De website van Arie Tromp

  • Het laatst gehouden te: Daarle
  • op: 29 oktober 2017
2 Timotheüs 2 : 9 Niet gebonden

2 Timotheüs 2 : 9


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   

Gods Woord is niet gebonden

Gemeente des Heren,

Overmorgen is het 31 oktober. Dan is het precies vijf eeuwen geleden, dat Luther zijn 95 stellingen spijkerde aan de deur van de slotkapel in Wittenberg. En dat was begin van de hervorming of reformatie.

Je kan die bijzondere gebeurtenis van verschillende kanten bekijken. Ik wil dat nu doen met onze blik op de bijbel. Want het is vandaag ook de nationale bijbelzondag. En wie haalde, plat gezegd, toen alles overhoop in de rooms-katholieke kerk? Wie haalde de bezem door de misstanden? Wie zorgde voor vernieuwing en zuivering? Uiteindelijk niet Luther of Calvijn, maar God zelf. Hoe deed Hij dat? Door zijn Woord. De bijbel.

Als Luther Gods Woord leest, gaan bij hem de schellen van de ogen. Hij ontdekt het: God is geen boeman die ons onder de duim houdt met strenge regels en een strenge straf bij overtreding, maar Hij van ons houdt. Niet omdat we dat dank zij onze vroomheid en goede daden waard zijn, maar om Jezus’ wil. Het zware pak van zijn zonden valt van Luthers hart. Hij ontdekt bij het lezen van Gods Word ook wat er allemaal niet klopt in de kerk. Hij raakt ook diep overtuigd van de grote krácht van dat Woord. Hij verkondigt het dan ook steeds in de kerk en aan de universiteit. Hij vertaalt het in de taal van het volk, voor hem het Duits. In het vaste vertrouwen, dat het dan voor wonderen zorgt. Niet alleen bij mensen persoonlijk, zoals bij hem zelf gebeurde. Maar ook in een vervallen kerk. Ja, ook onder een heel volk en in een heel werelddeel. O Heer, uw onweerstaanbaar woord drijft rusteloos de eeuwen voort, wat mensen ook verzinnen. En zo willen we vanavond stil staan bij de overwinnende macht van Gods Woord, tóen in het bijzonder, maar ook nú nog. Ook nu nog laat het zich door niets en niemand gevangen zetten. Het Woord van God is niet gebonden, vastgebonden, geboeid, staat er letterlijk. Het zit niet gevangen in tradities, bijgeloof, dwaalleer. Niet gevangen in de machtslust, genotzucht, pronkzucht van geestelijken. Als tóen. Het zit óók niet gevangen in het materialisme van nu, het individualisme, en het gesloten wereldbeeld van de moderne wetenschap. Het zit nergens in gevangen. Het gaat in volle vrijheid zijn eigen gang. Want het is het Woord van Gód.

We willen eerst nagaan, dat het zich niet gevangen laat zetten in het hárt van ons mensen. Daarna maken we de kring wijder: het zit ook niet gevangen in de christelijke gemééntes. En tenslotte ontdekken we hoe het Woord niet gevangen is in de breedte van deze wéreld.

Ten eerste is het Woord van God niet gebonden in ons persoonlijk bestaan. Als Paulus dit schrijft, zit hij in de gevangenis in Rome. Hij draagt boeien. Hij wordt streng bewaakt en slecht behandeld. Hij is ook teleurgesteld, omdat bij zijn eerste verhoor niemand de moed had om hem te verdedigen. Hij voelt zich in de steek gelaten. Hij heeft ook het voorgevoel dat het slecht afloopt en zijn levenseinde dicht bij is. Want, schrijft hij verderop aan Timotheüs, mijn leven wordt als een plengoffer uitgegoten, het moment waarop ik heenga nadert.

Zo op het eerste gezicht dus maar doffe ellende. Is zijn eerst zo succesvolle loopbaan toch mislukt? Sterft hij straks als een ontgoocheld en verbitterd man? Wat moeten er in de eenzaamheid van de cel veel vragen en aanvechtingen bij hem zijn geweest. Paulus, de dienaar van Gods Woord, is in alle opzichten, ook letterlijk, een aan handen en voeten gebonden man. En toch schrijft hij uitgerekend dán de triomfkreet neer: maar het woord van God is niet gebonden. Dat laat zich niet in boeien slaan.

Hoe kan Paulus dat schrijven? Omdat hij zelf heel ingrijpend aan den lijve heeft ervaren, dat Gods Woord oppermachtig is en onweerstaanbaar. Daarom twijfelt hij daar zelfs in deze beroerde situatie geen momént aan.

Paulus is immers eerst een vurig farizeeër. Met ijver en precisie bestudeert hij Gods Woord en probeert hij ernaar te leven. Vroom. Trouw aan de wet. Zo denkt hij dat Woord in hoofd, hart en wandel onder de knie te hebben, nog lager, onder de vóet, als een trap, die hem naar de welverdiende hemel voert. Maar dan worden de rollen omgekeerd. Dat Woord wordt hém te machtig. Het krijgt hém onder de knie, als de stem van Christus klinkt op de weg naar Damascus: Saul, Saul, wat vervolg je Mij. Hij streed zó voor het aan menselijke wetten en regeltjes gebonden Woord dat hij het vrije en vrijmakende Woord tot zwijgen wilde brengen. Door de christenen uit te roeien. Maar blind en verslagen moet hij zich aan dat Woord gewonnen geven. Hij wordt er in eigen oog de grootste van de zondaren onder. Er wordt een streep door zijn eigen vroomheid en rechtvaardigheid gehaald, zoals ook Luther dat later ervoer. Paulus is lam gelegd en hem is alles uit handen geslagen.

Maar dan werkt Gods Woord opnieuw op hem in. Het spreekt nu van vergeving en genade door het volbrachte werk van Jezus Christus. En wéér moet Paulus zich aan de overmacht van dat Woord gewonnen geven, al is het nu meer een mógen dan een móeten. Gods Woord trekt hem uit de put van schuldbesef en verslagenheid op. Maakt hem blij en gelukkig. Want er is geen veroordeling voor degenen, die in Christus Jezus zijn. Paulus is weer in de ruimte gesteld door die vreemde vrijspraak van het evangelie.

En dan is Gods Woord nóg niet met hem klaar. Het roept hem ook nog als de dertiende apostel om het evangelie aan de heidenen, de niet-joden, te verkondigen. Paulus wordt van de vurigste vijand de vurigste propagandíst van Gods Woord en hij die de christenen wilde uitroeien sticht juist overal gemeentes.

Zo is Gods Woord ons altijd een stap voor. Het staat haaks op onze werkelijkheid en trekt ons mee. Het vernedert wie zichzelf verhoogd heeft. Het verhoogt wie vernederd is. Maar het woord van God is niet gebonden. Het gaat zijn vrije gang. En dat is zó'n levende werkelijkheid in Paulus' leven geweest, dat hij het zeker weet: ze kunnen míj de mond snoeren, míj boeien, maar het wóórd niet. Dat geeft hem troost, hoop, moed. De zaak van Gods Koninkrijk is niet verloren. En nu hoop ik, dat het ook uw persoonlijke ervaring is, is geweest en steeds blijft. Dat u het van Gods woord verliest. Dat het zich door u niet gevangen laat zetten, niet laat inbinden.

Ik heb mijn leven aardig op de rails staan. Niets van waar, zegt Gods Woord, je loopt zo vaak uit de rails.

Ik kan me over mijn handelwijze best verantwoorden. O ja? Zegt Gods Woord, tegenover de hemelse rechter sta je met een mond vol tanden.

Ik ben in de maatschappij redelijk hoog opgeklommen. Maar, zegt Gods Woord, die de minste onder u is, zal groot zijn.

Ik heb toch altijd mijn best gedaan om anderen te helpen. Maar zegt Gods woord, onze gerechtigheden zijn een weg te werpen kleed.

Ik heb mijn schaapjes op het droge. Zo, zegt Gods woord, vergadert u geen schatten op de aarde, waar mot en roest ze waardeloos kunnen maken en de dief ze kan komen stelen, maar vergadert u schatten in de hemel.

Gods Woord zet ons in zijn niet te vangen macht altijd weer op onze plaats. Slaat ons geestelijk alles uit handen.

En staan we met lege handen, dan worden ze door datzelfde Woord rijk gevuld.

Dan zegt dat Woord tot een zondaar, die met zijn schuld in de knoop zit: Maar neen, daar is vergeving altijd bij God geweest.

En tot een angstig mens: vrees niet.

En tot een eenzaam mens: de Here is heel dicht bij je.

En tot een radeloos mens: er is een wonderbare raadsman.

En tot vermoeide en belaste mensen: kom tot mij, Ik zal je rust geven.

En tot een ten dode opgeschreven mens: Bij de Here zijn uitkomsten tegen de dood.

En dan weet dat Woord met overmacht in donkere dichtgeklapte harten door te dringen. Daar licht en ruimte te geven. Daar een ommekeer ten goede te schenken.

O God, wat voert Gij toch aanbiddelijke list
om 't menselijke hart voorgoed te overwinnen,
want Gij bemint zo zeer wie dwalen in de mist,
tot aan de rand der hel vervolgt hen Uw beminnen.

En dan maakt dat Woord ook luie mensen actief. Het beweegt egoïstische mensen tot opofferingen. Het brengt eigenwijze mensen tot gewilligheid en gehoorzaamheid. Dan geeft dat Woord, en de Geest die er achter zit, ons een nieuw hart. Een hart, dat diep van binnen God gaat beminnen. Een hart, dat warm en intens klopt voor de medemens. Een hart, dat zuiver, rein is en oprecht en voor gerechtigheid en vrede vecht. Een hart, dat bereid is alle geschonken gaven in te zetten voor kerk en wereld. Een nieuw hart, dat de bron en motor is van ons troostend woord, onze hulpvaardige hand, onze bereidwillige voet.

Dan gaan we, in wat Gods Woord met ons doet, de levensgang van de Here Jezus Christus herkennen, het vlees geworden woord. We bieden aan dat Woord weerstand. We ergeren ons er aan. We weten er geen raad mee. We slaan het daarom maar in de wind. We beroven het van zijn kracht. We verdraaien het. We kruisigen het zo. Maar het zich toch niet uit ons leven verdringen. Het komt toch weer boven, vrij, als het Woord, dat zich niet laat ketenen. Het staat op met macht, met betonen van geest en kracht. Zo zeer, dat de rollen worden omgedraaid. Wij raken aan dat woord vastgeketend. We kunnen er niet los van komen. We raken er aan gehecht, er door geboeid. We zijn gevángen door het Woord. En daardoor vríj van allerlei andere boeien en banden. Zoals de boeien van de zonde en de banden van de dood. Ja, er gebeurt God zij dank nog genoeg, waaruit blijkt, dat Gods Woord zich niet laat binden.

Niet alleen in onze persoonlijke levens maar - ten tweede - ook in de kring van de christelijke gemeente. Paulus ziet zijn apostelschap ten einde lopen. Omdat hij gevangen zit, kan hij geen gemeentes meer opbouwen door er Gods Woord te brengen. Van verdere zendingsreizen zal niets meer komen. Zijn zegenrijke werk lijkt voorgoed aan banden gelegd. Hoe moet het nu verder? Zal er niets meer van de gemeentes overblijven, nu de brenger van het evangelie gevangen zit? Nee, want Gods woord zélf laat zich niet vast zetten. Ook niet aan een mens. Het houdt zijn vrije loop en gebruikt nu de een en dan de ander. Paulus vertelt het aan Timotheüs, die het op zijn beurt moet doorgeven aan betrouwbare mensen die geschikt zijn om anderen te onderwijzen.

En als de gevestigde geestelijkheid dat Woord heeft ingekapseld en gevangen in valse dogma's, dan werpt het toch de kluisters van zich af en zoekt het vrij baan door mensen als Luther en Calvijn.

En Gods Woord is nu ook nog niet aan een mens gebonden, gemeente. Dus ook niet aan een predikant. Aan zijn vlotheid, uitstraling, originaliteit, gedurfdheid. Laten we toch niet te gauw mét een dominee weglopen of ván een dominee weglopen. Het gebeurt vaak in deze tijd waarin ook in de kerk de consumentenhouding is binnengeslopen. Gods woord is zó ongebonden, dat het ook zwakke, niet in alles evenzeer getalenteerde mensen gebruiken kan om ons te raken, te bekeren, te redden.

Ja, dat Woord is zó vrij, dat het ook jou tot zijn werktuig kan maken. Dat het ook door jou stem kan krijgen. Want als we door dat Woord echt overrompeld zijn, gaan we ervan getuigen. Waardoor dat Woord ook zijn wonderlijke ongebonden gang gaat in ons gezin, onze vriendenkring, onder onze collega's. Want het woord van God zit ook niet gevangen aan één persoon, de priester of de dominee, of enkele gemeenteleden, maar de hele gemeente mag er draagster en uitdraagster van zijn.

En dat wonder is des te groter, als we beseffen, dat ook de christelijke kerk er niet te goed voor is om Gods Woord op alle mogelijke manieren aan banden te leggen. Dat heeft ze in de donkere Middeleeuwen vóór de hervorming gedaan. Het Woord mocht uitsluitend in het Latijn klinken, niet in de volkstalen. Het werd aan de leken onthouden. Het werd in het keurslijf geperst van een valse kerkelijke leer. Daarmee werden de mensen angstig en dom gehouden. Ze werden opgezweept om door middel van goede werken de hemel te verdienen, vooral door aflaat, grote offergaven voor de pracht en praal van kathedralen en voor liederlijke uitspattingen van de geestelijkheid, terwijl de massa crepeerde. Het Woord leek gebonden aan de uitleg die de kerk er aan gaf in dogma's en concilie-uitspraken. Het leek ook gebonden aan allerlei volksgeloof en wonderlijke tradities. Ook Paulus heeft ervaren, dat er in gemeentes vaak krachten bezig zijn, die de vrije loop van het Woord tegenwerken. Met afschuw schrijft hij hoe gemeenteleden hun christenzijn rustig combineren met een zedeloze levenswandel. Hun lusten zijn ongebonden en de bekerende werking van Gods Woord geven ze geen ruimte. Met verdriet schrijft hij ook over blokvorming en strijd tussen groeperingen. Ik ben van Paulus, ik van Apollos, ik van Cefas. Er zijn zwakken en sterken in het geloof, strenge jodenchristenen, bij wie niets mag, die alles aan vaste regeltjes en tradities gebonden hebben, en er zijn heidenchristenen, die wat al te makkelijk van allerlei dingen zeggen: ach, wat steekt daar nu voor kwaad in. En zo werd het bevrijdende woord doodgedrukt. Het kreeg geen kans, door verstarring, ruzie, hokjesgeest, eigenwijze zelfverzekerdheid. Ook waarschuwt Paulus ernstig tegen dwaalleraren, die het Woord binden aan oosterse godsdiensten en Griekse wijsbegeerte.

Maar ook wij, in 2017, proberen Gods Woord te boeien. Op zondag komen we er naar luisteren, maar van maandag tot en met zaterdag krijgt het vaak weinig kans om zijn invloed op ons uit te oefenen. Het moet een fraaie versiering blijven aan de rand van ons leven, maar het mag er niet écht in binnendringen. We binden het aan de kerkdienst en houden het verder op veilige afstand, want we willen dat oude onbekeerde leventje van ons niet kwijt.

En we binden het ook aan onze eigen opvattingen. Aan onze kerkelijke stroming en modaliteit. Een conservatieve of progressieve. Gods Woord moet bewijzen, dat wij het bij het rechte eind hebben en de ander er naast zit. En zo bombarderen we elkaar met teksten. Terwijl het de bedoeling is, dat Gods Woord óns bombardeert, ons zo uit onze geestelijke burchten jaagt, ons een open oog geeft voor onze blinde vlekken en eenzijdigheden, ons het stukje gelijk van de ander leert erkennen en ons tot nieuwere, frissere, betere ideeën brengt. Vaak laten we de bijbel buikspreken. We halen er alleen uit wat in onze eigen kraam te pas komt, en geven een uítleg, die meer ínleg is. Beseffen we hoe we op onze eigen manier bezig zijn om dat Woord te ketenen, gevangen te zetten?

Wat is het dan een wonder van Gods trouw, dat Hij dat Woord toch nog telkens weer aan ons laat verkondigen. En een wonder van Gods mácht, die van de Heilige Geest, dat Gods Woord zich niet gevangen laat zetten, maar integendeel ons gaat boeien, ons gevangen neemt, ons aan zich bindt. En zó zich rond dat Woord een gemeente verzamelt, die leeft vanuit de vergeving van de zonden door Jezus Christus, die telkens weer overtuigd wordt door Gods radicale oordeel over ons, maar ook door zijn radicale vrijspraak. Een gemeente, die door de vrije overmacht van dat Woord de waarschuwingen ernstig neemt, maar ook de vertroostingen. Een gemeente, die zich ook door dat Woord in beweging laat zetten, zich op de weg laat zetten naar God grote toekomst toe. Zo gaat dat Woord ook in de gemeente zijn wonderlijke gang. Het wordt gekruisigd en staat op. Het wordt geketend en bevrijdt zich.

En zo werkt dat woord ten derde ook in de wereld. Paulus zit in de gevangenis van Rome. De hoofdstad van het Romeinse rijk. Toen het centrum van de beschaafde wereld. Niet toevallig wordt de apostel dáár van zijn vrijheid beroofd, want in de wereld is de keizer van Rome heer, kurios, en ieder, die waagt te belijden: Jezus is Heer, krijgt de overheid tegen zich. De wereld verzet zich nog tegen Gods Woord, wil het het zwijgen opleggen, want zij wil niet naar Góds wetten, maar naar eígen wetten leven. Ze wil zich niet onderwerpen aan Góds heerschappij maar zélf heersen. Ze ergert zich aan het oordeel dat Gods Woord uitspreekt over de oneerlijkheid, de oorlogszucht, de uitbuiting, de zedeloosheid. Ze is ook te hoogmoedig om van genade te leven. Ze wil haar eigen boontjes doppen. Waar Gods Woord duidelijk en eerlijk wordt verkondigd, ontstaat er onherroepelijk vijandschap tegen en worden ook de brengers ervan tegengewerkt. Men probeert hen de mond te snoeren. We herkennen het, want we dragen van nature zelf de gezindheid van de wereld mee in ons hart en de weerstand tegen Gods boodschap. We herkennen het er ook aan dat christenen in diverse landen worden vervolgd. Zoals vroeger tijdens de strijd tussen de roomse kerk en de hervormers de brandstapels brandden. We herkennen het niet in dank wordt afgenomen als we van ons geloof getuigen, we er om worden uitgelachen of uitgescholden.

Maar toen Paulus was gevangen gezet en de wereld het van Gods Woord gewonnen leek te hebben, door dat woord ook met rust gelaten leek te worden, schreef de apostel het triomfantelijk neer: maar het Woord van God is niet gebonden. De voortdurende nederlaag van het Woord is maar schijn. Jezus zei: in de wereld lijdt gij verdrukking, maar hebt goede moed, ik heb de wereld overwonnen. Hij werd gekruisigd, maar stond ook weer op en sprak toen: mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Eens zal alle knie zich voor Hem zou buigen. Nee, het Woord kan niet gevangen worden, zo waar God Gód is en zo waar de Heiland opstond, het vlees geworden woord. We hebben een woord voor de wereld en dat kan niet tot zwijgen worden gebracht. Laat dan maar verdrukking komen. Ook Luther week daar niet voor. Dat hoort bij de krijgsdienst van Jezus Christus. Lijd als een goed soldaat van Christus Jezus. Heb het er maar voor over. Want je lijdt en strijdt zo voor een goede zaak, een zaak, die zal winnen. Uiteindelijk zal Gods Woord niet door de wéreld, maar de wereld door Gods Wóórd ondermijnd worden. Wat vergaat, het Woord bestaat en blijft bestaan. Alle vlees is als gras. Het gras verdort. De bloem valt af, maar het woord van onze God bestaat tot in eeuwigheid. Daar mogen we het mee wagen. Het zal zich nooit laten binden, maar het bindt ons aan God, voor altijd, in leven en in sterven. Het is zoeter dan honing, begeerlijker dan goud. Het blijft ons laatst behoud. Het Woord van onze Koning!

Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4