De website van Arie Tromp

 

 

DE GAARDE EEN WOESTIJN?



Lezing over het milieu naar aanleiding van de nota 'De gaarde een woestijn?'
In 1990 door de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk aangenomen.


Lezen:

Onheilsprofetie

Ik zag en zie, de gaarde was woestijn


Lezen: Jesaja 32 : 12 - 18

Heilsprofetie

Dan wordt de woestijn een gaarde

In 1988 zei koningin Beatrix in haar kersttoespraak het volgende: Wat wij thans meemaken is niet de vernietiging van de aarde in één klap, maar in een stil drama. Langzaam sterft de aarde en wordt het onvoorstelbare - het einde van het leven zélf - toch voorstelbaar.

Zo werden we toen door haar weer met de neus op de harde feiten van de milieucrisis gedrukt. De aarde wordt regelrecht in haar bestaan bedreigd door de manier, waarop wij mensen met haar omgaan. En omdat de aarde en haar volheid van de Here zijn, heeft deze crisis ook alles met ons geloof te maken. Daarom is het ook voor ons christenen nodig om over de grote milieuproblemen van deze tijd na te denken bij het licht van Gods Woord, de bijbel. Met de bedoeling dat dit nadenken ook veranderingen in onze levenswijze, in ons omgaan met Gods schepping om ons heen, teweeg brengt.

Om ons bij dat nadenken te helpen heeft de synode van de Hervormde Kerk in 1990 een boekje het licht doen zien, met als titel: de gaarde een woestijn? Wordt de aarde, die God als gaarde, als een mooie tuin heeft geschapen, denk maar aan het paradijs, de hof van Eden, door ons toedoen een woestijn, waarin niet te leven valt?

Eigenlijk beseffen we als mensheid nog niet eens zo lang, dat het milieu door ons toedoen zo ernstig in de problemen is geraakt.

Zo rond 1960 werden we voor het eerst wat wakker geschud, toen meer en meer bekend werd, wat voor enorme gevolgen het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw, zoals DDT, op de natuur om ons heen had.

Maar de ogen van velen gingen pas echt open door het rapport van de Club van Rome in 1972. Een groep industriëlen en geleerden meldde daarin, dat de grondstoffen in de aarde snel begonnen op te raken, met name onze belangrijkste energiebronnen als steenkool, olie en gas.

We herinneren ons ook nog wel de waarschuwingen voor smog in de grote steden als het een tijdje windstil weer was.

We maken en gebruiken verder allerlei synthetische stoffen, die, zoals we zelf wel zien, niet in het milieu worden afgebroken, denk maar aan de vele dingen die van plastic zijn.

Maar intussen blijkt de milieuverontreiniging enorme proporties te hebben aangenomen en ook enorme gevolgen te hebben. Lucht, water en bodem raken meer en meer vergiftigd. Ik wil de belangrijkste milieuproblemen nog even op een rijtje zeggen. Daar zijn allereerst de wereldwijde milieuproblemen.

broeikaseffect

Ik noem daarvan ten eerste het broeikaseffect. Door de verbranding van kolen, olie en aardgas en door meer zaken is de atmosfeer om de aarde zó vervuild geraakt, dat die aarde haar warmte niet genoeg kan uitstralen, de ruimte in. Daardoor zal overal de temperatuur hoger worden, de zeespiegel zal stijgen en 't klimaat zal veranderen.

Ik noem ten tweede de afbraak van de ozonlaag. Deze wordt door bepaalde chemische stoffen afgebroken, CFK's die bijvoorbeeld in spuitbussen en in koelmiddelen zitten. Deze ozonlaag beschermt ons tegen de ultraviolette b-straling van de zon, die kan leiden tot huidkanker, te weinig afweer tegen infectieziektes, en blindheid.

Ik noem ten derde de ontbossing. Vooral in de tropische regenwouden. Die herbergen veel planten- en diersoorten die zo dreigen uit te sterven. Deze ontbossing zorgt ook voor klimaatsveranderingen. En voor erosie. Vruchtbare grond spoelt de zee in, wordt niet meer door de wortels en bomen tegengehouden.

Daarnaast hebben we onze nationale milieuproblemen.

Ik noem daarvan ten eerste de verzuring door de uitstoot van zwavel- en stikstofverbindingen, door fabrieken en automotoren. Bossen, heidevelden en vennen gaan daardoor in kwaliteit sterk achteruit.

Ik noem ten tweede de overbemesting. Stoffen als fosfor, stikstof, kalium komen in grote hoeveelheden in de grond en in het oppervlaktewater terecht. Ook in de zee. Dat leidt tot teveel algengroei en tot de weinig zuurstof in het water.

Ik noem verder de overlast van geluid, stank, trillingen.

Ik noem de moeite om alle afval goed te verwerken. Vooral radioactief afval.

Ik noem de daling van het grondwater en de verdroging.

Ik noem het feit, dat te veel natuurgebieden verloren zijn gegaan doordat de mens het in cultuur heeft gebracht.

Ik noem de enorme verstedelijking.

Dit alles maakt een tweevoudige benadering van het probleem noodzakelijk. Aan de ene kant wereldwijde afspraken tussen de landen. Aan de andere kant onze persoonlijke maatregelen in de sfeer van ons huishouden.

En het heeft ook helemaal met ons christelijk geloof te maken. Want we doen dit alles met de schepping van God. En onze vervreemding van de omgeving waarin we leven, van ons milieu, is een teken van onze vervreemding van God door de zonde. En de rechtstreekse bedreiging van het leven is een teken van Gods oordeel over wat we doen.

En hoe kunnen we beweren, dat we God liefhebben en tegelijk niet liefhebben wat door Hem is geschapen en wat zijn zorg en aandacht heeft? En ook omgekeerd: wanneer we niet liefhebben wat door God tot voorwerp van onze zorg en aandacht is gemaakt, de mensen en de natuur om ons heen, hebben we God dan wel werkelijk lief?

Aan alles vooraf moet het besef gaan, dat we in deze zaken schuldig staan tegenover de Here. We moeten beginnen met verootmoediging, met de erkenning, dat we Gods geboden in de wind hebben geslagen. En ons dan ook bekeren. En daarbij gewoon in het klein in ons eigen leven beginnen. Het Koninkrijk Gods begint immers ook klein: als een beetje gist in deeg, als een mosterdzaadje. We vinden in de bijbel verschillende motieven, beweegredenen, om met het milieu bezig te zijn.Ik noem er zes, die ook in het boekje worden behandeld.

Ten eerste is daar het motief van het verbond. Het verbond tussen God en zijn volk neemt in de bijbel een centrale plaats in. Het is de gemeenschap en de persoonlijke relatie tussen God en mensen. Die is door de Here zelf in het leven geroepen en de kern ervan is: zijn genade en verzoening in de Here Jezus Christus. Maar daar is toch ook de hele schepping mee gemoeid, waarover wij mensen als heersers gesteld zijn. Als God de mensheid met de zondvloed straft, is daar ook de natuur het slachtoffer van. Die wordt er in meegesleept. Maar als God in zijn trouw Noach en de zijnen spaart, gaan ook de dieren mee de ark in. En in het verbond, dat God met Noach sluit na de zondvloed, wordt ook weer de hele schepping betrokken. God zegt dan immers: Zie, Ik richt mijn verbond op met u en met uw nageslacht en met alle levende wezens, die bij u zijn, alle dieren die uit de ark gegaan zijn. Er zal geen zondvloed meer wezen om de aarde te verderven. Regenboog En de regenboog is het teken van dit verbond tussen Mij en u en alle levende wezens. De hele schepping komt onder de wijde boog van het verbond. Alles heeft daaronder zijn plaats. Dat is een grote troost. Hoe we als mensen ook elkaar het leven ondraaglijk maken en hoe we ook bezig zijn de schepping te ontwrichten, de boog van Gods verbond is er nog steeds. De Here heeft zich voor altijd verbonden met de mensen, de dieren, de planten, de aarde. Dat is onze hoop. De regenboog is teken van Gods trouw en roept ons op om het in het geloof met God te wagen. Maar het verbond houdt ook verplichtingen in voor ons mensen. Namelijk dat we Gods geboden bewaren. En daar hoort ook bij: respect voor de aarde en zorgvuldig omgaan met al wat leeft. We mogen het gebod: gij zult niet doden, ook uitstrekken tot: gij zult de aarde en alle levende wezens niet doden. Zeker, God heeft ons niet verboden om dieren te slachten en vlees te eten. Juist in het verbond met Noach zei God: alles wat leeft, zal u tot spijze zijn. Maar dat is nog geen vrijbrief om complete diersoorten uit te roeien en alle natuur aan te tasten.

Ten tweede is daar het motief van de schepping. 't Is allemaal niet toevallig ontstaan, door natuurlijke processen, door evolutie, maar God zelf heeft alles geschapen. 't Is bewust door Hem gewild, als een 'tegenover' voor Hem. Hij riep het door zijn woord in het aanzijn. En elke dag vond Hij zelf dat het goed was, ja de laatste dag, toen Hij alles overzag zelfs zeer goed. Dus we mogen geen grote scheiding maken tussen God aan de ene kant, die slechts in en voor zichzelf zou bestaan en de wereld aan de andere kant, ook overgelaten aan zichzelf en aan het eigenmachtig handelen van de mens. In Psalm 148 wordt alles, ook de maan, sterren, hemel, wateren, bergen, bomen, dieren, de koningen en volken opgeroepen om de Here te loven. Psalm 104 zegt, dat de Schepper alles met wijsheid gemaakt heeft en ervoor blijft zorgen. Zonder de voortdurende aanwezigheid van Gods Geest in de schepping kan er niets bestaan. En God geeft alle levende wezens te zijner tijd hun spijze. Psalm 24: De aarde is des Heren, en haar volheid, de wereld en wie daarop wonen. De aarde is dus wel vóór ons, maar niet ván ons. Lange tijd stond de natuurwetenschap in het centrum van de aandacht. De scheppingsverhalen werden tot sprookjes verklaard. En die natuurwetenschap leerde ons om de dingen vanaf een afstand, objectief, als object, te bekijken en er ook vanaf een afstand handelingen mee te verrichten. En dat is fout gegaan, gezien de techniek en industriële revolutie, die juist voor veel milieuverontreiniging gezorgd heeft. Gelukkig is er nu weer meer aandacht voor, dat wij bij de schepping horen. De mens en de buitenmenselijke schepping, onze ecologische omgeving, zijn op elkaar aangewezen en beiden zijn er voor God. Mens en natuur kunnen elkaar wederzijds tot zegen en vloek zijn.

Nu eeft Adam in het paradijs Gods gebod overtreden. En zo is tegenover de heelheid van de schepping de gebrokenheid gekomen. De schepping zucht onder de manier, waarop de mens ermee omgaat. En ze is zo zelf ook aan de vruchteloosheid onderworpen, zegt Paulus in de Romeinenbrief. En in Openbaring lezen we zelfs over allerlei grote rampen, die mensen over zichzelf en de hele schepping heen halen, wanneer ze onbekeerd voortleven. Maar aan de andere kant: als God de mens verlost, deelt alles op aarde uiteindelijk in dat heil. Ook de schepping zelf zal van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. Christus is de eerstgeborene van de ganse schepping. Zijn heerlijkheid na zijn opstanding en hemelvaart is de heerlijkheid, die straks over de hele nieuwe hemel en nieuwe aarde zal liggen. En nu is onze verlossing wel een eenzijdige genadige daad van God in de Here Jezus Christus, maar dat gaat toch niet buiten ons om. Die verlossing houdt immers naast vergeving ook vernieuwing in. Om het dogmatisch te zeggen: naast rechtvaardigmaking ook heiligmaking. Iemand die gelovig vanuit de vergeving leeft kan niet anders dan vruchten van dankbaarheid voortbrengen, kan niet anders dan zich dagelijks bekeren, het verkeerde meer en meer laten, het goede meer en meer doen. Tegenover de medemens, maar ook tegenover de rest van de schepping. Die zal niet alleen de vernieuwing van zijn eigen leven begeren, maar ook die van het leven der medemensen en ook die van het leven der ganse schepping en die zal daar ook al graag tekenen van willen oprichten in de omgang met het milieu.

Het derde motief uit de bijbel om zich met het milieu bezig te houden is het rentmeestermotief. We komen in de bijbel het begrip rentmeester tegen als iemand die op het huis van zijn heer past. Letterlijk staat er in het Grieks: oikonomos, huisbeheerder, waar ons woord econoom van is afgeleid. Heel duidelijk staat nergens dat we dit beeld ook moeten toepassen op de taak van de mens op aarde, maar 't zit er voor ons gevoel toch wel in opgesloten. Dan verbinden we dit rentmeesterschap snel met woorden die in Genesis staan: Dat de mens de aarde heeft te onderwerpen, erover heeft te heersen, die dient te vervullen, te bewerken en te bewaren. De woorden 'onderwerpen' en 'heersen' komen bijna gewelddadig bij ons over. Maar we moeten goed bedenken, dat in de tijd, waarin Genesis geschreven is, de mens zich heel zwak voelde te midden van de krachten der natuur. Hij kon zich alleen in groepsverband en op bepaalde plaatsen in leven houden: in een stad, in een rondtrekkende groep, in een vruchtbaar gebied. Dan zit in het woord 'heersen' iets van bevrijding. De mens mag er zijn op aarde en hoeft zich niet uit te leveren aan de al dan niet tot afgoden gemaakte krachten en grillen van de natuur. Bovendien speelt in dat woord 'heersen' de gedachte mee, dat we geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis. We mogen heersen zoals God heerst. Alles verzorgend en in stand houdend. Dat neemt de bijklanken van gewelddadigheid toch wel wat weg. En zo heeft de mens als uniek schepsel de opdracht ontvangen om op de wereld een beschaving, een cultuur op te bouwen. De aarde bewerkend en bewarend. Onze roeping tot arbeid is de roeping tot verantwoord rentmeesterschap. Calvijn heeft dit steeds sterk benadrukt. Het calvinisme heeft daardoor zowel het luieren als het verkwisten altijd veroordeeld, maar dat rentmeesterschap óók zorg voor de natuur en milieubescherming betekent, begint pas in onze tijd goed door te dringen. De Here zette de mens in de hof om die te bewerken en te bewaren. Die hof mogen we wel uitbreiden tot heel de schepping. Rentmeesterschap daarover is de zorg, dat de aarde leefbaar is en blijft, ook voor de komende generaties. Want wij zijn geen bezitters van de aarde. Dat blijft God.

Dit motief van het rentmeesterschap heeft misschien ook wel een tijdje een voor het milieu ongunstige uitwerking gehad. Want met dit bijbelse gegeven is soms de technologische overheersing van de mens over de schepping en de industriële revolutie met de kwalijke gevolgen voor het milieu gerechtvaardigd. Nu is dit bijbelse gegeven een motief om te verhinderen dat de technische vooruitgang het milieu vernietigt.

Het vierde motief om zich met het milieu bezig te houden, is dat van de bevrijding. In de jaren zestig ontstond de zogenaamde bevrijdingstheologie. Deze leerde dat God vooral de bevrijdende God was. Men zette zich daarom sterk in voor de strijd tegen armoede, onderdrukking, uitbuiting en voor sociale rechtvaardigheid. Centraal staat daarbij Exodus 12, de geschiedenis van de uittocht uit Egypte. De Here bevrijdt zijn volk uit de slavernij. En gaandeweg blijkt Hij de bevrijder van alle volken te zijn, ja betrekt Hij alle dingen, de hele schepping, in zijn bevrijdend handelen. Als in Genesis 1 de chaosmachten moeten wijken voor het Woord van God, dat licht en ruimte schept temidden van duisternis en woeste ledigheid, is dat ook al bevrijding. En eens zal de aarde vervuld zijn van gerechtigheid. 't Gaat dus volgens deze visie in de bijbel van begin tot end om de bevrijdende God. Dit motief is in eerste instantie sterk op de mens gericht. Aanvankelijk maakte men zich vanuit dit bijbelse motief wel sterk voor een eerlijker verdeling van de welvaart op deze aarde, een eerlijker verdeling van al de goederen, die geproduceerd werden, maar vergat men dat de manier van produceren toch een aanslag op het milieu deed. Men dacht zelfs dat wetenschappelijk onderzoek, technische vooruitgang, economische groei en materiële welvaart de mens uit honger, armoede, onderdrukking zou bevrijden en had er geen oog voor wat deze ontwikkelingen allemaal voor het milieu zouden betekenen. Later heeft men meer oog gekregen voor het onrecht en geweld dat ook de schepping wordt aangedaan. Er staat in Genesis 6, als wordt verteld, waarom de Here tot de zondvloed besloten heeft: De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht en de aarde was vol geweldenarij. We moeten hierbij ook niet vergeten dat deze bevrijding van de schepping van alles, wat haar dreigt te vernietigen, niet los gezien mag worden van de verlossing en verzoening door de Here Jezus Christus. 't Zijn niet wij mensen, die de schepping kunnen bevrijden van het dodelijk geweld door die schepping de kans te geven zich weer te herstellen. Maar 't is God, die de Schepping onderhoudt. Wil de mens iets voor de Schepping kunnen betekenen, dat moet hij eerst zelf verlost worden van zijn zondige overheersingdrang. En dat kan alleen in en door Christus. Pas in Christus zien we hoe we moeten omgaan met de schepping. Hij maakt het leven heel, en door de dood heen geeft Hij nieuw leven, voor zowel de mens als de natuur. Het einde van Gods wegen is het herstel van de geschonden schepping. Ook de schepping kan niet uit en door zichzelf worden vernieuwd, maar wacht op de bevrijding in en door Christus, die haar, juist vanwege haar onvolkomenheid, met Zich heeft verzoend. Want, zegt Paulus in de Romeinenbrief, de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen. Maar in hope, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid bevrijd zal worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. De hele schepping in al haar delen zucht en is in barensnood, wachtend op het nieuwe leven.

Het volgende motief is dat van de verzoening. In ons besef is dat natuurlijk vooral het herstel van de door de zonde verbroken relatie tussen God en mens. Deze verzoening is tot stand gekomen door de dood en opstanding van Jezus Christus. Vervolgens wordt de lijn doorgetrokken naar de geschonden en zelfs verbroken relaties tussen mensen onderling. Vanuit de verzoening met God is ook verzoening met de naaste mogelijk. Maar ook de buitenmenselijke schepping is bij de verzoening betrokken. Dat lezen we heel duidelijk in de Paulus' brief aan de Colossenzen. Want in Hem, in Christus, zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; en Hij is voor alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem; Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken, en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is. Deze kosmische verzoening heeft vooral in de oosters-orthodoxe kerken altijd grote aandacht gehad. Maar de mens heeft zich daarbij wel vaak als een passieve toeschouwer gevoeld van wat God met de buitenmenselijke schepping heeft gedaan en nog zal doen. Nu wordt de verzoening van alle dingen meer en meer een sterk motief om zich actief in te zetten voor de dieren, de planten, ja heel de natuur. Alles moet bewaard worden met het oog op Gods verzoenend handelen. De hele schepping hoort er in de verzoening bij. Dus is zij als geheel ook een voorwerp van onze zorg. De met God verzoende gelovige speelt in de verzoening van alle dingen zelfs een sleutelrol. De schepping wacht reikhalzend op het openbaar worden der zonen Gods. Het milieu kijkt voor haar behoud en toekomst naar de christelijke gemeente, die in haar handelen de hoop voor heel de schepping moet vertolken. In de gemeente is door Christus en zijn Geest een begin gemaakt met de verzoening van alle dingen. De schepping is zo dus meer dan het decor tegen de achtergrond waarvan zich de eigenlijke geschiedenis tussen God en mens afspeelt. De aandacht voor de verlossing en verzoening van de mens door de prediking en door bekering en geloof mag ons niet afleiden van de rest van de schepping. Verzoening en heelheid van de schepping horen bij elkaar.

Sabbat

Het zesde en laatste motief om aandacht voor het milieu te hebben, is het sabbatsmotief. Het hebreeuwse woord sjabat betekent letterlijk rusten in de zin van pauzeren, op adem komen, nieuwe krachten opdoen. Daarbij denken we allereerst aan de wekelijkse rustdag, zoals we die vinden in het vierde van de tien geboden. Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt; zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont. Want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de Here de sabbatdag en heiligde die.

Zo leren we dat we niet leven bij de gratie van onze eigen inspanning, maar bij de gratie van Gods inspanning. 't Gaat om de vreugde van het geschapen zijn door God. Vandaar uit gaat de mens aan de slag. Ook het motief van de bevrijding van de slavernij, waarin altijd door hard gewerkt moet worden, speelt mee. Dat vinden we in de tien geboden, zoals die in Deuteronomium staan. Want gij zult gedenken, dat gij dienstknechten in het land Egypte geweest zijt, en dat de Here, uw God, u vandaar heeft uitgeleid met een sterke hand en met een uitgestrekte arm. Daarom heeft u de Here, uw God, geboden de sabbatdag te houden.

Dat element van bevrijding, van herstel en vernieuwing komt vooral tot uiting in het gebod om ieder zevende jaar een sabbatsjaar in acht te nemen. Dan moeten de schulden worden kwijtgescholden en slaven in vrijheid gesteld en dan moet het land braak liggen om tot rust te komen. En na ieder zevende sabbatsjaar is er een jubeljaar, waarin bovendien de bezittingen weer teruggegeven moeten worden aan de oorspronkelijke eigenaar. We vinden dit alles in Leviticus 25 en God noemt zelf als fundamenteel uitgangspunt daarbij: het land is van Mij en gij zijt vreemdelingen en bijwoners bij Mij. We zijn als het ware te gast op aarde en we hebben ons te houden aan de regels van het huis, dat van de Here is.

De sabbat zegt zo: de mens mag niet worden uitgebuit, moet zijn rust worden gegund. Maar dat geldt evenzeer van de aarde. Wat de mens betreft: tegenwoordig kan de productie geen dag stil liggen. Veel fabrieken draaien op zondag door. Ontzettend veel mensen in de derde wereld moeten heel hard werken voor een hongerloon. Maar ook de aarde wordt leeg geproduceerd. Bouwland en bossen worden geen rust gegund om zich te herstellen van de aanslag die mensen erop doen. En dat is niet Gods bedoeling.

In de christelijke traditie is de sabbat verbonden met de zondag. De dag waarop we de opstanding van Christus gedenken. En de vragen over hoe die dag moet worden doorgebracht, hebben ons wel eens doen vergeten, dat het sabbatsgebod ook veel zegt over de andere dagen van de week. Om het maar even zo te zeggen: als je er een heel strenge zondagsheiliging op na houdt en de auto daarom 's zondags niet uit de garage komt, maar je door de week voor elke boodschap bijna om de hoek de auto wel pakt, waardoor de lucht geen kans krijgt om zich te zuiveren, dan ben je toch nog verkeerd met het sabbatgebod bezig.

Zo hebben we dus in de bijbel genoeg beweegredenen gevonden om ons serieus met de milieucrisis bezig te houden. Heel concrete aanwijzingen geeft de bijbel niet. Wat simpel gezegd: Auto's bestonden toen nog, dus de bijbel zegt ons niet wanneer we hem mogen gebruiken en wanneer we hem moeten laten staan. Centrale verwarming was er toen nog niet, dus de bijbel zegt ons niet hoe hoog of laag we de thermostaat moeten afstellen. Enorme fabrieken waren er ook nog niet, dus de bijbel zegt ook niet wat de grenzen zijn van wat de schoorstenen uit mag gaan en de afvoerpijpen van die fabrieken. Laten we maar veel om de wijsheid van de Heilige Geest bidden. Dat die ons duidelijk maakt, wat nu in deze dingen Gods wil is. Dan zal de een er misschien wat strenger over denken dan de ander. Dat vinden we bij meer ethische kwesties. 't Belangrijkste is, dat we ons steeds weer, geleid door Woord en Geest, in ons denken en handelen bekeren, in alle opzichten, maar ook ten opzichte van de natuur om ons heen. Dat is hard nodig. Want de tijd dringt. De natuur is al enorm aangetast. Wordt de gaarde een woestijn of wordt de woestijn weer een gaarde? God belooft dat laatste. Vooral op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Maar dat gaat niet buiten ons en onze verantwoordelijkheid om. Dat heeft toch ook nog alles te maken met de manier waarop we op deze oude aarde, als door het menselijk kwaad diep aangetaste schepping van God, leven. Als we op bijbelse, christelijke wijze met die schepping omgaan, ja dan mogen we met recht hoopvol zingen:

De dorre vlakte der woestijnen

zal zich verblijden eindeloos;

de zandzee zal herschapen schijnen,

want bloeien zal zij als een roos.

Van heil'ge vreugde zal zij beven,

doortinteld van een heerlijk leven,

dat nimmermeer verwelken zal.

Zij zal de wonderen des Heren

aanschouwen en zijn grootheid eren

met jubelend triomfgeschal.

 

Ik dank u voor uw aandacht.

 

DE GAARDE EEN WOESTIJN?

 

  • a. Kersttoespraak koningin Beatrix
  • b. Geschrift Synode over het milieu
  • c. DDT-club van Rome
  • d. Wereldwijd:
    • 1.Broeikaseffect
    • 2. Onzonlaag
    • 3. Ontbossing
  • e. Nationaal:
    • 1. Verzuring
    • 2. Overbemesting
    • 3. Andere factoren
  • f. Verband met ons christelijk geloof
  • g. Bijbelse motieven
    • 1. Verbond
    • 2. Schepping
    • 3. Rentmeesterschap
    • 4 Bevrijding
    • 5. Verzoening
    • 6. Sabbat
  • h.Slotopmerkingen

Stellingen en tegenstellingen:

 

1a. De aarde gaat door de verdere milieuvervuiling en milieuvernietiging onherroepelijk haar ondergang tegemoet.

1b. Al die angst voor de gevolgen van de milieuvervuiling is overdreven. De aarde en het leven daarop bergt veel herstellende en reinigende krachten in zich.

2a. Door de verdere groei van wetenschap en techniek zullen we binnenkort minder een aanslag op het milieu hoeven te doen.

2b. We moeten juist de invloed van techniek en industrie terugdringen, eenvoudiger gaan leven.

3a. De steeds strengere overheidsmaatregelen ten gunste van het milieu helpen niets, omdat zo veel aan ons wordt opgelegd en zo ook het bedrijfsleven een ongunstiger concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland krijgt.

3b. De overheid moet maatregelen nemen, want mensen en bedrijven zullen hun handelwijze tegenover het milieu niet vrijwillig verbeteren.

4a. De kerk moet zich met het zieleheil van de mens bezig houden. Over het milieu preken is horizontalistisch.

4b.De kerk waarschuwt, ook in de prediking, veel te weinig tegen het kwaad, dat wij Gods schepping aandoen.

5a. Wat kan ik in mijn eentje doen als het zo'n wereldwijd probleem is?

5b. We moeten op de kleine schaal van ons eigen leven met zorg voor het behoud van het milieu.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4