De website van Arie Tromp

  • Het laatst gehouden te: Daarle
  • op: 29 mei 2016
Psalm 27 : 10 Verlatingsangst

Psalm 27 : 10


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   

Verlatingsangst

Gemeente des Heren,

Verlatingsangst. Vooral peuters tussen anderhalf en drie jaar hebben daar last van. Moeder moet even naar de zolder om iets op te bergen of naar de achtertuin om iets in de afvalbak te doen. Ze is dan even uit het zicht van haar kindje. Maar die zet het op een krijsen en reikt met de armpjes. Mamma mag niet weg. Alle geruststellende woordjes van mamma ten spijt. Ik ben zo terug hoor. Mamma gaat toch, want je kunt aan zo'n handenbindertje niet altijd toegeven. Het moet leren om even alleen te zijn. Maar het blijft huilen en als mamma terug is, klampt het zich aan haar vast, kruipt het op haar schoot. Alleen dat doet de angst verdwijnen. De geborgenheid, veiligheid, vertrouwdheid van mamma. Als het kind 's avonds gaat slapen, moet die verlatingsangst ook even overwonnen worden. Mamma of pappa moet een verhaaltje vertellen, even kroelen, lekker toedekken, het licht moet nog even blijven branden.

Er zijn momenten in de ontwikkeling van het kind, waarop die verlatingsangst opnieuw moet worden overwonnen. Voor 't eerst bij opa en oma logeren, er een nachtje slapen. Menig jonge vader en moeder krijgt dan een telefoontje van ouders of schoonouders: kom je kind maar weer ophalen, want het wil met alle geweld naar huis, is helemaal in paniek. Voor 't eerst naar de dagopvang, naar school. Zo lang van je vertrouwde huis weg en van je pappa en mamma, in een nieuwe vreemde, bedreigende omgeving.

Later kan door een verhuizing, een verandering van school, die verlatingsangst weer boven komen.

Soms had je in je vroege jeugd een nare ervaring. Die blijf je je herinneren of verdwijnt uit je bewuste geheugen. Maar die zorgt ervoor, dat je je leven lang met verlatingsangst te maken hebt. Dat kan zich in allerlei psychische zwaktes uiten: niet van werkkring of woonplaats durven veranderen. Tegen vakantie elders opzien. Vliegangst, pleinvrees.

De partner van wie verlatingsangst heeft krijgt tot vervelens toe te horen: je houdt toch nog van me? Je hebt toch geen ander? Je gaat toch nooit van me weg? Als je dat doet, doe ik mezelf wat aan.

Soms is er hechtingsangst. Je durft je niet aan de liefde voor iemand anders en diens liefde voor jou over te geven, je durft geen intieme relatie te beginnen, uit angst het niet aan te kunnen als het misgaat.

En deze verlatingsangst steekt vooral weer de kop op als je in een moeilijke en bedreigende situatie verzeild raakt. Dat was eens met David zo. Kwaadwilligen komen op hem af. Om hem levend te verslinden. Dus ze kunnen zijn bloed wel drinken. Een leger trekt tegen hem op, een oorlog woedt tegen hem. Valse getuigen staan tegen hem op en dreigen met geweld. Angstaanjagend allemaal.

Zoals een waar psalmdichter betaamt, vertelt David het wel in kleurrijke beelden en vergelijkingen, beschrijft hij ook allerlei gevoelens en emoties, die hij in die situatie heeft, maar noemt hij de omstandigheid niet concreet. Was het toen hij voor Saul moest vluchten of later, toen hij er zelfs voor zijn eigen zoon Absalom vandoor moest? Het doet er niet toe, als anderen in moeilijke periodes in hun leven, die beelden en emoties, ook die angsten, maar herkennen en kunnen uiten door deze psalm te zingen. Als deze psalm bij hen maar als tolk en uitlaatklep dient.

Ook bij ons. Als ons leven ineens door elkaar wordt geschud en daardoor misschien allerlei angst boven komt, tot verlatingsangst toe. Misschien denken we wel aan iets concreets, van vroeger of nu.

Het is dus ook puur gissen waarom David er ineens zijn ouders bij haalt. Al verlaten mij vader en moeder, de Heer neemt mij liefdevol aan. Zijn ze kortgeleden gestorven? Kan hij ze als vluchteling niet bezoeken en mist hij ze? Toen hij voor Saul op de vlucht was, kregen zijn vader en moeder op verzoek van David woonruimte en bescherming bij de koning van Moab.

Of is er geen uiterlijke maar innerlijke aanleiding? Komt nu hij in nood is uit zijn onderbewustzijn die oude, in de vroege jeugd ontwikkelde verlatingsangst ineens weer naar boven? Het zou best kunnen. Dichters zijn gevoelig, ook voor onderbewuste krachten.

En deze kracht is sterk. In een bepaalde fase van zijn ontwikkeling gaat het kind ontdekken, hoe hard het zijn ouders nodig heeft. Ze zijn letterlijk zijn levensbron. Moeder heft de nare gevoelens van honger en dorst op, zorgt voor de tevredenheid van een volle buik. Ze doet je warme, schone en droge kleertjes aan. Moeder, en ook vader, lacht tegen je, zegt lieve woordjes. Moeder, ook vader, geeft liefde, koestert je, zorgt voor je. Belangrijk allemaal. Nee, ze mogen me niet verlaten. Stel je voor, je wordt er bang van. Vader is sterk. Vader, maar ook moeder, beschermt je. Ze spelen met je, leren je veel, zijn je grote voorbeeld. Nee, ze mogen me niet verlaten. De gedachte alleen al maakt je angstig. En dit is een soort stempel in de wanden van ons hart. Wij houden ons leven lang die behoefte aan persoonlijke zorg, liefde, warmte, leiding, sturing. En we houden ons leven lang angst om dat kwijt te raken. Verlatingsangst. Verlaten mij vader en moeder?

En kijk, denken we zo aan onze diepste gevoelens en behoeften, misschien wel vanuit het onderbewuste in ons bewustzijn terechtgekomen door de nood van ons leven, dan is de gedachtesprong naar God die net zo alles met onze diepste gevoelens en behoeften te maken heeft, niet zo groot meer. David denkt ook gelijk aan Hem. In één en dezelfde dichtregel: Al verlaten mij vader en moeder, de Heer neemt mij aan.

Dat is aan de ene kant een vergelijking. Onze ouders worden met God vergeleken en God met onze ouders. Dat mag. Tussen die beiden ligt inderdaad een voor de hand liggende gedachtesprong. Want wij zijn geschapen naar Gods evenbeeld. En hebben als taak dat evenbeeld te zijn, op Hem te lijken. Ook in ons vader en moeder zijn. Het is de bedoeling, dat we in die rol God waarneembaar maken voor onze kinderen. Dat ze via ons een indruk krijgen van de vaderlijke en ook moederlijke bescherming, leiding, opvoeding van God. Van de moederlijke en ook vaderlijke liefde, zorg, koestering, warmte van God. God zegt bij monde van zijn woordvoerders, de profeten, tegen zijn volk: Ik ben voor Israël een Vader. Zoals een moeder haar zoon troost, zo zal ik jullie troosten.

En al het fijne, goede, mooie, dat onze ouders ons gaven en geven, is een waarneembaar bewijs van wat de Here God ons elke dag opnieuw in volkomen vorm wil geven. Als onze Schepper, die ons het leven gaf, dat beschermt, leidt. Die ons raad geeft, troost, bemoedigt, soms ook waarschuwt en zelfs heilzaam straft. Al het goede van onze ouders is een venster, dat ons een kijkje geeft op het volkomen goede van God. Prachtig niet? Dat is toch geloven? Het zo te mogen zien?

Maar aan de andere kant zit in deze vergelijking ook een tegenstelling. Al verlaten mij vader en moeder, de Heer neemt mij liefdevol aan. Want onze ouders zijn toch ook weer niet onze lieve Heer zelf. Er zijn periodes in de ontwikkeling van het kind, waarin het dat wel bijna denkt. Mijn moeder kan alles. Mijn vader is de sterkste van de hele wereld. Maar in latere periodes lijkt het net andersom. Mijn vader en moeder? Ze lopen achter. Ze gaan niet met hun tijd mee. Ik mag van hen niet eens wat tegenwoordig normaal is. Waardeloos.

Zo denken we dan. Maar in de realiteit lopen onze ouders soms echt tegen hun grenzen aan, waardoor ze aan waarde voor ons inboeten, en we het gevoel krijgen, dat ze ons verlaten, ons in ieder geval in de steek laten. Eén van onze ouders kan ons vroeg ontvallen. Door een ziekte, een ongeluk. Ik mis mijn moeder zo. Ze kon me zo in haar armen sluiten. Ze kon zo goed met me praten. Maar ze stierf jong. Ik mis mijn vader zo. Hij kon me zo heerlijk op zijn schouders dragen. Hij kon zo met me knutselen en sporten. Maar hij stierf vroeg. Je voelt je in de steek gelaten.

Soms zijn kinderen vroeg wees, moeten ze beide ouders missen, komen ze in een pleeggezin terecht. Daar wordt hun –helaas- weinig of –gelukkig- veel liefde gegeven, maar het kan toch niet tippen aan de liefde van echte ouders. Zo denken ze in elk geval, hoezeer ze ook de liefde van anderen leerden waarderen.

Een vader wil het beste geven aan zijn gezin. Hij werkt daarvoor de benen uit zijn lijf. Materieel komen de kinderen niets tekort. Maar pappa is die man die zondags het vlees snijdt. Hij komt alleen thuis om te slapen. Of hij zit met zijn gedachten altijd bij zijn werk. Of hij is maanden van huis vanwege zijn werk. 't Is of hij ons heeft verlaten.

Een moeder wil alles geven aan haar gezin. Maar ze heeft ook een hoge opleiding en het is zonde om daar niks mee te doen. Dus ze heeft ook een parttimebaan. En net als kindlief ziek wordt en angst krijgt, is ze er niet, moet een vreemde oppas het probleem oplossen. 't Is of ze mij in de steek liet.

Een vader heeft veel voor zijn kinderen over. Maar hij heeft nooit geleerd om te praten over gevoelens. Dat brengt hem in verwarring. Daarom ontloopt hij dat. Zijn kinderen voelen dat aan, praten nooit met hem over persoonlijke dingen, maar voelen zich intussen wel door hem in de steek gelaten.

Een moeder is depressief. Ze ligt op de bank met allerlei donkere gevoelens. Ze is alleen maar met zichzelf bezig, zonder of met de fles sherry. En daarom kan ze de nodige aandacht voor haar kinderen niet opbrengen, als die thuiskomen van school en hun verhalen kwijt willen. Mamma, je laat me in de steek.

Je vader en moeder gaan scheiden. O, ze leggen goed aan je uit wat de problemen zijn. Ze zorgen er ook voor, dat je altijd bij een van beiden bent, en je op minstens een van beiden kunt terugvallen met vragen en bij verdriet. Je begrijpt goed hoe ze hun best doen om jou geen slachtoffer te laten zijn van hun problemen. Maar je voelt je toch door hen verlaten.

Je bent wat ouder. Je vader en moeder zijn overleden. Dat is nu eenmaal de weg van het leven. Generaties komen en gaan. Je hebt er vrede mee. Je hebt ze gelukkig lang genoeg bij je gehad. Je gunde hun ook geen verder lijden. Maar in de spannende momenten van je leven, als er bijvoorbeeld door conflicten anderen zijn, die je bloed wel kunnen drinken, als je denkt: 't lijkt wel oorlog. Dan denk je: ik mis nu mijn vader en moeder weer. Had ik ze nog maar. Al was het alleen maar om even vertrouwelijk met ze te kunnen praten.

Voorbeelden genoeg. En dan heb ik het nog niet eens over nog gevoeliger zaken. Vaders die hun handen niet thuis kunnen houden, overgaan tot huiselijke geweld of ongeoorloofde intimiteiten.

Maar juist dan mogen we erop vertrouwen, dat de Here ons nooit in de steek laat. Juist dan mogen we onze verlatingsangst laten verjagen door ons geloof in Hem. Al verlaten mij vader en moeder, de Heer neemt mij aan. Zo zei God ook tegen Israël bij monde van de profeet Jesaja: Jullie zeggen wel: De Here heeft mij verlaten, mijn Here is mij vergeten. Maar kan een vrouw haar zuigeling vergeten of harteloos zijn tegen het kind dat zij droeg? Zelfs al zou zij het vergeten, ik vergeet jullie nooit.

Waar aardse ouders afhaken in hun zorg, liefde, leiding, bescherming, daar gaat de Here verder, oneindig, eeuwig verder. Omdat Hij niet zwak en sterfelijk is, maar de Almachtige en de Eeuwige. En Hij als de trouwe God met elke nieuwe generatie meetrekt. Want Hij is de Heer, de Here, Jahwe. David gebruikt in onze tekst deze persoonlijke naam van God. De naam, waarmee de Here ons zegt: Ik zal zijn die ik zijn zal, ik zal erbij zijn, altijd weer. Ik ben de God van Abraham, Izaäk en Jacob. De God van de geslachten. Elk nieuw geslacht ervaart mijn trouw. 't Verbond met Abraham, mijn vriend, bevestig Ik van kind tot kind.

En heeft de Here dat niet bijzonder bewezen door als de Almachtige en Eeuwige zelf mens te worden? In de Here Jezus droeg God zelf onze lusten en lasten. Droeg Hij ook het falen, de tekorten, de schuld van de menselijke stamboom. Eigenlijk schoot iedereen die de taak van vader of moeder kreeg in het leven, wel ergens in tekort en zo zijn kinderen teleurgesteld, in de steek gelaten. Eigenlijk heeft ook iedereen zich wel eens klein en bang gevoeld als een verlaten kindje. Zo weet iedereen wat verlatingsangst is. En dat komt allemaal samen in die roep vanaf het kruis: mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten. Die roep van eenzaamheid, van geen liefde meer ervaren, geen geborgenheid, geen bescherming, geen houvast, geen leiding. God van God verlaten. God de Zoon door God de Vader verlaten. Opdat, zegt het oude avondmaalsformulier, wij door God aangenomen en nooit meer door Hem verlaten zouden worden. En als wij in de naam van de Vader gedoopt worden, zegt het oude doopformulier, zo betuigt en verzegelt ons God de Vader, dat Hij met ons een eeuwig verbond van genade opricht en ons tot zijn kinderen en erfgenamen aanneemt. Al verlaten mij vader en moeder, de Heer neemt mij liefdevol aan. We horen er in het Nederlands iets van adoptie in. We zijn aangenomen, geadopteerde kinderen van de hemelse Vader. We zijn niet automatisch, als schepselen, kinderen van één Vader. We hebben het verdiend om afgewezen te worden vanwege ons falen in veel dingen, maar we worden om Jezus' wil toch aangenomen. Dat spreekt, nogmaals, niet vanzelf, maar is een groot onverdiend wonder van liefde en trouw. Dat betekent opnieuw geschapen worden in een nieuw leven. Zoals een kind in een weeshuis in de derde wereld, verlaten en afgestaan door de moeder en met een vader die in geen velden of wegen te bekennen is, door een Nederlands echtpaar wordt geadopteerd. Het wordt zomaar uitgekozen tussen zoveel kinderen in dezelfde situatie. Het wordt onverwacht bemind. Het krijgt een heel nieuw leven. Zo geeft God dat ons.

We horen er in de taal van de bijbel ook in: toch neemt de Here mij op. Zo wordt ditzelfde woord op andere plaatsen meestal vertaald. Als in Israël iemand per ongeluk de oorzaak was van andermans dood, mocht hij naar een vrijstad vluchten. Daar werd hij veilig opgenomen, kreeg hij bescherming en konden de bloedwrekers hem geen kwaad doen. Een vermoeide en hongerige reiziger werd soms door anderen gastvrij in huis opgenomen, kreeg daar te eten en te drinken, een bed om te slapen. Een man nam in zijn huis de vrouw op met wie hij trouwde en samen vol liefde het leven wilde delen. Het betekent ook wel: het verzamelen van de oogst, het opbergen en veiligstellen van de oogst in de graanschuur.

Al verlaten mij vader en moeder, toch neemt de Here mij aan. Alle reden dus om geen angst meer te hebben, maar vertrouwen. Dát vertrouwen, dat David in deze psalm ook voortdurend uitspreekt. De Here is mijn licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen? De Heer is de veste, de veilige muur of wal om mijn leven, voor wie zou ik bang zijn? Al trok een leger tegen mij op, mijn hart zou onbevreesd zijn. Al woedde er een oorlog tegen mij, no zou ik mij veilig weten. Daarom heft zich mijn hoofd fier boven de vijanden rondom mij. Zing het maar mee. Heb vertrouwen in de hemelse Vader. Geloof dat Hij je voor altijd heeft aangenomen. Richt je met verwachting op Hem. Wacht op de Heer, godvruchte schaar, houd moed. Hij is getrouw en de bron van alle goed.

En als die verlatingsangst toch weer de kop op steekt? David beveelt ons twee dingen aan om die angst eronder te houden.

Als kind voel je je het veiligst en minst angstig in de ouderlijke woning. Dus in de eerste plaats helpt het trouwe verblijf in Gods aardse woning, de kerk. Kom God regelmatig opzoeken hier in zijn eigen huis op aarde. Kom hier regelmatig het evangelie van Gods liefde en trouw in de Here Jezus Christus horen. Laat je hier regelmatig opwekken om echt in de hemelse Vader te geloven. Kom hier regelmatig samen met anderen over Gods goedheid zingen. Bijvoorbeeld psalm 103: Zoals een vader liefdevol zijn armen slaat om zijn kind, omringt ons met erbarmen God, onze Vader, want wij zijn van Hem. Hoe verlangt ook David naar Gods huis. Ik vraag aan de Heer één ding, het enige wat ik verlang: wonen in het huis van de Heer alle dagen van mijn leven, om de liefde van de Heer te aanschouwen, hem te ontmoeten in zijn tempel. Kennen wij dit verlangen naar de ontmoeting met God in zijn huis? En ook zegt David: ik wil offers brengen in zijn tent, hem juichend offers brengen, ik wil zingen en spelen voor de Heer. Willen wij dit ook? Hier blij zijn, zingen en spelen als een kind voor het aangezicht van God de Vader? Dan vergeet je toch alle angst, ook alle verlatingsangst.

Als kind voel je je fijn en niet angstig als je met je ouders over alles praat. Dus in de tweede plaats verjaag je die angst door vaak tegen God te praten, dus te bidden. Stort je hart voor Hem uit. David heeft het gevoel, dat de Here hem daar om vraagt en hij wil er graag gehoor aan geven. Mijn hart zegt u na: "Zoek mijn nabijheid, mijn aangezicht." Uw nabijheid, Heer, wil ik zoeken, verberg uw gelaat niet voor mij. Als je nood en verdriet kent, smeek dan maar om Gods vaderlijke hulp. Zoals David: Hoor mij, Heer, als ik tot u roep. Wees mij genadig en antwoord mij. Al biddend komt de Here steeds dichterbij en voel je steeds meer zijn warmte, bescherming, kracht, geborgenheid, troost. En dan vergeet je heus alle angst, ook alle verlatingsangst.

Als g' in nood gezeten, geen uitkomst ziet, wil dan nooit vergeten, Gód verlaat u niet.

Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4