De website van Arie Tromp

  • Het laatst gehouden te: Bennebroek
  • op: 13 januari 2019
Johannes 3 : 16 Alzo lief ..

Johannes 3 : 16


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   

Alzo lief ..

Gemeente des Heren,

Een pasgeboren baby in een wiegje. Dat is toch aandoenlijk? Je hart smelt toch bij de aanblik van zo'n broos levend popje? Voorzichtig wordt het dekentje opgelicht om het gezichtje te zien. Fluisterend wordt commentaar geleverd. De familie van de vader zegt, dat het kleintje op vader lijkt en de familie van de moeder ziet er de trekken van moeder in. Moeder en kind worden met geschenken overladen, bloemen, kleertjes, rammelaars. En in het huis heerst een speciale stemming, één van vreugde, vrede en geluk. Hoewel machteloos en zich van niets bewust brengt zo'n klein mensje louter door het feit dat het er is, heel wat teweeg, zorgt het voor een speciale sfeer.

Hoe komt dat? Natuurlijk óók omdat zo’n kindje op zichzelf al warme gevoelens wekt. Maar tóch geloof ik, dat er méér achter zit, al zijn we ons daar niet zo van bewust. We zijn anders als anders in zo'n huis, waar een baby geboren is, er heerst een soort gewijde sfeer, omdat zo'n kind vrucht is van líefde. Resultaat van een gelukkig intiem samenleven van mensen die van elkaar houden. En deze liefde is een groot goed, is kostbaar, heilig.

Diep van binnen voelen we ons allemaal alleen en diep van binnen verlangen we allemaal naar liefde. Zuivere, sterke, dragende, beschermende liefde.

En zo'n baby is een sprekend teken van díe wonderlijke liefde. Die doet ons het mysterie van de líefde voelen. Dáárom zijn we anders als anders bij zo'n wiegje. Ik geloof zeker, dat dit óók meespeelt. Het kind als vrucht van de liefde. En nu kijken we vandaag nog even om naar het kerstfeest. We kijken naar het kindje Jezus, dat in de kribbe van Bethlehem ligt, in doeken gewikkeld. Ieder was er mee bezig. Kerkelijk en onkerkelijk. Er heerste een speciale kerststemming. Waarom heeft dit kindje zo'n geweldige aantrekkingskracht, brengt het zoveel teweeg? Wel gemeente, ook omdat het ons heen wijst naar het mysterie van de liefde. Van een nog veel wónderlijker liefde. De liefde van Gód tot óns. De onbegrijpelijke ontferming en genade van de Here voor een arme verloren wereld. En zondige mensen als wij.

Ook dit kind is vrucht van de liefde, van Gods liefde. Want God had de wereld zo lief, dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen, die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.

Wat een prachtige bijbeltekst. Niet voor niets is hij zo bekend. Je kunt zeggen: het is het evangelie ín het evangelie. En elk woord erin is van rijke betekenis. Laten we het maar woord voor woord lezen en beginnen met het werkwoord "liefhebben".

God had de wereld zo lief. Eigenlijk is ons taalgebruik vervlakt en verarmd. Dat merk je vooral aan het woord "liefde". Wat we niet allemaal liefde noemen! We spreken van de liefde tussen een jongen en een meisje, tussen ouders en kinderen. Van de liefde van een verpleegkundige voor de patiënt. De liefde van een man voor zijn vak. We spreken zélfs van de liefde op de wallen. Slordig brengen we het allemaal onder de éne noemer van de liefde, terwijl die diverse soorten liefdes soms een héél verschillend karakter hebben. Vroeger drukte men zich zorgvuldiger uit. Zo had men in het Grieks voor élke soort liefde een ándere naam. Er was een apart woord voor de lichamelijke aantrekkingskracht: ‘eros’, denk maar aan erotiek. Er was er een voor kameraadschap tussen vrienden. Er was er een voor de hartstocht voor een hobby. ‘Filia’ Denk maar aan een filatelist, iemand die van postzegels houdt. Maar er was er óók een voor een mooie zuivere liefde. Werkelijk een juweeltje tussen de andere woorden voor liefde. ‘Agapè’. Het is de liefde, die Paulus in 1 Corinthe 13 in dichtvorm beschrijft. De liefde, die zichzelf niet zoekt, maar verloochent. De liefde, die niet eist, maar offers kan brengen. De liefde, die geduldig is, innemend. Die niet afgunstig is en niet praalt. Die niet opgeblazen is en niemands gevoel kwetst. Die niet verbitterd wordt en het kwade niet toerekent. Die niet blij is met de ongerechtigheid, maar blij met de waarheid. Het is de liefde, die alles bedekt, alles gelooft, alles hoopt, alles verdraagt. En dát woord voor liefde staat in onze tekst. Het is dus déze liefde van de zuiverste soort, zonder bedenkelijke bijbedoelingen, waarmee God de wereld liefheeft en die Hem gebracht heeft tot de gave van zijn Zoon. Liefde van 18 karaats goud. Is dát niet geweldig? Inderdaad iets om in een bijzondere stemming van te raken, een van blijdschap, rust, vrede, vertrouwen, hoop.

Temeer als we vervolgens het woordje lezen, dat ons vertelt, wíe er zo liefheeft. Gód. God is dus geen vage onpersoonlijke macht, bijna hetzelfde als het blinde lot of het stomme toeval. God is niet een humeurig baasje, die ons geluk of ongeluk stuurt, afhankelijk van zijn stemming. God heeft zich ook niet onverschillig in de hemel teruggetrokken. Maar Hij houdt van ons. Denk je dat eens in. Bekijk dat bijvoorbeeld eens in het licht van de ándere eigenschappen van God. God is almachtig. Zijn liefde dus ook. Die zal het van niets verliezen. God is eindeloos. Zijn liefde dus ook. Die zal niet beperkt zijn. God is alomtegenwoordig. Zijn liefde dus ook. Die is overal. Ook bij mij en in mij. Daar mag ik in geloven. Die liefde van God is als een zee. Probeer haar maar niet te meten of te overzien, want ze is onmetelijk en onafzienbaar. Probeer haar maar niet te bedwingen, want ze is onstuitbaar. Neem er maar in vol vertrouwen een duik in en laat je er op drijven. Het is ook voor u. Voor jou.

Mag dat dan zomaar, dominee? Ja, God houdt ons niet tegen. Onze eigen koudwatervrees houdt ons tegen, ons ongeloof, onze angst om onszelf te verliezen, om de vaste grond onder onze voeten kwijt te raken. Maar de Here niet. Dat blijkt toch duidelijk, als we het woordje lezen, dat het vóórwerp van Gods liefde aangeeft. De wéreld. God had de wereld lief. De kosmos, staat er letterlijk. God spreidt zijn liefdevolle armen heel wijd uit. Om heel zijn schepping. Hij omvat zo alles, wat Hij maakte. Daarom kwam het kindje ook in de stal van Bethlehem terecht en niet in het paleis van Herodes of de tempel van de schriftgeleerden. Want in een paleis en een tempel raak je alleen nog maar het tópje van de wereld aan. De top van de politieke, economische en militaire macht, van de religieuze, ethische en juridische macht. Maar in een vieze, onderaardse stal heb je echt de diepste diepte van de aarde aangeraakt. Ben je echt midden in deze wereld neergedaald, ook in de wereld van armoede, nood, misère. En daarom konden zowel ongecultiveerde ruige joodse herders als gecultiveerde heidense wijzen uit het oosten bij Hem terecht. Denk nooit te klein van Gods liefde. Maar wereldwijd. Hoe vaak wordt er nog gelezen: God had enkele uitverkorenen lief. Dat lijkt ons rechtzinniger. Die grote ruimte, die onze tekst aanduidt, schrikt ons af. Kan jan en alleman zomaar zalig worden? Nee, dat zal straks onze tekst ook leren. Er komt geloof bij te pas. Maar Gods liefde is wel op de hele aarde gericht. Jezus wil niet minder dan de Heiland van de wéreld zijn. Van alle mensen. Van hoog tot laag, van rijk tot arm, van blank tot zwart. Dat is ook het motief om het evangelie van Gods liefde overal te brengen in woord en daad. Dat is ook de reden om in vertrouwen ons zelf als voorwerp van Gods liefde te zien. Het is echt zo wijd, dat ook wij daaronder vallen. Wij lopen toch op die wereld?

En op wát voor een wereld! We volgen allemaal het wereldnieuws. Maar vaak is het nog belangrijker om het nieuws áchter het nieuws te volgen. De áchtergrondinformatie. De programma's voor radio en t.v. en de artikelen in de krant, waarin door deskundigen in de actuele problemen wat dieper wordt gespit. Dan ga je een beetje zien hoe het allemaal in elkaar zit. Welke vernietigende krachten er verborgen werken. Hoeveel kwaad zich achter schone schijn verbergt. En dan kunnen we eigenlijk alleen maar instemmen met wat de bijbel aan achtergrondinformatie geeft over deze wereld. Ik citeer enkele teksten, waarin het woord "wereld" voorkomt. De wereld ligt in de duisternis. Is woonplaats en werkplaats van de satan. De wereld is vervuld van zonde en vijandschap tegen God. Is prijs gegeven aan dood en verderf. Ja, de hele wereld ligt in het boze, is verdoemelijk, strafwaardig voor God, en vliegt op de wereldbrand van Gods oordeel af. En al wie er een levenswandel op na houdt overeenkomstig de geest van deze wereld wordt gewaarschuwd voor dat oordeel. Wat een achtergrondinformatie. Somber, angstaanjagend. De stukken vliegen er af. En het is toch waar. Terrorisme. Dictatuur. Onrecht. Oorlog. Volkerenmoord. Zedeloosheid. De graaicultuur. Wat is er niet allemaal te koop op deze wereld. En toch zegt diezelfde bijbel: God had de wereld zo lief. Wat een wonder, dat zo'n wereld tóch voorwerp van Gods liefde is. En dat Hij zijn Zoon gezonden heeft om als het offerlam de zonden van deze wereld weg te dragen, haar te redden en te vernieuwen, er voor eeuwig vrede, recht en geluk in te herstellen. Want God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd, om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden. Wat een wonder. Pure ontferming.

En tot deze wereld behoren wij ook. Laten we dat eerlijk belijden. We zijn niks beter dan een ander die midden in de wereld leeft en van Jezus niets wil weten. Aan de wéreld heeft God uit liefde zijn Zoon gegeven, zegt onze tekst. Dus wie zich met een gevoel van eigen rechtvaardigheid van deze boze wereld distantieert, wie zich in waanvroomheid boven deze wereld verheft, wie door gebrek aan solidariteit niets met deze wereld te maken wil hebben, die zal juíst buíten Gods liefde vallen, omdat die op de wéreld is gericht. En wie moet klagen: o Here, wat zit ik nog met allerlei ketenen aan deze boze wereld vast. Wat ben ik bijvoorbeeld in mijn hang naar geld en genot nog zo werelds, die mag zich voorwerp van Gods wonderlijke liefde noemen.

Een liefde, die zó groot is, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven, vertellen de volgende woorden. God is wel onvergelijkbaar, maar toch wil ik hem even met ons vergelijken. Hoezeer hebben we als vader of moeder onze kinderen lief. Ook al zijn ze misschien al lang getrouwd. Ouderliefde is bijzonder, zit diep. Wat heb je het beste met ze voor. Wat ben je blij, als het goed met ze gaat. Wat een pijn voel je als je ze ziet lijden. Je voelt je machteloos. Als je het kon, zou je het zó van ze overnemen. En je kunt ze niet missen. Hoe bijzonder is daarnaast ook de relatie tussen een vader en zijn enige zoon. Hij richt al zijn aandacht op hem. Heeft alles voor hem over. Dat kind en de toekomst van dat kind is haast het doel waarvoor hij leeft. Zo'n nauwe band is er menselijk gezegd ook bij God tussen de Vader en de Zoon, zijn enige Zoon. De evangelist Johannes weet het dan ook alleen maar met het woordje "in" weer te geven. Het staat er vaak: de Vader is in de Zoon en de Zoon is in de Vader. En nu heeft de hemelse Vader zijn enige Zoon op het kerstfeest aan deze wereld gegeven. Wie veel lief heeft, kan veel geven. Liefde kan gemeten worden aan de grootte van het offer, dat men brengen kan. Wel, als we déze graadmeter hanteren, dan is er werkelijk geen liefde zo groot, als die van God tot ons. Hij gaf het liefste, dat Hij had. Hij had het kostbaarste voor ons over. Zijn eniggeboren Zoon. Je kunt rustig zeggen: God gaf zo zichzelf in zijn Zoon. Gode zij dank voor deze onuitsprekelijke gave.

En dat was niet zómaar een geven. Dat was een príjs geven. We zijn best bereid om iets aan een ander te geven, zelfs iets kostbaars, als we maar weten, dat die ander dat geschenk zal waarderen en er ook goed mee om zal gaan. Maar God gaf Zijn zoon aan een kille, vijandige wereld, die voor Hem geen plaats had in de herberg. Hij gaf Hem echt prijs aan haat, verachting, geseling, de doodstraf. Hij gaf Hem prijs om te lijden en te sterven tot een verzoening van onze zonden. Hij gaf Hem zó prijs dat Hij Hem voor onze vergeving en ons heil tot voorwerp van Zijn eigen toorn en verwerping maakte aan het kruis van Golgotha.

Kijk dus nog maar eens goed in de kribbe. Naar deze vrucht van Gods liefde. En hecht geloof aan de boodschap over dit kind. Want op dát geloof komt het aan. Dat geloof is beslissend of Gods liefde daadwerkelijk waar zal worden in ons leven of niet. Opdat iedereen, die in Hem gelóóft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Lezen we verder. Het volgend woord is "geloven". Stel, een jongen verklaart zijn liefde aan een meisje. Ik wil je gelukkig maken, voor je zorgen, m'n leven aan je wijden. Al wat ik je kán geven, zál ik je geven. Maar het meisje gelooft het niet, wijst hem af. Zal ze dan toch van die jongen ontvangen wat hij beloofde? Nee, hoe serieus hij het ook meende. Hij blijft haar mogelijk nog lang lief hebben. Maar hij kan daar niks mee en zij heeft daar niks aan, omdat ze zijn liefde niet beantwoordt. Het geluk, dat hij beloofde, kan alleen waar worden als de liefde wederkerig is. Zo is het ook met de liefde van God. Dit kind in de kribbe is zijn duidelijkste liefdesverklaring. Daar moet dus een antwoord op komen. Van u en mij. De keuze of we wel of niet in de woorden van deze God geloven en Hem gaan liefhebben. Wat zit er toch een geweldige spanning in onze tekst. God biedt zijn liefde aan de héle wereld aan, maar het heeft uitsluitend effèct bij iedereen, die gelooft. Ongeloof is afwijzing van Gods liefde en zo afwijzing van eigen behoud en geluk door middel van die liefde. Met ongeloof plaats je je zelf buiten het geluk, dat de Here ons in zijn liefde toezegt. Met ongeloof stort je je zelf in het ongeluk.

Die serieuze ondertoon moeten we in onze tekst ook eerlijk lezen in de woordjes "verloren gaan". We gaan met deze wereld verloren, als we in ongeloof blijven leven. Het staat er als een mogelijkheid die maar het beste geen werkelijkheid kan worden. Als een waarschuwend baken in zee. Ook de mooiste tekst over Gods liefde in de bijbel spreekt toch eerlijk van de huiveringwekkende mogelijkheid om door ongeloof om te komen. Ook de tekst, die zo breed en ruim Gods liefde aanbiedt, haalt de ernst en scherpte niet uit het evangelie. Spreekt van de twee wegen, die er zijn voor ons mensen. Vanwege ongeloof verloren gaan of langs de weg van geloof eeuwig leven hebben. Zeggen we "ja" tegen Gods liefde? Vertrouwen we ons aan Hem toe? Geloven en vertrouwen is in de bijbel één en hetzelfde woord. Je kunt ook vertalen: opdat ieder die Hem vertrouwt niet verloren gaat. Als een meisje positief op het aanzoek van een jongen ingaat, betekent het, dat ze hem op zijn woord vertrouwt. Vertrouwen wij zo op Gods Woord? Op zijn heerlijke kerstboodschap, die toch een liefdesaanzoek is aan deze wereld, aan ons? Nee, dat geloof kunnen we ons zelf niet geven. Juist Jezus' gesprek met Nicodemus wijst ons erop, dat daar altijd het goddelijke mysterie van de wedergeboorte door de Heilige Geest achter zit. Maar dat mysterie voltrekt zich wel in de verkondiging van het evangelie van Gods liefde in Jezus Christus en ons gelovig "ja" zeggen daarop. Doen we dat? Geloven is nodig.

Maar aan de andere kant horen we weer dat iederéén die gelooft, niet verloren gaat. Het doet er niet toe, wie of wat we zijn, áls we maar geloven. Het maakt niet uit of we groot zijn of klein, oud of jong, arm of rijk, blank of zwart. Of we veel bijbelkennis hebben of niet. Of ons geloof sterk is of niet. Het maakt zelfs niet uit dat er nog van alles aan ons leven mankeert en we weer in allerlei zonden terugvallen. Het is voor iederéén, die gelooft.

Wat? Dat lezen we óók nog: eeuwig leven. Wat een enorme tegenstelling: in plaats van verloren gaan eeuwig leven hebben. Een leven dat niet meer stuk kan. Een leven, dat al boven de zonde en de dood is uitgetild. Een leven van hemelse, goddelijke kwaliteit. En dat hebben we door het geloof hier en nu al. Niet pas na de dood. Want er staat niet: opdat zal hebben, maar opdat heeft. Het wordt al in het hart van wie gelooft, ervaren. Ook in uw hart? Kijk nog maar eens goed naar dat kindje in de kribbe. En geloof het:

Zó lief had God de wereld, dat Hij zijn eigen Zoon
gegeven heeft voor zondaars, in ruil voor haat en hoon;
gegeven heeft voor mensen van ach, zo klein formaat,
voor mensen in paleizen, voor mensen van de straat,
voor doodgewone mensen van honderd in een rij;
zó lief had God de wereld - zo lief had Hij ook mij.

Zó had God de wereld, dat wie in Hem gelooft
voor eeuwig en voor altijd Gods vrijspraak is beloofd.
Omdat zijn Zoon wou sterven, veroordeeld tot het kruis,
mag ik voor eeuwig leven als kind bij Vader thuis.
Omdat Hij wilde lijden, ben ik getroost en blij;
Zó lief had God de wereld - zo lief had Hij ook mij.

Zó lief had God de wereld, dat Hij Zijn heerlijk licht
met grote stralenbundels op onze harten richt.
Zijn ster wil elk geleiden die luistert naar Zijn stem,
Hij voert hen naar de vreugde van 't Kind in Bethlehem
en ied're dag ontvangt ge van God een schone lei;
Zo lief heeft Hij de wereld - ja, ú en óns en mij!

Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4