Jesaja 64 : 1
Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?
Scheur de hemel
Advent
"Och, dat Gij de hemelen scheurde, dat Gij nederkwam."
Elke tijd heeft zijn eigen tijdgeest. Een algemeen levensgevoel, dat ieder wel kent.
Nú overheerst het gevoel, dat we onder een gesloten hemel leven. God is dood. In ieder geval werkt Hij niet meer. Hij grijpt niet meer zichtbaar in. Je kunt zijn aanwezigheid nergens meer in ontdekken. De wetenschap heeft zo'n beetje alles verklaard, wat vroeger voor ons goddelijke wonderen waren. De techniek heeft veel in onze macht gesteld wat vroeger aan God werd toegeschreven. We denken sterk horizontaal. We gaan ervan uit dat alleen bestaat wat zichtbaar en tastbaar is. We zijn atheïst geworden. Mensen zonder God.
Maar je kunt niet zeggen, dat we er vrolijker op geworden zijn. Velen missen een doel in het leven, een gevoel van geborgenheid, een zinvolle samenhang tussen alle dingen. Het gesloten wereldbeeld biedt weinig troost.
Ook bijzondere omstandigheden kunnen je het gevoel geven, dat de hemel potdicht zit. Je bent ziek. Je bent werkeloos. Er staan relaties onder spanning. Je kunt niet over je verdriet heenkomen of van je verslaving afkomen. En ondanks al je hopen en bidden is er geen God, die een teken van leven geeft en je de helpende hand reikt.
Israël kende dat gevoel ook, toen het in ballingschap verkeerde. Ver van het land, hun door God gegeven. Ver van de stad en de tempel van God. In een samenleving, die doordrenkt was van afgodendienst en waar niets aan hun eigen God herinnerde. Dan lijkt de hemeldeur potdicht.
Maar men liet het er niet bij zitten. Ze schreeuwden het uit: Och, dat Gij de hemelen scheurde, dat Gij nederkwam. Het is de roep of God wil komen tot hulp en heil. De adventsroep. De roep, die altijd weer uit de mond van Gods kinderen komt, als ze in zorgen en noden verkeren. Ook in deze tijd. Want zij kunnen het niet verdragen, dat de hemel dicht is.
Hoe roept Israël? Mismoedig, ootmoedig en vrijmoedig. Onze adventsroep is ten eerste een sombere klaagzang, die doet denken aan de klagende tonen van een joodse voorlezer in de synagoge. We horen er de pijn in vanwege de raadsels en smarten van het onverloste bestaan. We klagen wat af. Over van alles en nog wat. Maar 't zit meestal niet zo diep. 't Gaat om wat wíj missen, om het onrecht óns aangedaan. Maar is het de diepe klacht, omdat we Gód missen, omdat de hemel nog dicht is?
In de kerk mag vaak niet geklaagd worden. Dat is zo zwaar. Toch hoort het wel degelijk bij het geloofsleven: de aangrijpende klacht, ja de schreeuw: Och, of Gij de hemelen scheurde. Kennen we dat?
Maar Israël riep ook ootmoedig. Nederig. In het besef, dat het er door alle zonden zelf naar gemaakt had, dat God een keer zei: dat doet de deur dicht. De deur van mijn hemel. "Zie, Gij zijt toornig geweest, omdat wij zondigden." Beseffen wij ook, dat we niet anders verdiend hebben?
Israël bad niettemin ook vrijmoedig om een geopende hemel. Alle vragen en noden werden onbeschroomd tegen God geuit. "Waar zijn uw ijver en machtige daden. Uw innerlijke bewogenheid en uw ontferming hebben zich jegens mij niet laten gelden." De Here wil, dat er heftig op zijn hemeldeur geklopt wordt, ja dat die bestormd wordt. Hij wil uit zijn tent, zijn hemeltent, gelokt worden. Zijn we zulke vurige adventschristenen?
Eens in een donkere nacht ging de hemel open. Goddelijk licht straalde de herders toe in de velden van Bethlehem. Jezus was geboren. In Hem kwam God zelf neer. Heel dicht bij ons in ons zwakke, verborgen mensenbestaan. Geboren in een stal. Zoon van een timmerman. Maar velen, die naar Hem luisterden en naar zijn daden en wonderen keken, begrepen, dat er door Hem iets, ja alles van God naar hen neerdaalde. Dat ze voortaan onder een geopende hemel leefden. En zo is het nog. Als we het heerlijke evangelie van Jezus Christus op ons af laten komen, dan zullen we wat beleven. Een open gescheurde hemel en God zelf met ons, rondom ons, in ons. In de heerlijkheid van zijn liefde.
Rapporteer
My comments