ontsprong. Vaak zie je dan pas achteraf hoe wonderlijk Gods weg was. Zijn messiaanse weg.
En hoe Hij ons daarbij werk inschakelt. In het kerstevangelie schakelt God Jozef uit. De Messias wordt geboren uit de maagd Maria. Het heil komt niet door menselijke potentie, maar goddelijke liefde. Maar hier schakelt God Jozef in. Hij mag het kindje Jezus, de broze schat van Gods liefde, beschermen. Het geheim van Gods Koninkrijk, wordt ons toch weer in handen gegeven. Dat kostbare wordt ons toevertrouwd. We hebben het te bewaren en veilig te stellen door alle gevaren en bedreigingen heen. In wat we doen en laten, soms zelfs in wonderlijke wendingen van ons leven. We kunnen het niet uit ons zelf, maar God gebruikt ons er wel bij. Dat is ook zijn messiaanse weg.
Wel is het daarbij belangrijk Gods stem te gehoorzamen. Strikt, direct. Zoals Jozef. Mattheüs gebruikt bewust dezelfde woorden achter elkaar als het gaat om de opdracht en de gehoorzaamheid daaraan. Sta op, vlucht met het kind en zijn moeder naar Egypte. Jozef stond op en week nog diezelfde nacht naar Egypte. Sta op, ga met het kind en zijn moeder naar Israël. Jozef stond op en vertrok naar Israël. Staan wij zo op, of blijven we zitten, waar we zitten en verroeren we ons niet? Gaan we eigen wegen, of gaan we de wegen van de Here, die Hij ons op zijn manier aanwijst?
Zo komt Jezus in Egypte terecht. Dat land speelt in de bijbel een dubbele rol. Aan de ene kant houdt het Gods volk in leven, met het oog op de toekomst van heil. Aartsvader Jacob en zijn zonen konden er terecht in tijd van hongersnood. En denk eens aan de rol, die een andere dromende Jozef daarbij speelde om Gods plan uit te voeren. Maar aan de andere kant is Gods volk in Egypte toch vreemdeling en vluchteling. Is Egypte het slavenhuis, waar wordt geleden, waar door een farao ook onschuldige kinderen werden gedood, in de Nijl geworpen, met de narrow escape van Mozes.
Zo is Egypte het beeld van de wereld, waarin we leven. We kunnen de aarde niet missen. Ze voedt ons, houdt ons in leven. Maar we zijn er toch ook vreemdeling, zwerver, niet echt thuis, en voelen er het juk van het kwaad op ons drukken.
Ook het kindje Jezus kwam op de vlucht in Egypte terecht. Hij ging het lot van Israël helemaal delen. Hij ging de weg van zijn volk als het ware opnieuw. Vanuit de diepte van vreemdelingschap en slavernij. Gods messiaanse weg. Die van lotsverbondenheid met ons, één zijn met ons, solidariteit met ons, juist in de beproevingen, in druk, in het vluchteling en vreemdeling zijn, niet thuis zijn. Waarbij we niet alleen aan ons zelf denken maar vooral aan de miljoenen medemensen die nu ook letterlijk vluchteling zijn. God is met ons, in Immanuel, in de Messias, Jezus Christus. Hij heeft zich in liefde en trouw met ons verbonden door ons mens zijn met ons te komen delen, juist waar dat mens zijn gebroken is, gevaar loopt, ontheemd is en ontworteld, op de vlucht.
En Jezus is ook gekomen om ons vanuit die lotsverbondenheid te bevrijden. Om ons uit ons slavenhuis te laten vertrekken naar het land dat God beloofde, het land van vrede, recht en vrijheid, ieder vol geluk zittend onder zijn wijnstok en vijgenboom. Zonder de lange dodende arm van een farao of een Herodes.
De woorden uit het oude testament, die als gedachteassociaties bij Mattheüs opkomen en waarmee hij ook een mooie structuur geeft aan zijn vertelling, wijzen daar op.
Het eerste citaat: uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen. God zegt het via de profeet Hosea in een gedicht, waarin Hij van zijn liefde voor zijn volk vertelt vanaf het prille begin. Toen Israël nog een kind was had Ik het lief. Zacht leidde ik het bij de teugels, aan koorden van liefde trok ik hen mee. Hen uit de slavernij bevrijdend. Nu hij vertelt hoe Jezus als kindje dezelfde weg gaat als het jonge Israël, is dat voor Mattheüs een teken van hoop, een vingerwijzing van Gods redding. Door de bril van de Schriften worden de meest duistere gebeurtenissen toch helder, krijgen ze een diepe betekenis en schijnt er het licht van verwachting en hoop op.
Het tweede citaat: Wat is het duister in Bethlehem, waar baby's de martelaarsdood sterven. Mattheüs realiseert zich dat Rachel, de stammoeder van Israël, bij Bethlehem begraven ligt. In Rama. En hij denkt aan een andere profeet, Jeremia, die het daar ook over heeft. Israël is in ballingschap gevoerd. Een erger lot kan je niet treffen. Ook op indrukwekkend dichterlijke manier brengt de profeet dat onder woorden. Er is een stem gehoord in Rama, een rouwklacht. Rachel weent over haar kinderen en weigert zich te laten troosten, want ze zijn er niet meer. Maar, meldt Jeremia, God hoort het. Zo zegt de Heer: bedwing uw stem van geween. Ik heb het zeker gehoord. Ze zullen uit het land van de vijand terugkomen en er is hoop voor uw nakomelingen. God zal de zonden van het volk vergeven en opnieuw met hen beginnen. En nu er in en bij Bethlehem opnieuw geween is, letterlijk van moeders om kinderen die niet meer zijn, houdt Mattheüs toch vast aan Gods beloften, dat Hij ook in de grootste verschrikking het geween hoort en redding zal schenken. Vergevende, verzoenende, nieuw leven gevende redding.
In de cantate van Johann Sebastian Bach:
"Schau, lieber Gott, wie meine Feind" (BWV 153)
wordt door de bas een recitatief gezongen
dat naar deze geschiedenis verwijst.
In ieder geval verkondigt Mattheüs in zijn vertelling over een duister herodiaans gebeuren: Jezus gaat daar dwars tegenin Gods messiaanse werk doen. Hij maakt waar wat God aan heil beloofde aan Israël en de wereld. Hij leidt van duisternis naar licht, van lijden naar heerlijkheid, van haat naar liefde, van dood naar leven. Leg Gods Woord maar naast de harde realiteiten van het leven en je zult het gelovig zien.
Amen.
Rapporteer
My comments