Johannes 20 : 29
Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?
De ongelovige Thomas
Zalig ze, die niet gezien zullen hebben en nochtans zullen geloofd hebben.

Jij bent ook een ongelovige Thomas, zeggen we tegen iemand, die niet voetstoots aanneemt wat wij zeggen. Thomas is de geschiedenis ingegaan en spreekwoordelijk geworden vanwege zijn ongeloof. Dat is niet eerlijk. Want ten eerste is hij niet ongelovig gebleven en talloze anderen wel. Zo bezien steekt hij eerder gunstig dan ongunstig af. Bovendien is de aard van zijn ongeloof niet uitzonderlijk, maar kennen we die allemaal wel in ons hart, ook als we ons christen willen noemen.
We horen Thomas maar een enkele keer wat zeggen in de bijbel. Maar wat hij zegt, tekent hem denk ik ten voeten uit. Als Jezus ondanks de waarschuwingen van de discipelen richting Jeruzalem gaat, waar zijn vijanden al met boze plannen rondlopen, zegt Thomas: laten we maar meegaan om met Hem te sterven. Hij heeft blijkbaar een zwaarmoedig karakter. Hij stelt zich gauw het allerergste voor. 't Zal wel weer op narigheid uitdraaien. En d'r zal wel niet aan te ontkomen zijn. Als Jezus zegt: waar Ik heen ga, weet gij, en de weg weet gij, antwoordt Thomas: Here, wij weten niet waar Gij heengaat en hoe kunnen we dan de weg weten? Hij is kritisch. Hij is niet zo snel overtuigd. Hij wil het fijne ervan weten, voor Hij er mee instemt. Je moet bij hem met goede argumenten komen. En als Jezus is gekruisigd, zoeken de andere discipelen in hun verdriet elkaar op. Maar Thomas is er niet bij. Die zit liever alleen te mokken. Die zoekt liever het isolement.
't Zijn karaktertrekken, die we herkennen, bij anderen of bij ons zelf. Je hoeft er niet mee geboren te zijn. Je kunt ze ook door het harde leven gekregen hebben. Als je de ene tegenslag na de andere krijgt, als je in mensen steeds teleurgesteld wordt en je je door God in de steek gelaten voelt, dan word je vanzelf een ongelovige Thomas. Dan is iets al gauw te mooi om waar te zijn. Dan laat je je niet zo gemakkelijk meeslepen door wat blijdschap en hoop geeft. 'k Moet het eerst allemaal nog zien. Dan pas geloof ik het. Als ik in Zijn handen de littekens van de spijkers niet zie en in Zijn zijde de wond van het zwaard niet voel, geloof ik niet dat Jezus is opgestaan. Zolang ik niet zie, dat die hongerlijders in de derde wereld voedsel krijgen en de wapens de wereld uit worden geholpen, geloof ik niet, dat er een God bestaat. Zolang die vrome buurman zich nog onchristelijk gedraagt, geloof ik niet, dat er een God is. Zolang ik nog ziek ben, geloof ik niet, dat God kan helpen. Ik hang me niet aan visioenen en luchtkastelen op.
En toch verandert er zo totaal niets aan de onzalige toestand in deze wereld en in ons eigen hart. Toch zullen we zo nooit opstaan in een nieuw leven. Dat gebeurt alleen als we durven geloven, ook als we nog niet gezien hebben. Dat gebeurt alleen als we de heerlijke boodschap aannemen, dat in Jezus het nieuwe leven in beginsel al is aangebroken en alle zonden en wonden in beginsel al zijn overwonnen. Dat gebeurt alleen, als we over al het zichtbare heen durven kijken naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, die in het verschiet liggen. Dat gebeurt alleen als we ons door de boodschap van Pasen mee durven laten slepen. Dromen durven dromen en visioenen durven zien van vrede en recht, van liefde en trouw, van eeuwige gelukzaligheid. Van een Koninkrijk, waarin Jezus regeert en wij blijde, dankbare, geheiligde onderdanen zullen zijn.
Zalig zij, die in het geloof over het zichtbare heen kijken en naar het onzichtbare uitkijken. Dan raak je ook die zwaarmoedige instelling, die kritische reacties, dat sombere isolement kwijt. Dan smelt je door het harde leven hard geworden hart. Dan spreek je met die ongelovige Thomas die wonderlijke geloofsbelijdenis uit: mijn Here en mijn God. En dan zeg je daarna: 't Is geen prestatie van mij zelf, dat ik zo ben gaan geloven. 't Gaat dwars tegen mijn levensinstelling in. Maar de opgestane Heiland heeft mij in Zijn licht, warmte en energie gevend spanningsveld geplaatst.
Rapporteer
My comments