De website van Arie Tromp

  • Het laatst gehouden te: Krimpen aan de Lek
  • op: 17 juli 2016

 

 

1 Korinthe 4 : 1 - 5


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?


Kritiek

Gemeente des Heren,

We leven in een tijd, waarin we mondig zijn. En in een tijd, waarin we individualistisch zijn. We denken vooral voor ons zelf op te moeten komen. Voor onze eigen rechten. We leven ook in een tijd, waarin het gezag is uitgehold. Dat van een minister, een dominee, een politieagent, een dokter, een vader en moeder. Men kijkt niet meer tegen hoger geplaatste personen op.

Dus doet iedereen zijn mond gauw open. Zegt hoe die erover denkt, vooral waar die het niet mee eens is, zich verongelijkt voelt. En het maakt niet uit tegen wie of over wie.

Ik denk dat er vroeg minder kritiek was, in ieder geval minder openlijke en luidruchtige kritiek.

De praatprogramma’s op de t.v. leven van kritiek. Ze nodigen vooral mensen uit die ergens veel kritiek op hebben en mensen die veel kritiek moeten ondergaan. Dat maakt die programma’s smeuïg. Geeft een hoge kijkdichtheid.

Nu is kritiek hébben vaak makkelijk en goedkoop. Dikwijls wordt het ook geuit zonder stevige feitelijke argumenten, en wordt niet op de bal maar op de man of vrouw gespeeld.

Het vraagt nogal wat wijsheid om positieve kritiek te leveren, zó dat de ander die accepteert, er van leert, en er geen psychische dreun van krijgt die hem juist in zijn goed functioneren gaat belemmeren.

Maar kritiek kríjgen, incasseren, is een ander verhaal. Je moet een sterk karakter hebben om daar goed mee om te kunnen gaan.

En als je dat niet zo hebt, zie je al gauw kritiek op één ding in je gedrag of werk, als kritiek op alles. Je krijgt het gevoel dat heel je leven waardeloos en nutteloos is en je anderen alleen maar tot last bent.

Het gevaar is dan groot dat je je terugtrekt achter een muur van faalangst, minderwaardigheidsgevoel, zelfverachting, depressiviteit.

Of je voelt je zó bedreigd door de kritiek dat je wild om je heen gaat slaan met verwijten en beschuldigingen, een heftige verkeerde emotionele zelfverdediging.

Kunnen we niet goed tegen kritiek? Maken we ons steeds zorgen over wat de mensen wel van ons zullen denken? Ziet we als een berg op tegen een functioneringsgesprek?

Ook als christenen hebben we de verantwoordelijkheid om goed met kritiek om te gaan. We zijn immers christen in ons leven van elke dag, en in dat leven is er vaak sprake van een mening, een oordeel, van de ánder over óns en van óns over de ánder.

Daar komt bij dat we juist als christen in deze wereld snel het mikpunt van kritiek kunnen zijn. Want de wereld haat de volgelingen van Jezus. Dat heeft hijzelf gezegd. Bijtende kritiek op de kerk en op kerkmensen is geen zeldzaam verschijnsel.

Ik hoop, dat we daarom op dit punt iets van Paulus willen leren. Hoe gaat híj met kritiek om. Want er is nogal eens kritiek op hem. Van de Romeinen en de Joden. Maar dat ligt voor de hand. Die moeten immers niets van die jonge groeiende sekte van christenen hebben. Ze discrimineren en onderdrukken hen. Ze spreken kwaad over hen. Vol leugens en laster. En het mikpunt daarvan zijn vooral hun leiders, onder wie Paulus.

Maar wat toch minder voor de hand ligt, Paulus krijgt ook kritiek uit de christelijke gemeentes, waar hij het evangelie brengt. Kritiek binnen eigen gelederen. Kritiek vanuit wat een liefdevolle gemeenschap van broeders en zusters moet zijn, maar niet altijd is. Toen niet, ook nu niet. Hij krijgt nota bene kritiek van hen die hem heel dankbaar moeten zijn, omdat hij hen met de Here Jezus en zijn eeuwige redding in contact heeft gebracht. En bepaald geen positieve kritiek, negatieve en onterechte kritiek.

Wat wordt er van hem gezegd? Paulus? Hij praat de mensen naar de mond. Past zich te veel aan. Hij preekt een makkelijk evangelie van vrijheid en genade. Dat komt de mensen goed van pas. Maar dat gaat zomaar niet. Je moet aan Gods strenge wetten gehoorzamen wil het goed met je komen. Paulus? In zijn brieven belooft hij gauw weer naar ons toe te komen, maar ineens wijzigt hij zijn plannen. Zijn ja is nee geworden. Daaruit blijkt wel: je kunt niet op hem aan. Paulus? Hij is maar een arm mannetje. Hij probeert met tenten maken zijn kost te verdienen. Maar echte geestelijke leiders laten zich bij ons flink betalen door hun leerlingen. Als ze rijk zijn zegt het dat hun leer en boodschap een hoge kwaliteit heeft. Als ze arm zijn, getuigt het van slechte kwaliteit. Paulus? Hij is maar een zwak, onooglijk mannetje. Als hij ons schrijft is dat wel met stoere taal, maar zijn lijfelijke aanwezigheid heeft helemaal niet de uitstraling van een sterke persoonlijkheid en veel spreektalent heeft hij ook niet. Heel anders dan onze filosofen. Paulus? Hij is eigenlijk maar een irritant baasje. Als we iets geloven dan hij weet hij dat goed te vertellen. Hij wil over ons geloof heersen. Paulus? Hij wandelt niet in de geest maar naar het vlees. Hij werkt met vleselijke, onzuivere motieven. Hij laat zich niet door God leiden, maar zoekt alleen maar zichzelf. Dát is wel héel grievend en doet véél pijn: als de kritiek je integriteit en eerlijkheid aantast.

Paulus is niet naïef. Hij weet dat hij wordt bespot en beledigd. Hij schrijft daar wat badinerend over: ach, ik lijk, als ik het zo hoor, wel het uitschot van de wereld en het uitvaagsel van de mensheid.

Dat schrijft hij aan de Griekse christelijke gemeente in Korinthe. Die gemeente gaat in haar kritiek op Paulus ook het verst. Ze is verdeeld, kent verschillende groepen die verschillend denken, modaliteiten. Elke groep dweept met zijn eigen voorganger. De een zegt: ik ben van Paulus. De ander: ik van Apollos. Een derde: ik van Cephas, Petrus. Een vierde zelfs: ik van Christus. En om je eigen voorganger op een voetstuk te zetten, kan je het beste de andere voorgangers omlaag halen met kritiek, roddel, laster. Dat gaat zo. Maar je moet er maar het mikpunt van worden.

Hoe gaat Paulus daar nu mee om? Kan hij ertegen? Staat hij erboven? Of gaat hij er onderdoor?

Wel, hij schrijft: zó moet men ons beschouwen. Vanuit déze hoek wil ik dat er tegen mij aangekeken wordt, en over mij geoordeeld wordt. Namelijk dat ik dienaar van Christus ben. Aan mij is het beheer over de geheimen van God toevertrouwd. Met andere woorden: het gaat me niet om mij zelf. Om mijn eer en positie. Om mijn zaak. Ik wijd mijn leven niet aan mijzelf. En maak mijzelf daarmee ook niet helemaal afhankelijk van hoe men over mij denkt, positief of negatief. Ik ben niet zo vreselijk bang, dat ik door kritiek en laster van mijn eigen gemaakte troontje val. Want ik ben maar een dienaar, een hulpje, van iemand die veel belangrijker is dan ik: Christus. Ik ben maar een nederige beheerder, een rentmeester, van zaken, die veel belangrijker zijn dan ik: de geheimen van God, die ik mag onthullen.

Nu zijn we niet allemaal apostel. We zijn ook niet allemaal dominee die Christus op een speciale manier dienen in hun werk, vooral op zondag. Dat hoeft ook niet. Maar we zijn al heel wat minder gevoelig voor kritiek, als we er voor ons zelf van overtuigd zijn, dat het niet allereerst om ons zelf gaat, wij niet ons zelf het allerbelangrijkste vinden, ons leven niet staat of valt met eigen succes en andermans bewondering. Maar dat we een zaak van hoger belang dienen, waarin wij zelf een eenvoudig schakeltje mogen zijn, een nederig, niet eens onmisbaar schakeltje. En of we dat dan niet of wel in de spotlights doen, waardoor velen ons kennen en een oordeel over ons kunnen vellen, maakt niet zo uit. Laat ze maar kletsen, als de zaak die ik dien, met mijn doen en laten maar ook echt gediend is. Dat geeft mijn leven voldoening en betekenis en niet mijn populariteit of gebrek daaraan.

En waarom zou die zaak van hoger belang dan net als bij Paulus, niet de zaak van Christus kunnen zijn, die de geheimen van God met zijn spreken en daden, zijn leven, dood en opstanding, heeft mogen onthullen? Geheimen van vergeving, van vrede en verzoening, van recht, liefde, barmhartigheid, geheimen over de uiteindelijke vernietiging van de zonde, de duivel en de dood. Geweldig om in Gods Koninkrijk een eenvoudige dienaar van Christus te zijn, een bescheiden beheerder van Gods geheimen. Geweldig om in dat grote reddende werk van God opgenomen te zijn. Als christen, elke dag. Om daar je doen en laten door te laten bepalen, ook in je openbare leven, in je voor anderen hoorbare woorden en zichtbare daden. Laat ze maar kletsen. Ik dien mijn Here. En die staat ver boven mij en nog veel verder boven alle kritiek op mij en die staat voor mij in. Zijn werk gaat echt niet naar de knoppen, als ze over een klein dienaartje van Hem als ik ben, negatief oordelen. En de betekenis en waarde van mijn leven hangt niet af van hoe men over mij oordeelt, maar hoe ik in Gods grote werk van heil en liefde ben opgenomen.

Maar dan is het natuurlijk wel van belang, dat je de Here ook oprecht dient. En niet alleen maar voor de schijn. Dat je trouw bent in je christen zijn. Zoals Paulus schrijft: Van iemand die deze taak vervult, wordt verlangd dat hij betrouwbaar is. Je moet tegen jezelf kunnen zeggen: Ja, ik maak fouten in mijn dienen van Christus. Ik doe het met vallen en opstaan. En met mijn tekorten. Ik breng er soms maar weinig van terecht. Ik stel mensen vast wel eens teleur. Ik kan nu eenmaal niet hoger springen dan mijn polsstok lang is. Ik heb mijn eigen gaven van God gekregen in de beperkte maar in zijn ogen voldoende maat die Hij mij heeft toebedacht. Ik ben niet volmaakt. Maar ik méén het wel. Ik doe het als dominee niet met de bedoeling dat er een persoonscultus over mij ontstaat. Ik doe het als ouderling en diaken niet om als vrome man of vrouw aanzien te krijgen. Ik zet me niet in voor evangelisatiewerk, voor vluchtelingen, voor de voedselbank, omdat ik graag bewonderd wil worden. Maar ik doe het om God. En in die dienst aan God kan ik niet iedereen naar de mond praten, kan ik me niet bij iedereen geliefd maken. Er zijn nu eenmaal mensen die niets van God willen weten en die daarom ook niet veel moeten hebben van degenen die Hem dienen. Natuurlijk krijg je kritiek. Hij kan niet zo goed preken als die andere dominee. Hij kan niet zo mooi bidden als die andere ouderling. Zij doet dat vast om zich geliefd te maken. Je kunt nu eenmaal niet aan alle verschillende verwachtingspatronen over jou voldoen. Maar weet je voor je zelf dat je al dat onvolmaakte, voor kritiek vatbare werk in alle eerlijkheid en betrouwbaarheid voor God gedaan hebt, dan valt of staat jouw leven heus met wat vooroordelen, roddel, kritiek van anderen.

Paulus raakt er ook niet van ondersteboven als hij ladingen kritiek over zich heen krijgt. Hij schrijft: Maar hoe u of een menselijke instelling over mij oordeelt, interesseert me niet. Doet hij zich stoer voor als de onberispelijke heilige, op wie niets aan te merken valt? Wil hij suggereren, dat daarom elke kritiek op hem er altijd helemaal naast zit en alleen maar laster is? Nee, juist hij heeft geleerd, dat je alleen maar van genade kan leven en niet om je eigen vroomheid en eerlijkheid gered wordt. Trouwens als je het alleen moet hebben van de schone of vrome schijn naar buiten toe, terwijl je bestaan in werkelijkheid heel wat minder schoon en vroom is, wat ga je dan gespleten, neurotisch en angstig leven! Of is Paulus een harde? Heeft hij een dikke olifantshuid? Zal het hem worst wezen wat de mensen van hem zeggen? Enkelingen of zelf hele groepen? Nee, want dan zou hij het beneden zijn stand vinden om zich te verantwoorden, en dat doet hij wel. Hij legt uit waarom hij zijn plan om snel naar Korinthe te komen, gewijzigd heeft. Hij schrijft aan de gemeentes in Galatië: Probeer ik soms mensen te behagen? Als ik dat zou doen, zou ik geen dienaar van Christus zijn. En aan de gemeente in Thessalonica: U weet dat we u nooit naar de mond hebben gepraat en dat onze woorden nooit een dekmantel voor hebzucht waren. We hebben niet geprobeerd de gunst van mensen af te dwingen. En ook: weten jullie waarom ik tentenmaker bij jullie was? Om niemand van jullie tot last te zijn. En om de roddel te voorkomen, dat ik op het geld van mijn hoorders en volgelingen uit zou zijn. Paulus bestrijdt misverstanden en vooroordelen over hem. Daaruit blijkt dat hij echt wel door de kritiek geraakt wordt. Het doet hem verdriet en pijn. Net zoals hij er blij van wordt, als de mensen hem laten merken hoe dankbaar ze zijn dat zij via hem de boodschap van Gods vergeving en redding te weten zijn gekomen. Zo is het bij ons ook niet de bedoeling, dat we zoveel eelt op onze ziel krijgen, dat we helemaal niet meer gevoelig zijn voor het negatieve of positieve oordeel van anderen. We mogen die gevoeligheid ook uiten. We mogen ons bij negatieve kritiek ook verantwoorden en verdedigen. Maar als het om onze relatie met God gaat en ons dienen van Christus, is het inderdaad zaak om je van het oordeel van mensen niks aan te trekken. Dan gaat het alleen om het oordeel van God over jouw leven en jouw dienen van Hem en moet je tegenover Hém verantwoording afleggen en niet tegenover mensen. Dan geldt inderdaad: hoe u of een menselijke instelling over mij oordeelt, interesseert me niet. Niet dat Paulus zo zeker van zichzelf is en van zijn eigen kijk op zichzelf. Zelfverzekerdheid is niet de beste remedie tegen gevoelig zijn voor kritiek. Het helpt wel in zekere mate. Maar als het niet meer helpt, is de psychische dreun, die je dan krijgt, extra zwaar. Paulus voegt er aan toe: en hoe ik over mezelf oordeel telt evenmin. Want de rechte zelfkennis hebben wij niet. Dat heeft Paulus wel geleerd. Hij dacht ooit zichzelf goed te kennen als vrome Schriftgeleerde, maar toen God in zijn leven ingreep bleek die vroomheid te bestaan uit het zoeken van eigen heiligheid en verdienstelijkheid en het haten de van andersdenkende christenen. Hij had zichzelf niet goed gekend en zijn oordeel over zichzelf zat er helemaal naast. We kunnen zelf een blinde vlek hebben voor de onzuivere motieven van ons handelen, terwijl anderen die wel zien, God in ieder geval. We kunnen onszelf in ons oordeel over ons zelf onderschatten. We zien onze door God geschonken gaven niet. We zien alleen maar wat we niet kunnen en niet wat we wel kunnen. Daardoor zijn we te gevoelig voor kritiek en zinkt ons de moed al bij de minste opmerking van een ander in de schoenen. Paulus schrijft aan zijn jonge vriend Timotheüs: Veronachtzaam de genadige gaven van God niet, die je zijn geschonken. Dat wil zeggen: gebruik ze goed, maar betekent ook: schat ze op hun waarde. We kunnen ons zelf ook overschatten. We grijpen te hoog. Denken alles te kunnen. Leggen kritiek en waarschuwingen van anderen overmoedig naast ons neer. Paulus schrijft aan de Romeinen: sla uzelf niet hoger aan dan u kunt verantwoorden, maar denk verstandig over uzelf. Naar de mate van het geloof. Dat is de maatstaf die God u heeft gegeven.

Kortom: het oordeel van anderen over hem doet Paulus niet zo veel. Maar ook zijn eigen oordeel over zichzelf is niet doorslaggevend. Hij schrijft: Ik ben mij weliswaar van geen kwaad bewust, maar dat betekent niet dat mij niets ten laste kan worden gelegd. In zijn brieven legt hij ook tegenover zichzelf steeds verantwoording af over zijn optreden. Sprak ik echt omdat God mij het evangelie had toevertrouwd? Was het niet een dekmantel voor hebzucht, een middel om mensen te behagen? Had ik mijn gemeentes echt lief? Dat horen wij ook te doen. Wilde ik met mijn woorden en daden van vandaag God echt dienen, mijn naaste helpen, de rechtvaardigheid en de vrede in de samenleving bevorderen? Of had ik een verborgen agenda, waarin ik zocht naar eigen eer? Waren die woorden of daden goed, of hadden ze toch anders gemoeten, al was de bedoeling zuiver? Zelfreflectie is nuttig. Maar dat is toch nog geen garantie, dat onze antwoorden op die vragen aan ons zelf juist zijn.

Kritiek van anderen op jou en zelfkritiek, je moet het niet negeren, maar wel relativeren. Want, schrijft Paulus, het is de Heer die over mij oordeelt. De Here, die mijn schepper is. De Here, van wie ik mijn karakter en gaven heb ontvangen. De Here die mijn leven leidt. De Here, die mij heeft geroepen en heeft gevraagd of ik hem wil dienen. De Here, de enige die mij ziet zoals ik echt ben. En die mij kent, dieper dan ik mij zelf ooit ken. De Here, wat mij ten diepste houdt bewogen, ligt allemaal open voor zijn ogen. Gelukkig is mijn leven in zijn handen en gelukkig is ook het oordeel over mijn leven in zijn handen, en niet in de handen van medemensen of van mijzelf.

Laat het echte oordeel maar aan Hem over. Houd dus op te oordelen, maar wacht de tijd af, dat de Heer komt, omdat hij het is die aan het licht zal brengen wat in het duister verborgen is en wat de mensen heimelijk beweegt. Wacht de tijd af van het laatste oordeel van de Here Jezus Christus.

Ja, dat laatste oordeel. Voor hoeveel mensen klinkt dat niet bedreigend. Ze denken er met angst aan. Ze vrezen er het ergste van. Maar waar dat laatste oordeel in de bijbel aan de orde is, wordt het niet genoemd om ons bang te maken, maar om ons moed, troost en hoop te geven. Zo ook hier. Mijn leven hangt gelukkig niet af van het oordeel van anderen, hun vooroordelen en veroordelingen. Mijn leven hangt gelukkig ook niet af van mijn oordeel over mijzelf, mijn soms zo vernietigende ziekelijke veroordeling van mij zelf. Het is gelukkig de Here die over mij oordeelt. De Here die als enige ook mijn hart kan oordelen, met wat daar verborgen is en wat mij daar heimelijk beweegt. De Here die, al ging er nog zoveel mis, weet dat ik te goeder trouw en niet te kwader trouw heb gehandeld. De Here, die al ging er nog zoveel fout, weet dat ik Hem en de naaste wilde dienen en niet mijzelf. De Here, de Here Jezus Christus, die boven alles zelf het rechtvaardig oordeel van God over alle verkeerde dingen aan het kruis heeft gedragen. En die daarom ondanks alles wat er mis ging, het oordeel van vrijspraak en vergeving uit wil spreken. Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen. God zelf spreekt hen vrij. Wie zal hen veroordelen? Christus Jezus, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en aan de rechterhand van God zit, pleit voor ons.

Ja, we krijgen kritiek in het laatste oordeel. Maar geen eeuwige vernietigende kritiek, nee eeuwige lovende kritiek. Paulus schrijft: En dan zal God het zijn die ieder de lof geeft die hem toekomt. Deze lovende kritiek gaat voor altijd boven de negatieve kritiek van anderen en de negatieve zelfkritiek uit. Wel gedaan, je was een goed en betrouwbare dienaar. Je bleek betrouwbaar in het beheer van het kleine. Ik zal je over heel veel meer aanstellen. Wees welkom op het feest van je heer.

Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4