De website van Arie Tromp

  • Het laatst gehouden te: Klundert
  • op: 26 november 2017
2 Timotheüs 4 : 7 en 8 Paulus' zwanenzang

2 Timotheüs 4 : 7 en 8


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   

Paulus' zwanenzang

Gemeente des Heren,

Zwanen geven zelden geluid en als ze 't doen, zijn 't schorre kreten. Maar volgens een oud volksgeloof haalt een stervende zwaan de schade in, vloeien er dan prachtige klanken uit zijn keel als een ontroerend afscheidslied. Ik weet niet of 't waar is, maar we hebben we wel 't woord zwanenzang van overgehouden. 't Laatste muziekstuk van een componist; 't laatste boek van een schrijver; 't wordt hun zwanenzang genoemd.

En zo is onze tekst de zwanenzang van Paulus. De apostel zit in Rome in de gevangenis. Daar schrijft hij een brief aan zijn vriend en leerling Timotheüs. Eén vol wijze raad over hoe deze de christelijke gemeentes moet leiden. En pas tegen 't slot van die brief lezen we waarom Paulus dat doet. Timotheüs zal 't straks zonder zijn leermeester moeten stellen. Hij moet 't maar als Paulus' laatste brief beschouwen. Zijn geestelijk testament. Want Paulus voelt zijn einde naderen. Hij heeft geen hoop meer, dat de rechters in Rome hem een rechtvaardige behandeling geven en verwacht de doodstraf. En zo loopt deze brief uit op Paulus' zwanenzang.

't Ís ook echt een lied. Dat merk je aan de rijke, diepe inhoud van de woorden, maar ook aan de prachtige dichterlijke taal. 't Is een lied, dat grote indruk maakt, maar ons bovendien rijk kan troosten. Want vandaag is 't de laatste zondag van 't kerkelijk jaar. Dan zijn we bezig zijn met de laatste dingen, ook met 't laatste op aarde, onze dood. Diep ingrijpende, schokkende dingen. Vooral als we nog niet zo lang geleden een geliefde aan de dood moesten afstaan. Of we met een riskante ziekte te maken hebben. Of ook al als we in 't volle leven toch wel eens over onze eigen sterfelijkheid nadenken. Dan is 't goed om in deze zwanenzang van Paulus troost te vinden.

't Is een lied met drie coupletten. In 't eerste gaat 't het over 't heden, waarin de apostel verkeert. In 't tweede ziet hij terug op zijn verleden. En in 't derde denkt hij aan zijn toekomst.

Hoe luidt 't eerste couplet? Ik word immers reeds als een plengoffer uitgegoten en het tijdstip van mijn heengaan is aanstaande. Rééds. Daar hoor ik twee dingen in. Eerst: 't is alweer zover, dat ook ík mijn leven ga afsluiten. Ik hoor er een stuk verbazing in over hoe snel 't gaat en hoe kort 't is. U begrijpt, wat dat zeggen wil. Het leven vliegt inderdaad voorbij. Doe dus niet of 't altijd doorgaat. Nee, denk niet steeds aan je dood. Maar denk vooral aan 't door God geschonken léven. Vergeet niet te léven. Leef niet slordig en slonzig, niet suffig en ondoordacht, niet in sleur en oppervlakkigheid, maar bewúst, voor 't aangezicht van God en de medemens. Geniet van 't leven in de goede zin van 't woord. Stel prioriteiten: wat doe ik wél en wat niet. Maak er een goed gevuld leven van. Ga met dat grote cadeau blij en enthousiast, serieus en moedig om. Want verloren tijd kan niet worden ingehaald en herhaald. En al gauw, rééds spoedig, kan de maat vol zijn. De tijd gaat snel, besteed die wél.

Reeds. Ik hoor daar ook in: Mijn leven is nu al bijna afgesloten. Paulus heeft nog veel bewegingsvrijheid in de gevangenis, wordt als Romeinse burger met enig respect behandeld, kan zonder problemen brieven sturen. Man, zie 't toch nog niet zo zwaar in. Misschien sta je over een paar weken weer buiten de gevangenispoort. Maar Paulus heeft ándere voorgevoelens. Dat maak je regelmatig mee. Dat God mensen 't besef geeft, dat hun einde niet ver meer is, ook wanneer er helemaal geen slopende ziekte is, die 't menselijkerwijs gesproken duidelijk maakt. De omgeving wil er niet aan. De dokters zien 't niet somber in. Maar zelf weten ze beter. 't Voorgevoel komt uit ook. En achteraf blijkt hoe intens ze er mee bezig waren. Uit opmerkingen, die nabestaanden zich herinneren. Bepaalde daden. Papieren, die worden gevonden. Die heeft 't geweten. 't Gebeurt niet altijd, maar té vaak om 't alleen maar toevallig te noemen. De Here geeft 't velen door 't verborgen werk van zijn Geest, dat ze hun leven bewust kunnen afronden. 't Is een teken, dat Hij er met zijn liefde en bemoediging is, ook aan de grens van ons leven. Dat Hij ons vasthoudt, zodat we bij Hem geborgen zijn in leven en in sterven en we ook in onze doodsnood op Hem mogen vertrouwen.

En dan kunnen we ook onze eigen dood eerlijk onder ogen zien, zoals Paulus. Hij verzwijgt of camoufleert niks. Maar schrijft rustig en reëel over 't einde, dat hij voelt naderen. Ik word reeds als plengoffer uitgegoten. 't Is een prachtig en diepzinnig beeld. In de tempeldienst werd vaak wijn over 't altaar uitgegoten. En wijn is beeld van stromend bloed en bruisend leven. De offeraar maakte zo duidelijk, dat hij zijn hele bruisende leven dankbaar en met overgave aan God wilde wijden. Zo ziet Paulus ook zijn sterven als 't uitgieten van zijn leven. Zijn leven in de dienst van God, tot eer van God, als overgave aan God. En dat tot 't laatste restje van zijn bestaan toe. Daar heeft natuurlijk mee te maken, dat Paulus zijn leven aan de verkondiging van 't evangelie heeft gewijd en vanwege die verkondiging als martelaar zal sterven. Toch heeft dit beeld ook óns wat te zeggen. Sterven is passief. Je ondergaat het. Je wordt geofferd. Maar 't hoeft voor een christen toch geen noodlot te zijn, waar je je vergeefs tegen verzet, waar je keihard op stuk breekt. Je kunt 't bij alle lijden en smart in 't geloof toch tot iets actiefs maken. Namelijk tot het bewuste offer van heel je leven aan God. Tot de volle overgave aan Hem. Waardoor je je met heel je hebben en houden tot de laatste adem toe in zijn handen legt. Je je zelf in vol vertrouwen aan de Schepper teruggeeft, terugstort als plengoffer. Vader, ik offer alles op aan u. In uw handen beveel ik mijn geest. Dat kan bij ons christenen gebeuren, omdat Christús ons daarin is voorgegaan, Hij die genade geeft om te leven en genade om te sterven. En dan is 't sterven geestelijk gezien toch goed, geen lot, maar daad, ja daad van geloof, van 't grootste geloof, van de grootste, totale liefdevolle overgave.

En dan is de dood ook minder verschrikkelijk. Paulus gebruikt er een zacht woord voor. Vertaald met heengaan. Er staat eigenlijk losmaking. De kabels worden losgemaakt, 't anker wordt gelicht en 't schip vaart af. De pinnen worden uit de grond getrokken en de tent wordt opgebroken. De dood is dus losmaking, bevrijding voor wie in 't geloof heengaat. 't Is scheep gaan naar de grote haven. 't Is de aardse tent opbreken om intrek te nemen in 't eeuwig Vaderhuis met de vele woningen. En al doet 't afscheid van de geliefden en van de vertrouwde wereld pijn, wie zijn leven bewust als een offer aan God terugstort, kan in vrede heengaan. Die wordt door de Here zélf losgemaakt. Als de tijd dáár is. De door Gód bepaalde tijd. Want dat laat Paulus in zijn zwanenzang ook doorklinken, als hij zegt: het tijdstip van mijn heengaan is aanstaande. Dan gebruikt hij een plechtig en bijzonder wóórd voor tijd. 't Beslissende onherhaalbare ogenblik, dat God heeft vastgesteld. Onze tijden liggen in Gods hand. Naast eerbied voor 't léven moet er ook eerbied voor 't stérven zijn. Dan treden mensen terug. Dan wordt 't leven niet met euthanasie kunstmatig verkort óf – wat ook kan – met medische toeters en bellen kunstmatig verlengd, maar wordt 't moment aan God toevertrouwd. Wat een troost, dat 't in Gods hand ligt. 't Zijn geen mensen die 't ons aandoen, doch God, die ons soms duistere wegen laat gaan, maar zelf 't ogenblik van bevrijding en losmaking schenkt, voor ziel én lichaam. Natuurlijk wel door 't geloof in de Here Jezus Christus. Dat we nu al in ons volle leven hebben, vasthouden, in de praktijk brengen, al is 't met vallen en opstaan. Als ons leven met Christus is, is ons sterven winst.

En zo komen we bij 't verléden aan, waarop Paulus in zijn zwanenzang terug ziet. Zoals bij de grens van 't bestaan váák 't geval is, gaat zijn hele leven aan zijn geest voorbij, overziet hij dat leven in één blik. Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop tot een einde gebracht, ik heb het geloof behouden.

Hij gebruikt wéér 't beeld dat hem zo lief is, dat we vaker in zijn brieven tegenkomen. Hij ziet een stadion, zoals elke stad er in zijn tijd een had. Hij ziet daar de sportlui hard lopen op de baan en strijden om de eerste prijs. Zo is mijn leven geweest, zegt hij. Ik heb de goede wedstrijd gestreden. Sportmensen, die werkelijk iets willen bereiken, moeten zich veel ontzien, hard trainen en in de wedstrijd álles geven. Paulus weet, dat hij ondanks zijn zonden en tekorten tóch zo'n leven vol inzet, inspanning, en strijdlust heeft gekend. Dat hij zijn geestelijke gaven en lichamelijke krachten steeds goed heeft benut. 't Is een wél besteed leven geweest. 't Is ook besteed aan een goede zaak, dé goede zaak. Hij heeft de goede strijd gestreden. Namelijk die voor de zaak van Gód. Hij verkondigde het evangelie van de Here Jezus Christus, wekte mensen op tot geloof, stichtte gemeentes. En hij bleef voor zijn Heiland strijden ondanks alle tegenstand, haat, laster, vervolging. 't Was echt een steeple-chase, een wedstrijd met hindernissen, maar hij ging geen híndernis uit de weg, omdat hij geloofde, dat hij met de goede strijd bezig was. Eén, die God hem had opgedragen. Eén, tot eer van de Here en tot heil en vrede van de mensen. Eén, die 't waard is om gestreden te worden en er je leven aan te wijden. Heel die wedstrijd gaat in een flits aan zijn geestesoog voorbij. En nu zijn einde nadert, mag hij ervan zeggen: ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb de finish gehaald. Mijn leven is in de letterlijke en goede zin van het woord: áfgelopen. Ik heb 't geloof behouden. Ik mocht trouw blijven aan mijn roeping, mijn levenstaak, mijn God. Ik mocht ondanks alle aanvechting en weerstand aan mijn Verlosser vasthouden. En Paulus voelt zich wonderlijk te moede, als een atleet, die na een zware wedstrijd als overwinnaar over de streep ging. Leeg, maar voldaan. Uitgeput, maar gelukkig. Schijnbaar als verliezer buiten spel gezet, opgesloten tussen de vier muren van een gevangenis, wachtend op zijn dood, maar tóch de winnaar, met een triomfantelijk gevoel, want triomfantelijk klínkt dit tweede couplet van zijn zwanenzang.

Hoe zal 't óns vergaan als we de finish bereiken en op ons leven terug zien? 't Hangt er vooral van af, wat we er hier en nu van máken. De beste voorbereiding op de dood vindt in 't léven plaats. Maken we er een moedige strijd van? Durven we onder hoogspanning te leven met de nodige training en onthouding? En dan bedoel ik niet een jachtig leven met geren en gehijg. Eén, waarin je je best doet om anderen vóór te blijven, desnoods door je ellebogen te gebruiken. Dan bedoel ik niet een wedloop naar de centen alleen, al moet ook een atleet goed te eten hebben. 't Gaat om de góede strijd, de strijd van 't gelóóf. 't Gaat er om de baan te lopen van Gods gebóden en belóften, in gehoorzaamheid en vertrouwen. Voortgedreven door de spirit hier van binnen, de Holy Spirit, de Heilige Geest. En achter de Here Jezus aan, de grote leidsman en voleinder van het geloof. Bij wijze van spreken, de kampioen van 't geloof, van wie 't record nooit meer door iemand anders gebroken kan worden en die sindsdien ieders trainer is. 't Gaat om de strijd voor Gods vrede op aarde, Gods liefde, Gods recht, Gods verlossing van de wereld, die Jezus tot het echte einddoel toe gestreden heeft. 't Gaat er ook om dat we midden in allerlei aanvechtingen, vragen, allerlei vervlakking en verslapping, 't geloof behouden, en niet halverwege moedeloos aan de kant van de baan gaan zitten.

Moeten we dan allemaal Paulussen worden, vurige prekers? Nee, God geeft ieder een eígen loopbaan in 't leven en in de maatschappij. En daar is ook de loopbaan van tegelzetter of huisvrouw bij. Ieder heeft zijn roeping en bestemming en bij God is de een niet meer of minder dan de ander. En ieder kan op zijn loopbaan die wedstrijd van 't geloof lopen. Je hoeft niet perse apostel of dominee geweest te zijn. Paulus heeft het over 't gelóóf, dat hij mocht behouden. Dáár gáát het om.

Maar ik kom zo veel tekórt in mijn geloof. Ik zie bij me zelf zoveel gebreken. Paulus heeft ze bij zichzelf ook gezien. Hij noemde zich de gróótste van de zondaren. Hij zegt dan ook niet: ik heb de strijd goed gestreden, maar ik heb de goede strijd gestreden en dat is een groot verschil. Wie strijdt aan de kant van Koning Jezus, in zijn ploeg, die strijdt aan de goede kant en zal ondanks zijn falen de finish als winnaar bereiken. Daar staat de liefdevolle en vergevende Heiland zelf garant voor, letterlijk borg voor.

Maar mijn leven is al voor een groot deel achter de rug en ik verwijt mezelf, dat ik 't tot nu toe heb vergooid en besteed aan weinig waardevols. Wel, 't is nog niet te laat. 't Eerste deel van Paulus' leven was ook niet best. Toen vervolgde hij Gods gemeente. Maar in zijn zwanenzang gaat hij er aan voorbij, omdat hij weet, dat Gód er aan voorbij gaat, alles verzoend door het bloed van Jezus Christus sinds deze Verlosser beslag op zijn leven heeft gelegd. Zo krijgen we gelukkig nog de kans om van nu af aan de goede strijd te strijden.

Maar maak daar alsjeblieft wél gebruik van. Want alleen dán kunnen we later, als ook wíj voor die grote grens staan, net als Paulus met vrede en vreugde terugblikken. Mogelijk met een vermoeid, uitgestreden en pijnlijk lichaam, uitgeput van de wedren, maar door 't geloof, dat door alles heen is behouden, tóch diep gelukkig en voldaan.

En met uitzicht op de eeuwige verlossing. Dat had Paulus óók, gelet op 't derde couplet van zijn zwanenzang. Daarin kijkt hij vooruit naar zijn toekomst. Verder is voor mij weggelegd de krans van de rechtvaardigheid, die de Here, de rechtvaardige Rechter, mij op die dag geven zal.

De atleet, die heeft gewonnen, wacht de lauwerkrans. Dat weet hij. Die ligt al voor hem klaar. Dat geeft hem zo'n vreugde, ook al is hij uitgeput.

Zo voelt Paulus zich nu ook. Hij weet, dat de lauwerkrans van de rechtvaardigheid op hem ligt te wachten. Laten de onrechtvaardige aardse rechters hem maar de dood in jagen, de rechtvaardige hemelse rechter, Jezus Christus, zal 't definitieve oordeel over hem uitspreken. Nog even wachten tot die grote dag. De dag van 't grote oordeel. De dag van 't einde van alle tijden, wanneer Gods Koninkrijk komt met de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. Paulus gaat die grote toekomst met vertrouwen tegemoet. Hij weet, dat hij bij de Here, de rechtvaardige Rechter, in goede handen is. Hij weet, dat die in genade een goed vonnis over zijn leven zal vellen, omdat dat leven ondanks alles een leven van gelóóf was. Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus. 't Is niet uit de bijbel weg te stuffen: ons leven komt onder 't oordeel van de hemelse rechter. We zullen er rekenschap van moeten afleggen. Ons geweten, waarin we ons zelf oordelen, is daar al een teken en voorbode van. 't Leven is ook weer niet een vrijblijvend spel, al vergelijkt Paulus 't met een sportwedstrijd. 't Is een ernstige zaak en wie aan de grens van 't leven staat, beseft, dat 't er dan op aankomt. Maar we komen onder 't oordeel van Chrístus. Daarom, zegt de Nederlandse Geloofsbelijdenis, is de gedachte aan dit oordeel met recht schrikwekkend en angstaanjagend voor de bozen en goddelozen, maar zeer te begeren en troostrijk voor de vromen en uitverkorenen, omdat dan hun verlossing voltooid zal worden en zij daar de vruchten van de moeite en 't lijden, dat zij gedragen hebben, zullen ontvangen. Geen rode kaart van de grote scheidsrechter, maar de lauwerkrans om de schouders. En 't is heus geen twijfelachtige zaak. Die krans ligt al gerééd. De dood een verschrikking? Já, voor wie er op los leeft en niet de toevlucht tot Jezus zoekt. Néé, voor wie de goede strijd streed, de loop tot een einde bracht en 't geloof behield. Die wacht de krans van de rechtvaardigheid.

Wat bedoelt Paulus als hij die krans de krans van de rechtvaardigheid noemt? Is 't de beloning van eigen vroomheid en zuiverheid, eigen rechtvaardigheid? Nee, maar 't is wél prijs, de eer en beloning, die Gods kinderen rechtmatig toekomt, waar ze recht op hebben, omdat de Here 't hun in zijn evangelie beloofd heeft. Wie in de Zoon gelooft, zal leven, eeuwig leven.

En 't is ook een verhoging, die louter rechtvaardigheid inhoudt, want in de hemel wordt geen zonde, zelfs geen onvolkomenheid meer gekend. Heerlijk vooruitzicht. Eeuwige zuiverheid, glorie, en ook eeuwige vreugde en eeuwige rust na de strijd. Na de zwanenzang op aarde, 't eeuwige lied in de hemel tot eer van God en het Lam. In 't grote koor met de andere zaligen.

Want 't geloof maakt niet egoïstisch. De gelovige kent teamgeest. Hij denkt aan zijn strijdgenoten, zoals ook Paulus. En niet alleen mij, maar ook allen, díe zijn verschijning hebben liefgehad. Zo wordt 't een schare, die niemand tellen kan, uit alle volken en stammen en natiën en talen, staande voor God en het Lam, bekleed met witte gewaden met palmtakken in hun handen, luid zingende: De zaligheid is van onze God, die op de troon gezeten is en van het Lam.

De dood is nog steeds een vijand. 't Sterven is nog steeds zwaar, voor de stervenden én de geliefden om hen heen. Maar 't is ook 't halen van de finish en 't krijgen van de erekrans voor allen die de verschijning van de Here Jezus hebben liefgehad. Je kunt aan zijn eerste verschijning denken, zijn leven, lijden, sterven, opstaan hier op aarde. Maar ook aan zijn tweede verschijning, zijn wederkomst. Geloven we in deze Jezus? Verwachten we Hem? Hebben we Hem lief? Zo ik niet had geloofd, dat in dit moeilijk leven de Heer mij weg en woning had bereid en dat mijn naam staat in zijn boek geschreven voor hoger heerlijkheid. Zo ik niet had geloofd! - richt, Heer, naar dat belijden, de neiging van mijn hart, de wending van mijn gang. En worde eens dit lied uit overoude tijden, mijn zwanenzang.

Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4