De website van Arie Tromp

Zacharia 8 : 23 Slip van joodse man
Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   

De slip van een joodse man

Gemeente des Heren,

Israël leeft in deze tijd van het ene feest naar het andere. Het Joodse Nieuwjaar werd afgelopen dinsdag, 1 oktober, gevierd. Komende woensdag, 9 oktober, is het Grote Verzoendag. Dat is een dag van boete met het oog op Gods geschenk van vergeving en verzoening. Dan volgt een week lang het Loofhuttenfeest. Men bouwt een hutje, zelfs op de balkons van flatgebouwen. Een herinnering aan de reis door de woestijn na de uittocht uit Egypte, toen men in tenten verbleef. Zeven dagen woont men daarin. Men voelt men zich weer even als een nomade onder Gods open hemel, met niets méér, maar ook niets mìnder dan zijn bescherming. Dat feest wordt afgesloten met het Slotfeest en het feest van de Vreugde der Wet. Op dat feest is de Thora, dat zijn de eerste vijf boeken van de bijbel, de boeken van Mozes, een jaar lang in de wekelijkse lezingen in de synagoge uitgelezen en begint men van voren af aan. Uitbundig dansend en zingend draagt men de Thorarollen in de synagoge rond. En men kust ze als teken van éérbied voor Gods Woord, gelóóf in Gods Woord, líefde tot Gods Woord.

Vanwege de concentratie van die feesten rond deze tijd houden we in onze kerk op de eerste zondag van oktober de Israëlzondag. We denken nu dus speciaal aan Gods uitverkoren volk. Het volk, waarmee de Here een verbond van vriendschap en trouw sloot. Het volk, waaraan Hij zijn bijzondere redding en vrede beloofde. Het volk, dat Hij bestemde is om de brug te zijn tussen Hem en de wereld. En vooral het volk, waaruit de Messias werd geboren, die Gods verlossing aan ons gaf. De Here Jezus.

We willen dan ook in deze preek bij Israël stil staan. Aan de hand van woorden van de profeet Zacharia.

Het is vlak na de Babylonische ballingschap. De eerste joden keren terug naar hun eigen land. Maar het is nog slechts met een klein aantal. En ze hebben weinig macht. Ze maken al wel een beginnetje met de herbouw van de stad Jeruzalem en van de tempel, maar het gaat allemaal tergend langzaam en met veel tegenslagen. De Samaritanen, die er woonden, saboteren de bouw. Zelfs de natuur werkt tegen, want de ene misoogst volgt op de andere. Zijn zíj nu de dragers van Gods rijke beloften, voor hen zelf en voor de hele wereld? Zal God zulke grote dingen met hen doen? Het is in die armzalige toestand onvoorstelbaar. Men dreigt dan ook alle moed te verliezen.

Maar de Here roept Zacharia om de moed er bij hen in te houden. Hun hoop te geven. Voortdurend wekt de profeet hen op om ook de dag van de kleine dingen niet te verachten maar alles te blijven zien in het licht van de grote dingen die God heeft beloofd. Zo ook in onze tekst: En dit zegt de Heer van de hemelse machten: Als díe tijd is gekomen, zullen tien mannen uit volken met verschillende talen een Joodse man bij de slip van zijn mantel grijpen met de woorden: Wij willen ons bij u aansluiten, want we hebben gehoord dat God bij u is.

Ze zijn als slachtvee naar Babel gesleurd. Het is de gunst van de grillige Perzische koning, dat ze naar hun land mochten terugkeren. Ze zijn niet meer dan een nietige speelbal van de volken. Zij worden door de gróótmachten van die tijd aan hun jasje gegrepen en van hot naar haar gesleept. En zo was het niet alleen tóen. Zo is het alle eeuwen dóór gegaan. Steeds was Israël het slachtoffer in deze wereld. Steeds weer werd het vervolgd en verstrooid. Steeds weer werd het vastgepakt en meegesleurd naar waar het niet heen wilde. Steeds weer werd het in zijn bestaan bedreigd. Tot nu toe. Ik denk aan de kruistochten in de Middeleeuwen. De pogroms in Oost-Europa, op zóveel plaatsen, in zóveel tijden. De Dreyfuss-affaire in Frankrijk. De poging tot de Endlösung, de vernietiging van de Joden door Hitler. De oorlogen van Israël met de vijandige buurlanden. De terroristische aanslagen op Israël. Het huidige weer groeiende antisemitisme, ook in Nederland.

Daarom klinkt het lachwekkend, dwaas, als Zacharia profeteert, dat eens niet-joodse mensen de slip van een joodse man zullen vastgrijpen en zeggen: wij willen ons bij jullie aansluiten, want wij hebben gehoord, dat Gód bij jullie is. En tóch ziet de profeet dit eens gebeuren. Eens zal Israël een wonderlijke aantrekkingskracht hebben. Men zal er van alle kanten naar toegaan. Men zal het overvállen, maar nu níet met vijandige bedoelingen. Men zal zich aan dat volk vastklampen. Omdat men het is gaan inzien: bij dát volk is werkelijk vrede te vinden, recht, geluk, vrijheid, vreugde, voor eeuwig. Dát volk is de goede gids is naar God en Zijn Koninkrijk. Dát volk zal uiteindelijk tot zegen zijn voor de hele wereld. Dát volk is door God gekozen als uitvalsbasis van zijn heil op aarde.

Deze geweldige toekomstverwachting is een rode draad door heel het oude testament. Het begint al bij de roeping van Abraham. Dat was toen óók zo'n onooglijk begin. Net als vlak na de Babylonische ballingschap. Abraham trekt met een paar mensen weg uit Ur der Chaldeeën. Meer niet. Maar hij krijgt Gods belofte mee: Ik zal je tot een groot volk maken. Ik zal je zegenen. En je zal voor de hele wereld een bron van zegen zijn. Ook Jesaja voorspelt: Machtige naties zullen zeggen: Laten we optrekken naar de berg van de Heer, naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons onderrichten, ons de weg wijzen, en wij zullen zijn paden bewandelen. Vanaf de Sion klinkt zijn onderricht, vanuit Jeruzalem spreekt de Heer.

Zo blijkt Israël tot iets gróóts voorbestemd. Tot het instrument, waarmee God zijn goedheid en zegen aan de hele wéreld wil geven, en zo ook aan ons persóónlijk. Israël is het brandpunt van Gods heil, bij wie de volken zich zullen aansluiten. Want er zal te zien en te horen zijn, dat God bij hen is. Door de wonderlijke dingen die met dat volk zullen gebeuren. Door de wonderlijke weg die dat volk in de wereldgeschiedenis zal gaan. Daaruit móet wel duidelijk worden, dat Gods hand daar achter zit.

Daar hebben we al genoeg bewijs van. Eeuwenlang is dit volk vervolgd en verstrooid onder de volken. Steeds werd geprobeerd het uit te roeien. Elk ander volk was onder dezelfde omstandigheden al lang van de aardbodem verdwenen. Maar Israël ís er nog steeds en zelfs woont het weer in het eigen land. Bedreigd maar niet vernietigd. Dat ís al een teken van Gods trouw. Een teken dat Israël een geheim bezit, dat geen ander volk heeft.

Maar eens zal op nog veel héérlijker manier te zien zijn, dat God bij Israël is. En werkplaats van Gods heil voor de wereld is. Dan zal Israël het voorbeeld zijn van liefde, barmhartigheid, rechtvaardigheid, vrede, vreugde, zózeer dat andere volken er van zullen óphoren en hun heil bij Israëls God gaan zoeken. Zó zal het tot een zegen zijn voor de volken. Vroeger golden jullie bij de andere volken als vervloekt, Juda en Israël, maar nu ik jullie te hulp kom, zullen ze jullie als gezegend beschouwen. Het is nog toekomstmuziek. Het is nog niet in vervulling gegaan. Nog steeds is dit volk vrij geïsoleerd in de wereld en wordt het door de buurvolken gehaat. Nog steeds is Israël ook maar een heel gewone staat, met politieke fouten, met geestelijke oppervlakkigheid, met ongeloof. De joodse feestdagen worden op dezelfde manier gevierd als Kerstfeest en Pasen door de brede massa van óns volk. Het zijn uitgaansdagen, de rijke betekenis van die dagen laat hen koud.

In sommige christelijke kringen, die de nadruk leggen op de bijzondere rol, die Israël volgens Gods heilsplan in de eindtijd zal vervullen, wordt dat wel eens vergeten. Ze zijn kritiekloos solidair met Israël, praten alles goed wat Israël doet. Maar we moeten nuchter blijven. Israël is ook voorbeeld van hoe de Here in zijn trouw omgaat met zóndaren, die de straf van de Babylonische ballingschap hadden verdiend. Hoe zou er anders voor óns zondaren nog hoop zijn om Gods heil te ontvangen.

Maar eens zal Israël toch het lokkend en meeslepend voorbeeld zijn. Als díe tijd is gekomen. In díe dagen, zegt Zacharia. En als profeten die term gebruiken, gaat het om de láátste dagen, de eindtijd, waarin God alles zal realiseren, wat Hij heeft beloofd. Zover is het nog niet. Maar het komt wel dichter bij. Spannend!

Ja, als christenen geloven we, dat die laatste dagen eigenlijk al begonnen zijn. Het stártsein ervoor is al gegéven. Eén bijzondere joodse man heeft dat gedaan. Eén speciale joodse man baande de weg naar die eindtijd. Eén gewone en toch buitengewone joodse man liet in alles wat Hij deed en zei en in alles wat er met hem gebeurde, zien, dat God bij hem was. En véél mensen uit de niet-joodse volken grepen de slip van zíjn mantel vast, met het geloof dat door Hem Israëls God de wereld verlossen zal. Het is de Messias van Israël. De Here Jezus Christus. Immanuël. God bij ons, met ons.

Nee, Israël zélf erkent deze joodse man nog niet als de eerste onder zijn broeders. Maar dat zal eens wèl gebeuren en dan zal héél Israël met Hem zorgen voor eer in de hoge en vrede op aarde bij mensen, die voorwerp zijn van Gods welbehagen.

Ja, de joodse man, wiens mantel de volken zullen vastpakken, is ten diepste Jézus, maar Hij zal het toch ook weer niet alléén blijven. Ook aan Israël als vólk wordt die beloofd. Ze staan de vervulling ervan door verblinding en ongeloof, door hun verwerping van Jezus als de Messias, nog in de weg. Maar de Here zal wat Hij het volk beloofde, ook bij het volk wáár maken.

Maar omdat het in principe al bij die Ene, Jezus Christus, begonnen is, is het voor óns net zo goed als voor hèn záák om de slip van Jezus vast te grijpen, Hem aan te hangen, Hem te volgen. Is het niet een indrukwekkend beeld, dat Zacharia nog onderstreept door het werkwoord te herhalen, al doet de nieuwe bijbelvertaling dat niet? Tien mannen zullen vastgrijpen, já vastgrijpen de slip van een joodse man.

Ik zie vóór me hoe een kind verlegen de rok van zijn moeder vastgrijpt en daar achter schuilt. Want bij mamma is het veilig. Heb je mamma vast, schuin achter haar wegkruipend, dan kunnen die vreemde mensen niets doen, die jou een handje willen geven. Dat contact met moeder is voor een kind ontzettend belangrijk. Zo mogen wij de Here Jezus vastgrijpen en achter Hem schuilen. We mogen ons bij Hem veilig en geborgen voelen. Want God is met Hem. Van Hem ontvangen we vrede met God. Bij Hem kan het kwaad ons niet overwinnen en vernietigen, wat Hij heeft het kwaad op zijn schouders genomen en weggedragen. Bij Hem is God geen toornig Rechter, ons straffend voor onze zonden, want Hij heeft die toorn ondergaan en verzoend. Op zijn grote verzoendag. Aan het kruis van Golgotha. Grijp hem vast, gemeente!

Hoe kunnen kinderen ook hun vader of moeder bij de jas grijpen, als die weggaan. Vaak huilend, in paniek. Ze willen méé. Ze willen níet achterblijven. Willen we zo met Jézus mee, naar Zijn Vrederijk? Willen we níet achterblijven? Willen we Hem als gids en leidsman door het leven, omdat we weten, dat we bij Hèm niet zullen verdwalen, maar voor eeuwig thuis zullen komen? Grijp hem vast, gemeente!

Ik denk aan de geschiedenis van de bloedvloeiende vrouw. Ze genas omdat ze stiekem de zoom van Jezus' mantel vastgreep. Er ging helende kracht van Hem uit. Zo mogen wij ook zijn helende en reddende kracht ervaren, als we ons aan Hèm gelovend vastklampen. Doen we dat? Zoeken we zo zíjn kracht in ónze zwakheid, zíjn heiligheid in ónze zondigheid, zíjn vergeving in ónze schuld? Als we zó in de Here Jezus mogen geloven, gemeente, dan gaat een stukje van Zacharia's profetie in vervulling.

Dan zijn wij één van de heidense mensen, die de mantel vastgrijpen, en is Jezus de eerste van de joodse mannen die vastgegrepen wordt. De eerste maar in de toekomst niet de enige. Want, nog een keer, de Here heeft een gelijke bestemming voor heel het volk. We mogen Jezus niet losmaken van zijn afkomst. Hij was jood. Hij voert ons niet van Israël vandáán, maar naar Israël tóe om ons bij dat volk aan te sluiten. Waarschijnlijk wilde Zacharia het ook zó voorstellen, dat die joodse man bezig is uit de ballingschap terug te keren naar Jeruzalem en dat dan onderweg de heidenen hem bij de slip van de mantel grijpen omdat ze mèt hem willen gaan. Wat Jezus doet, als we in Hem geloven, is ons naar Israël meenemen. En wie met Jezus meegaat, schrijft God op zijn rol, waarop Hij de volken schrijft en telt Hij als in Isrel ingelijfd, doet Hij de naam van Sions kind'ren dragen. Er gebeurt niet méér, maar dat betekent dan ook álles. Want in de grote toekomst bij het Israël van God te behoren, betekent eeuwig heil. En daarom kunnen we ook nooit hoogmoedig op het joodse volk neerkijken. Daarom kunnen we ons als kerk nooit bóven of in de plaats vàn Israël stellen. We kunnen alleen volgzaam achter een joodse man aangaan, willen we het spoor naar Gods heil niet bijster worden.

En verder moet het ons ertoe brengen, dat we ons als ware Israëlieten gedragen. Ons bij dat volk aansluiten, is ook aan de roeping en de opdracht van dat volk meedoen, of het zichtbare Israël van nù dat ook zelf wèl of níet doet, maakt voor ons niet uit. En dat betekent concreet Gods wil gehoorzamen in het leven van elke dag. In Gods wet onze vreugde vinden. Zó leven als de ene Israëliet leefde, die Israëls roeping helemaal volbracht: Jezus Christus. De waarheid spreken. De vrede dienen. Barmhartigheid zijn. Eerlijk. De naaste liefhebben. De verdrietige troosten. De eenzame gezelschap geven.

We lazen het: Hier moeten jullie je aan houden: Spreek de waarheid tegen elkaar, bewaar de vrede door eerlijk en rechtvaardig recht te spreken; wees er niet op uit om een ander kwaad te doen en laat je niet verleiden tot meineed, want daar heb ik een afkeer van, spreekt de Heer.

Ja, dat is de bedoeling: dat we zó durven strijden en lijden voor Gods goede zaak. Dat we zó kind van God zijn, ware Israëliet, al zijn we van heidense afkomst. Zodat er iets van ons afstraalt, dat anderen jaloers maakt, dat anderen aantrekt. Zodat anderen aan ons leven gaan zien, dat God bij ons is. En ze daarom ónze jas vastpakken en zeggen: wij willen ons bij u aansluiten. Zó'n aanstekelijk leven leiden, dat we tot zegen van anderen worden. Zoals Jézus óns heeft aangestoken, zo is het de bedoeling, dat wíj ánderen aansteken. Ja, dát is onze roeping, al schieten we daar vaak in tekort. Dat is van enorm belang voor ons en ándermans heil. Heerlijk om een middel tot het heil van anderen te zijn. Van heidenen, niet-joden, onze volksgenoten. We leven in het tijdperk van de Heilige Geest. Het tijdperk, waarin overal het evangelie wordt verkondigd en we allemaal ook de táák hebben om daarmee bezig te zijn. Het tijdperk, waarin vervuld wordt, wat Zacharia óók profeteerde: De inwoners van de ene stad zullen naar de volgende stad gaan en zeggen: “Ga met ons mee. Wij zijn op weg om eer te bewijzen aan de Heer van de hemelse machten en zijn gunst af te smeken.” Ja zelfs kunnen en moeten we een middel zijn tot het heil van de jóden. Zodat we hèn ok jaloers maken. Zodat we door de grote veranderingen in óns leven laten zien, dat Jezus inderdaad hun Messias is, die mensen die Hem volgen verlost.

Waarom zeggen ze de Here Jezus nog niet als hun Zaligmaker te kunnen erkennen? Omdat de wereld er na zoveel eeuwen christendom nog steeds zo ónverlost uitziet. En daar hebben ze gelijk in. Wij christenen hebben hen bepaald niet enthousiast gemaakt om achter Jezus aan te gaan. Dat is beschamend. Hopelijk is voortaan wèl aan ons af te lezen, dat God met ons is in Jezus, en leiden we zó'n aanstekelijk leven, dat men zich aan ons vastklampt. Dan zal de volheid van de heidense volken binnengaan en zal ook heel Israël zalig worden.

En dit zegt de Heer van de hemelse machten. Dat betekent: God zelf staat er ten volle achter. Het is zíjn woord. En daarom zál het eens gebeuren.

Als die tijd is gekomen zullen tien mannen een joodse man bij de slip van zijn mantel grijpen. En tien is het teken van de vólheid. Denk maar aan de tien vingers aan onze handen en de tien geboden, waarmee God zijn wil heeft uitgedrukt. De hele volk van God zal binnengaan in zijn Koninkrijk. Er zal er niet één achterblijven. En ze zullen zijn van verschillende talen. Ook mensen met een Nederlandse taal.

Ik hoop, dat u, jij er óók bij mag zijn, omdat je in de preek tot diep in je hart gehoord hebt, dat God met Israël is en bovenal met die ene Israëliet, Immanuël, Jezus, en omdat je met gelóóf, hóóp en liefde de slip van zijn koningsmantel, zijn profetengewaad, zijn priesterkleed hebt vastgegrepen. Ja, zalig is het als we ons vastklemmen aan Hem.

Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4