Matttheüs 28 : 6
Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?
Pasen - Hij is hier niet
Voor 't laatst gehouden op 12 april 2020 te Ouderkerk aan den IJssel (alleen in een uitzending gelezen vanwege het coronavirus)
Gemeente des Heren,
Witte zwanen, zwarte zwanen, wie gaat er mee naar Engeland varen?
We kennen dat liedje vast wel. We zongen ’t op 't schoolplein in 't speelkwartier. Bij een spelletje. Een dansje. Je maakte met z'n tweeën een boog en dan gingen de achterste twee kinderen onder die rij van bogen door naar voren.
Wie gaat er mee naar Engeland varen? Engeland is gesloten, de sleutel is gebroken. Is er soms een smid in 't land, die de sleutel maken kan? Laat doorgaan, laat doorgaan. Wie achter is moet voorgaan.
Een heel oud kinderversje. Al generaties lang overgeleverd van vader of moeder op kind. ’t Stamt zelfs helemaal uit de middeleeuwen. 'k Heb eens een boek gelezen van een taalkundige, een neerlandicus, die over de oorsprong en achtergrond van zulke oude kinderversjes en spelletjes een studie had gemaakt. Zulke liedjes hebben vaak een diepe en rijke betekenis, die wij er niet meer in horen.
In die verre middeleeuwen ging men anders met geboorte, huwelijk en dood om als nu. 't Was gewoner en vertrouwder. Alles gebeurde immers op straat of in één huiskamer. Intimiteit was er niet. Kinderen kwamen al vroeg met de grote dingen van 't leven in aanraking. En ze gaven er in hun spel en lied vorm aan, zij 't in de symbolische en mythische taal, die wij niet meer begrijpen.
En 't versje waarover wij ’t hebben, gaat, al zou je 't niet zeggen, over de dóód. Toen geloofde men, dat de zielen van de gestorven mensen op de rug van zwanen over de brede donkere doodsrivier naar hun uiteindelijke bestemming werden gebracht. Welke bestemming? Hopelijk Engeland. Nee, niet 't land aan de andere kant van de Noordzee. Maar engelénland. 't Land van de éngelen. Dus 't land van Gód. 't Land van licht en vreugde. Van eeuwig geluk.
En deze oude mythische taal kan ons moderne hart ook nog best raken, als we haar begrijpen. Want de dood is ook voor óns gevoel even donker, koud en verstikkend als het diepe water van de zee. We hebben állemaal een hevige angst om erin óm te komen. En we willen er ook allemaal graag overheen gedragen worden, al zien we ons niet tussen de vleugels van witte of zwarte zwanen zitten. En dromen we allemaal niet diep in ons hart van 't engelenland? Als onze uiteindelijke bestemming? Hebben we allemaal niet ’t verlangen naar "paradise regained", naar de terugkeer van 't paradijs? We zijn graag een kind door God bemind en voor 't geluk geschapen. Voor een leven van vrede en harmonie, stralende blijdschap. Een leven zonder pijn, leed, eenzaamheid. Een leven zonder de dood. 't Heimwee naar dat leven zit sinds de schepping in onze zielen gedrukt als 't stempel en eigendomskenmerk van onze God. Ja, daar wil ik tenslotte terecht komen.
Maar engelland is gesloten. Verboden toegang. De doodsrivier is te diep en te breed om over te steken. We kunnen de heilige, grote, ontzaglijke Here niet bereiken. De terugweg naar 't paradijs is niet mogelijk. Ten oosten van de hof, van engelenland, staat een engel met een flikkerend zwaard.
De sleutel is gebroken. We staan ermee in onze handen en met niets kun je zó weinig beginnen als dáármee. Stel je voor: je staat met de sleutel in de hand voor je eigen huis en de sleutel blijkt stuk. Je kunt niet eens thuís komen. Dat is toch een ramp niet? Niet thuis te kunnen komen.
Zo is de sleutel van engelland, 't rijk in de hemel, gebroken. We kunnen niet thuis komen.
Nu moet er nogal wat kracht bij te pas komen om een sleutel kapot te krijgen. Want dat is een stevig ding. 't Is de kracht van al het verkeerde in deze wereld, die die sleutel brak. Van ons gebrek aan liefde tot God en de naaste, ons egoïsme. Van de kleine en grote wreedheden, die we elkaar geestelijk en lichamelijk aandoen. Van hebzucht en genotzucht. Van vooroordeel en achterbaksheid. Van de pesterij op het schoolplein. De huwelijksontrouw. Het moorden in Syrië en op een christelijke school in Oakland. Noem maar op. Nee, we zijn geen engeltjes meer. Zet er maar een b voor. En dat doet bij God de deur dicht. De deur van zijn engelenland. We staan voor een gesloten deur en met een kapotte sleutel in de hand.
Maar nu vertelt 't Páásfeest ons van een open graf. Dus van een open deur naar engelenland. Ik weet, dat jullie Jezus zoeken. Hij is niet hier, Hij is immers opgestaan. Hij, die door de wereld schandelijk wordt áchter gelaten, gaat ons vóór. En is de eerste mens, die over de brede donkere doodsrivier de andere oever bereikt, de overkant van engelland. Maar Christus is werkelijk opgewekt uit de dood, als de eerste van wie gestorven zijn.
Na de sabbat, als de ochtend van de eerste dag van de week gloort, komt Maria van Magdala met de andere Maria naar 't graf kijken. Hier, in dit graf, zullen ze Jezus dus weer zien, althans zijn stoffelijk overschot. Zijn laatste tocht was immers hier naar toe. En die tocht is toch voor iedereen de laatste. Vandaar uit gaat die nooit verder. 't Is 't definitieve eindstation. Hier is tie.
Maar Hij is níet hier. Er is alleen een engel uit engelenland, die 't ze vertelt: Hij is niet hier, Hij is immers opgestaan. Kijk maar, dit is de plaats, waar Hij gelegen heeft. Hij is niet zelf voorgoed verleden tijd, maar zijn liggen in dood en graf is voorgoed verleden tijd. 't Graf kon Hem niet insluiten. De steen kon Hem niet afsluiten. De wachters konden Hem niet opsluiten. Hij is er van door. Naar de overkant van dood en graf. Naar engelenland. Naar de heerlijkheid bij God. Kijk maar. Hij is niet hier. Hij is opgestaan.
Vrouwen, je bent aan 't verkeerde adres. Want je bent aan 't oude adres. Jezus is 't nieuwe leven ingegaan. Is er soms een smid in 't land, die deze sleutel maken kan? Ja. Een christelijke dichter heeft aan dat oude kinderrijmpje zijn uitleg gegeven. Het is de zoon van de timmerman, die deze sleutel maken kan. Jezus. De zoon van Maria en timmerman Jozef. En zijn sleutel heeft de vorm van een kruis. Want aan 't kruis droeg Hij onze zonden weg. Bedekte Hij onze schuld. Verzoende Hij ons met zijn Vader. Zijn dood aan 't kruis is de sleutel, die de toegang tot 't Koninkrijk van God kan openen. Voor zichzelf en zo ook voor ons. De gekruisigde is opgestaan, zoals Hij gezegd heeft.
En als de opgestane zei Hij tegen zijn volgeling Johannes op Patmos: Ik was dood, en kijk, Ik leef, tot in eeuwigheid, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk. En daarom kunnen we alleen verlost worden en in de hemel komen door Hem, die deze sleutelmacht heeft. Door deze portier, die 't van zichzelf ook zei: ik ben de weg, de waarheid en het leven. Ik ben de ware weg naar het volle leven. Geen witte of zwarte zwanen, mythische figuren, schimmen uit een heidens verleden, maar de Here Jezus voert ons over de donkere rivier van de dood naar engelenland. Hij is de opstanding en het leven voor ons. Hij wil en kan ons over dood en graf heen dragen naar 't eeuwig zalig leven. Hij wil en kan ons achter zich aan meenemen.
Dat vertelt ook onze doop. De Heilige Doop en ’t Paasfeest hebben veel met elkaar te maken. In de oude christelijke kerk werden de mensen die in Jezus waren gaan geloven en zich bij de kerk wilden aansluiten na een periode van kerkelijk onderwijs in de paasnacht gedoopt. En dat gebeurde toen door onderdompeling. Een rijke symbolische handeling. Een geweldig teken. Er komt een eind aan 't oude zondige leven. Men gaat kopje onder in de rivier van de dood. Wat betekent: voor God ben je in Christus eigenlijk niet meer hier. Voor God heb je in Christus een lege plaats achtergelaten. En men rijst op uit 't water in een nieuw leven. Kopje boven de rivier van de dood. In alle reinheid en heiligheid. Wat betekent: Voor God ben je in Christus opgestaan. Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, zoals Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen. Onze doop verbindt ons zó nauw met de gestorven en opgewekte Christus, verbindt ons zó nauw met wat Hij op Goede Vrijdag en Pasen voor ons deed, dat 't ook voor ons geldt: gestorven, en kijk, wij leven. Gestorven aan de zonden, levend voor God. Opgewekte mensen. Wat heerlijk. De doop is ons paspoort naar engelenland.
Maar daar horen wel een paar dingen bij van onze kant. Allereerst, dat we net als de vrouwen Jezus zóeken. Hem zoeken als de zoon van de timmerman die de sleutel maken kan. Want er staat wel dat de beide Maria's tegen 't gloren van de eerste dag van de week 't graf gaan bekijken, maar de engel zegt 't anders, persoonlijker, en geeft blijk hun hart te kennen: wees niet bang, ik weet, dat jullie Jezus zoeken, de gekruisigde.
Een mens is altijd op zoek. Zoekt ie niets meer, dan leeft ie eigenlijk ook niet meer. 't Zoeken houdt ons bestaan in beweging, houdt er de actie in. 't Zoeken naar liefde, waardering, succes. En 't is ook met 't leven gegeven, dat we 't gevoel hebben nog iets te missen. Nog iets te moeten vinden. Ons hoogste ideaal. Inderdaad een soort engelenland.
Maar waarnaar zijn we op zoek? Hoe ziet dat engelenland er voor ons uit? Zoeken we een lieve vrouw of man, een stel leuke kinderen, een warm gezinnetje? Helemaal niks op tegen. Zoeken we een mooi huis, met wat gezelligheid, en een beetje luxe? Niks op tegen. Zoeken we een baan, die voldoening geeft, waarin we wat kunnen presteren en bereiken? Ook niks op tegen. Zoeken we eigen baas te zijn van een bedrijfje? Zoeken we promotie? Niks op tegen. Zoeken we een goede gezondheid met sport en fitnesstrainingen? Wat is er op tegen? Zoeken we wat schaapjes op het droge, appeltjes voor de dorst? Tot op zekere hoogte niks op tegen. Als 't niet 't enige is. Als we niet vergeten Jézus te zoeken. Wat is 't eerste waar wij aan denken bij 't gloren van de nieuwe dag? 'k Moet vandaag eerst dit en dan dat? Of: 'k moet eerst naar Jézus. Staan we vroeg op voor ons werk? Of voor 't zoeken van Jezus? Beginnen we dáár de dag mee. Net als de vrouwen. Niet letterlijk, maar wel in ons bidden? Verlangen we naar Jezus? Missen we Jezus? Zoals die vrouwen op de Paasmorgen? Een gewetensvraag voor u en mij. Welke plaats neemt Jezus in in ons hart? Zijn we naar van alles en nog wat op zoek behalve naar Hem? Of zoeken we éérst Hem? Hem vóór van alles en nog wat? Hem ìn en bìj van alles en nog wat?
En zoeken we Hem samen? Zoals de beide Maria's samen zoeken? Zoeken we Hem samen als man en vrouw in 't huwelijk? Zoeken we Hem samen met onze kinderen? Zoeken we Hem samen met onze ouders? Zoeken we Hem samen als gemeente? Begeleiden en helpen we elkaar op die zoektocht naar Jezus? Dat zoeken hoort erbij. Dat doen de vrouwen op de vroege morgen van Pasen ook. Ik weet dat jullie Jezus zoeken. Zonder dat zoeken zal 't geen paasfeest in ons hart en leven worden.
Maar als we Jezus zoeken, zal, hoe die zoektocht ook loopt, 't wonder van 't nieuwe leven ons overkomen. Dan zullen we vinden. Jezus zelf zei: zoekt en gij zult vinden. Dat geldt allereerst als we Hèm zoeken. 't Klinkt al zo vertroostend en geruststellend, als de engel uit engelenland zegt: wees niet bang, ik weet, dat jullie Jezus zoeken. Ze weten 't hierboven als Marietje, Maria, naar Jezus verlangt, als Pietje en Jantje, Petrus en Johannes, naar Hem toe willen. Je zoekt niet in je eentje, vraagt niet in je eentje, verlangt niet in je eentje naar de liefde en verlossing van Jezus. Men weet, waar u en jij in de stilte van je hart mee worstelen. Ik weet, dat je Jezus zoekt.
Ja, dat klinkt nu wel mooi, dominee, maar ze zoeken toch op 't verkeerde adres. Want de dames krijgen op die morgen van 't Paasfeest te horen: Hij is niet hier. Zeker. Maar er is een groot verschil tussen een verkéérd adres, waardoor je 't spoor bijster raakt, en een oúd adres, waar men je verder kan helpen aan 't nieuwe.
En dat is op de morgen van Pasen 't geval: Hij is níet híer, Hij is immers opgestaan. Kijk maar, dat is de plaats, waar Hij gelegen heeft. Met andere woorden: kijk nog maar eens even goed naar 't oude adres. Naar 't graf. Naar de dood. Vergeet nooit, dat Hij hier wél was. Hij heeft ons verdriet gekend. Onze pijn gedragen. Ons leed geleden. Hij is onze dood gestorven. Heeft in ons graf gelegen. Vergeet nooit, dat Hij als de gekruisigde onze schande onderging, onze schuld betaalde, onze straf uitzát, uithíng en uitlág. Hier ook in dit graf uitlag. Maar 't is wél zijn oude adres. Hij is niet hier, want Hij is opgestaan.
En dat wil ons aan de andere kant ook zeggen: blijf niet stil staan bij dit graf, dus bij de dood. Blijf niet vastgenageld staan bij onze zonden, schuld, verlorenheid. Blijf niet de duisternis in kijken. Geloof niet dat alles eindigt in 't donkere, koude, verstikkende water van de dood. Geloof niet, dat dit leven 't enige leven is. Geloof niet dat Nederland 't laatste land is. Geloof niet dat 't kerkhof de laatste hof is. Geloof niet in de nederlaag van alles, in de nederlaag van liefde, hoop, barmhartigheid, rechtvaardigheid, rust, blijdschap en geluk. Want Jezus was daar wel, tot in de diepste diepte solidair met ons, maar Hij is er niet meer. Hij is er tot in de hoogst hoogte uit opgewekt. En daarom: durf dat geloof van Pasen aan. Durf tegen alle wetten en regels van deze wereld in te geloven. Durf over alle doem van deze wereld heen te geloven. Durf daar in geloof, hoop en liefde boven uit te stijgen. Want zó vind je Hem, als de opgewekte. In een graf vind je Hem niet meer. Dat is leeg. Denk nooit te klein van Hem. Denk niet, dat er grenzen zijn aan Jezus' macht. Denk bij Jezus nooit in termen van verleden tijd: 't was zo mooi, maar nu is Hij er niet meer. Denk bij Jezus nooit aan vergane glorie, aan afgedane zaken, aan een oud kindergeloof dat nog even geconserveerd en gebalsemd kan worden, maar eigenlijk ten dode is opgeschreven. Pin Jezus nooit vast op wat alleen van ons mensen uit gezien mogelijk is. Maar zoek Hem in zijn overwinning op zonde, duivel en dood. Zoek Hem in zijn alles te boven gaande macht. Zoek Hem in zijn glorie en heerlijkheid. En laat u ook zo door Hem meevoeren van zijn oude naar zijn nieuwe adres. 't Is eigenlijk zo eenvoudig, al besef ik dat de praktijk niet zo eenvoudig is, maar als je tot iets verkeerds verleid wordt, zeg dan gewoon in geloof, in paasgeloof, ik ben niet hier, want ik ben met Jezus opgestaan in een nieuw rein leven. Als je verdrietig bent en je er door overmand dreigt te worden, zeg dan in geloof, in paasgeloof, ik ben niet hier, want ik ben met Jezus opgestaan in onbekommerde blijdschap. Als mensen je allerlei verdriet en pijn aandoen, zeg dan in geloof, in paasgeloof, ik ben niet hier, ik ben met Jezus opgestaan en leef tussen engelen en zaligen. Als in ouderdom en bij ziekte de dood je aanstaart, zeg dan in geloof, in paasgeloof, ik ben niet hier, want ik ben met Jezus opgestaan in 't eeuwige leven van de overkant. Zoek zo de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Kom, wie gaat er mee naar engelland varen? Want de Here is waarlijk opgestaan.
Nu trekt een lange karavaan
van pelgrims zingend door de nacht,
tot waar de nieuwe morgen wacht.
En als het moeilijk wordt te gaan,
dan heffen zij het feestlied aan:
De Heer is waarlijk opgestaan.
De Heer is waarlijk opgestaan.
Steeds nieuwe rijen sluiten aan
en trekken mede met de stoet,
het zeker einddoel tegemoet.
En als de boze toe wil slaan,
dan heffen zij het feestlied aan:
De Heer is waarlijk opgestaan.
De Heer is waarlijk opgestaan.
En wie nog tot zijn feest wil gaan,
die maakt zich tot de reis gereed,
hij schoeit zijn voet, hij schort zijn kleed
en loopt ten einde toe de baan,
tot zingend hij mag binnengaan:
de Heer is waarlijk opgestaan.
Amen.
Rapporteer
My comments