De website van Arie Tromp

Mattheüs 7 : 7 Bid

Mattheüs 7 : 7


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   

Bid, en u zal gegeven worden

Voor 't laatst gehouden op 29 januari 2017 te Waddinxveen

Gemeente des Heren,

Bidt en u zal gegeven worden. Mooie woorden van de Here Jezus, toch? Wij zeggen ze misschien ook wel eens. Als we met iemand spreken over zijn of haar problemen. We zeggen het misschien ook wel eens tegen ons zelf. Want ze wekken ons op om het bidden niet gauw op te geven. Houd het vol bij God. Hij laat je echt niet in de steek. Hij heeft beloofd, dat Hij onze gebeden verhoort. Bidt en u zal geven worden.

Maar je kunt met deze woorden ook grote moeite hebben. Ze kunnen ons irriteren en opstandig maken. Want ze klinken wel mooi. Maar ze kloppen vaak niet met de werkelijkheid. Bidt en u zal gegeven worden? Ik bid tegen de klippen op om genezing maar ik word steeds zieker. We bidden samen vurig om de zegen van kinderen in ons huwelijk maar we blijven kinderloos. En het vervolg roept dezelfde reactie op. Zoek en je zal vinden? Ik zoek al maanden een baan maar ik vind hem niet. Ik zoek een levenspartner, want ik voel me eenzaam, maar ik vind die niet. Soms dacht ik die gevonden te hebben en dan werd ik aan de kant gezet en bedrogen. Ik zoek contact met mijn kind dat niet meer thuis komt, maar het reageert niet. Klop en er zal worden opengedaan? Ik klop om zo te zeggen de deur van mijn puberend kind, dat duidelijk ergens mee worstelt, kaal, maar die blijft dicht. Ik zoek contact met mijn demente geliefde, maar het lukt niet, er is zelfs geen herkenning meer. Ik klop aan de deur van zijn of haar geest, maar die blijft gesloten.

Wat moet je dan? Dat bidden tóch volhouden, tegen beter weten in? Omdat Jezus hier nu eenmaal belooft, dat de volhouder altijd wint?.

En als verhoring echt uitblijft? Dat je zelf verwijten? Ik bid blijkbaar niet vurig genoeg. Ik bid blijkbaar met te weinig vertrouwen. En te veel twijfel. Waarschuwt Jacobus daar ook niet tegen? Je moet bidden met geloof en in geen enkel opzicht twijfelen, want wie twijfelt, moet niet denken dat hij iets van de Here zal ontvangen.

Of Jézus de schuld geven? Dat is nogal wat. Je verslijt Hem dan voor een religieuze bedrieger, die jou met een kluitje in het riet stuurt. Dat doe je óók weer niet zo gauw..

Zouden wij dan misschien in deze woorden toch wat anders horen dan Jezus wilde zeggen?

Ik denk van wel. Want wat horen wij er vooral in? Dat het hier over bidden gaat. Met gevouwen handen en gesloten ogen. Maar Jezus bedoelt het veel algemener. Daarom heeft de nieuwe Bijbelvertaling ook: Vraag en er zal je gegeven worden. Vroeger betekende bidden ook algemeen om iets vragen, iets verzoeken, of je nu iets van God vroeg of van een mens. Tegenwoordig is bidden alleen iets aan God vragen..

En wat horen we er ook vooral in? Dat we bidden om uitredding uit een nood. De nood van ziekte, eenzaamheid, kinderloosheid, werkeloosheid, noem maar op. Maar Jezus bedoelt het weer veel algemener. De woorden, die we overdenken, staan in de zogenaamde Bergrede, die we in de hoofdstukken 5, 6 en 7 van het Bijbelboek Mattheüs vinden. En hoe begint dat? Toen Jezus de mensenmassa zag, ging Hij de berg op. Hij ging er zitten, nam het woord en leerde hen. Jezus spreekt tegen een menigte op de helling van een heuvel en niet tegen een zaaltje patiënten in het ziekenhuis of een rijtje wachters voor het loket van het arbeidsbureau. Hij is hier ook meer leraar dan pastor. Hij leert hen. Hij leert hen met name over het Koninkrijk van de hemel, dus over God en zijn werk. Want hoe begint Hij? Gelukkig wie nederig van hart zijn, zalig de armen van geest, want voor hen is het koninkrijk van de hemel..

Jezus zegt dus heel algeméén: vraag, zoek, klop. Hij heeft het ook niet gelijk over wát we moeten vragen en zoeken, voor wát we bij een ander moeten aankloppen. Dat is van later orde. Het gaat hem allereerst om een bepaalde houding, instelling, mentaliteit. En wel die van vragen, zoeken, kloppen.

Ik denk aan de houding van een goede wetenschapper. Hij stelt nieuwsgierig zijn vragen aan de ingewikkelde werkelijkheid. Hij zoekt naar een verklaring voor wat hij ziet en naar een oplossing voor een probleem, dat hij tegenkomt. Hij houdt zich bezig met wat nog raadsels voor ons zijn, om zo te zeggen verborgen achter een nog gesloten deur. Hij bevraagt, onderzoekt, beklopt alles. Hij analyseert en test alles. En hij is kinderlijk blij bij resultaat. Als Hij ergens inzicht in krijgt, ergens een antwoord op vindt, iets ontdekt wat tot dan toe onbekend was. En hij zegt nooit: nu weet ik alles wel. Nu ben ik klaar met vragen, zoeken en kloppen.

Zo iets wil de Here Jezus, denk ik, ook van ons. Vraag, zoek, klop. Heb niet, rijk van geest, niet zo nederig van hart, genoeg aan jezelf. Wees niet gauw tevreden met je leven. Sluit je niet af voor de wereld. Verlies je interesse en belangstelling niet. Denk niet dat je het allemaal wel weet. Maar blijf, arm van geest, nederig, bescheiden, met besef van afhankelijkheid, de dingen en mensen om je heen bevragen en onderzoeken, in de hoop, dat ze je rijker kunnen maken.

Er is een deftig filosofisch woord voor ons mens zijn. Men spreekt over onze menselijke existentie. Want wij bestaan niet zoals een dode steen bestaat, maar we bestaan door te existeren, dat is naar buiten te treden. We bestaan ten volle als we open zijn naar de dingen en mensen om ons heen, en daarbij ons zelf helemaal vergeten, als we opgaan in ons bezig zijn met de dingen buiten ons, in wat we daar beleven en doen. Dat is echt leven..

En Jezus denkt daarbij natuurlijk vooral aan wat met het geloof te maken heeft, met het Koninkrijk van de hemel. Het gaat Hem om het regeren van God en om de realisering van Gods bedoelingen op deze aarde. Daarvoor is Jezus mens geworden, existeerde Hij in ons midden. Hij denkt aan vrede, recht, liefde, vrijheid. Aan vergeving en verzoening. Hij denkt aan een zuiver geweten en een rein leven. Hij denkt aan hulp, troost, barmhartigheid. Wees nederig van hart, arm van geest in die zin, dat je dat allemaal zo jammerlijk mist, in de wereld en bij jezelf, en zoek daarnaar. Dus: leef vooral op dat terrein van gelóven, hopen en liefhebben met een houding van vragen, zoeken, kloppen..

Vraag bijvoorbeeld de ander: Hoe gaat het met je? Wat zit je dwars? Wat geeft je verdriet? Kan ik je helpen? Wil jij mij helpen? Ik heb je nodig. Ik kan het niet allemaal alleen af..

Zoek de ander: Ik wil je graag ontmoeten, goed gezelschap voor je zijn. Ik wil dat we samen onze eenzaamheid opheffen. Dat we elkaar vinden als naaste medemens..

Klop aan de deur van het hart van de ander. Wil je die deur voor me open doen? Ik wil je graag begrijpen, je leren kennen, de diepste gevoelens met je delen. Mag ik jouw leven, jouw hart binnen komen? Mag ik me bij jou welkom voelen, me bij jou thuis voelen? Mag ik jou in vertrouwen nemen? Mag ik bij jou mijn hart luchten?.

Want Jezus heeft het in de Bergrede immers vaak over ons omgaan met de naaste. Juist vóór en ná de woorden, die we overdenken. Oordeelt niet opdat er niet over jullie geoordeeld wordt. Kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, maar merk je de balk in je eigen oog niet op? Behandel anderen steeds zoals je zou willen, dat ze jullie behandelen.

Vraag verder naar de eerlijke verdeling van de rijkdom op deze aarde. Zodat er geen onnodige honger, zuigelingensterfte, besmettelijke ziekte meer is.

Zoek de gerechtigheid voor allen, die onrecht lijden. Vrijlating van politieke gevangenen. Gelijke rechten voor vrouwen en minderheden. Geen straffeloze verkrachting meer.

Klop bij de machthebbers aan om vrede tussen de volken, om vrijheid voor hun onderdanen. Geen oorlog meer. Geen verdrukking en uitbuiting. Geen vluchtelingenstromen.

En vergeet natuurlijk God niet, want het gaat om zijn Koninkrijk. Dus: Vraag naar de Here en zijn sterkte. Zoek elke dag zijn aangezicht. Klop aan zijn hemeldeur. Heb een houding van vragen, zoeken en kloppen in de richting van de Here. Bid om zijn hulp, kracht, vergeving. Zoek zijn nabijheid, liefde, ondersteuning. Klop bij Hem aan om door Hem opgevangen, beschermd, geholpen te worden..

Dus belooft Jezus hier in de Bergrede niet: wil je van je kwaal genezen? Wil je een levenspartner vinden? Een baan? Wil je persoonlijk geluk? Bid er maar om. Dan geef ik het je wel. Nee, de Here kan zulke gebeden verhoren. Maar Hij kan het ook niet. Hij belooft wel: elk vragen, zoeken en kloppen van jou, dat te maken heeft met het koninkrijk van de hemel, met de komst van de nieuwe hemel en aarde waarop gerechtigheid woont, en vrede, vrijheid, vreugde, dat zal God belonen.

Vraag en er zal je gegeven worden. Zoek en je zult vinden. Klop en er zal voor je worden opengedaan..

Weer staat het er heel algemeen. Jezus zegt niet concreet wat je dan krijgt en vindt en waar die open deur je brengt. Hij zegt ook niet: je krijgt natuurlijk precies waar je om vraagt. Je vindt precies wat je zocht. En de deur wordt ook precies open gedaan door wie je verwacht. Maar Hij zegt wel: je vragen, zoeken en kloppen met het oog op de komst van Gods Koninkrijk, zal altijd als resultaat hebben dat dat Rijk dichterbij komt.

Een voorbeeld uit mijn eerste gemeente. Ik had er een diaken, die met zijn vrouw geen kinderen kreeg. Dat gaf verdriet, was ook een aanvechting voor hun geloof. Ze baden immers vurig en aanhoudend om een kind maar het werd hun niet gegeven. In de taal van het Koninkrijk van God: ze wilden graag hun liefde en zorg kwijt. Ze wilden graag kinderen geborgenheid, warmte, geluk geven. Ze wilden graag kinderen bij de Here Jezus brengen en ze opvoeden tot volwassen christen. Het scheen niet te mogen. Intussen was ergens in Noord-Holland een onkerkelijk gezin uit elkaar gespat. Vader was steeds dronken, hield dan zijn handen niet thuis en was uit de ouderlijke macht gezet. Moeder kreeg kanker en overleed. Drie dochters bleven achter. Via de kinderbescherming kwamen ze bij pleegouders terecht. Inderdaad, bij mijn diaken en zijn vrouw. Later werden ze door hen geadopteerd. Ze kregen een thuis, zoals ze nooit gekend hadden, een fijne christelijke opvoeding en zijn goed terechtgekomen. God heeft de gebeden van dit echtpaar verhoord. Anders dan ze gedacht hadden. Maar niet minder, misschien juist wel meer tot opbouw van zijn Koninkrijk.

En zo kan het gebeuren dat je werkeloos bent. Je wil graag weer een baan. Het lukt niet. Het geeft je een gevoel dat je waardeloos bent en je leven zinloos is. In de taal van het Koninkrijk van God: je wil zo graag je gaven goed gebruiken. Je wil je zo graag nuttig maken in de maatschappij tot eer van God. En dan komt er een verzoek. Ben je boekhouder geweest? Zou je de financiële administratie van de kerk willen doen? Zou je ouderen willen helpen met hun belastingaangifte? Wil je de financiën regelen van een tante, die kind noch kraai heeft en te zijner tijd haar executeur testamentair zijn?.

Het gebeurt niet altijd direct. Jezus zegt niet: bidt en u wordt nu gegeven. Maar: bidt en er zal je gegeven worden. Het kan morgen zijn. Het kan nog even duren. Het gebeurt vaak anders dan wij denken, en ook vaak later dan wij denken. Zoals Abraham en Sara een kind ontvingen. Toen ze dachten dat het niet meer kon. Niet als prestatie, potentie en vruchtbaarheid, van hen zelf. Maar als geschenk van God. Ook niet alleen maar ter wille van hen zelf, maar - weer - met het oog op de komst van Gods Koninkrijk, via het volk dat uit hen voortkwam, Israël, en de zoon van Israël, Jezus..

Maar het gebeurt. Als we iets verlangen, wat het Koninkrijk van God ten goede komt. Het gebeurt werkelijk bij iedereen. Want ieder, die vraagt, ontvangt, en wie zoekt, vindt, en voor wie klopt, zal worden opengedaan. Ieder. Ook u, jij. Dat actieve plekje in het Koninkrijk van God, dat jouw leven zin geeft ondanks - wonderlijk - misschien wel dank zij bepaalde tegenslagen, en waardoor je God en de naaste mag dienen, dat zal er zijn..

Twijfel er niet aan. Is er iemand onder jullie die zijn kind, als het om brood vraagt, een steen zou geven? Of een slang, als hij om een vis vraagt?.

Brood en vis. Toen het gewone voedsel. Een zoon vraagt zo toch niet te veel aan zijn vader? Hij vraagt alleen maar wat nodig is om te leven. Niet het onmogelijke. Hij vraagt wat iedere normale vader zijn kind geeft. We leven wel in een wereld, die diep door het kwaad is aangetast, maar de Here heeft gelukkig nog zoveel goedheid in zijn schepping bewaard, dat er te leven valt. Zo zal een vader geen stenen voor brood geven. Toen leek een grijze, ronde, gladde steen, waar er genoeg van lagen, vooral bij het meer waar Jezus vaak was, veel op een rond grijs brood, net als een vis, met name een paling, veel op een slang leek. Een vader bedriegt zijn zoon toch niet zo gemeen? Hij geeft toch niet iets, dat wel goed lijkt, maar waar je niks aan hebt, zoals een steen, of dat zelfs levensgevaarlijk is, zoals een slang? Wat een ziekelijk sadisme!.

Als jullie dus, al zijn jullie slecht, je kinderen al goede gaven schenken, hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel dan het goede geven aan wie hem daarom vragen. Jullie Vader, zegt Jezus. God is niet alleen op een unieke manier de Vader van Jezus. Hij is op een andere manier ook ónze Vader. Heel persoonlijk. En als we een persoonlijke band met God mogen hebben door ons geloof, als wij erop vertrouwen kind van de hemelse Vader te zijn, als we ook als kind van Hem willen leven, dan mogen we er zeker van zijn, dat de Here ons alles geeft wat we echt nodig hebben om als christen door het leven te gaan. Hij zal ons lichamelijk en geestelijk waarachtig wel voeden, verzorgen, in het leven houden. Hij zal ons niet teleurstellen of bedriegen. Vraag en er zal je gegeven worden. Zoek en je zult vinden, klop er zal voor je worden opengedaan.

Bid het maar: Here, ik vraag van u geen bijzondere of spectaculaire dingen. Ik vraag alleen maar, dat ik mag leven zoals het past bij een burger van uw Koninkrijk. Geef me daarvoor de omstandigheden en mogelijkheden. Geef me daarvoor te zien hoe ik me voor u kan inzetten. Zóek het maar: het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid. De rédding van je leven. De verníeuwing van je leven. De mogelijkheid om de Here te dienen, van de Here te getuigen, de naaste te helpen, de wereld te verbeteren, bij jezelf beginnend, anderen tot voorbeeld, en tot zegen. Klóp maar: Op de deur van het hart van je Gód. Om zijn liefde, warmte, vergeving, troost, om toevlucht en bescherming bij Hem. Klop maar op de deur van het hart van je nááste. Om openheid. Een goed geestelijk gesprek. Begrip. De bereidheid zich door jou te laten helpen. Dan zal er vast en zeker worden gegeven, gevonden, en opengedaan..

Want hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel dan het goede geven aan wie Hem daarom vragen. Dat zijn natuurlijk niet alle mógelijke goederen, aangeboden in de winkelcentra. Mattheüs schreef zijn evangelie aan de jóden. En zij dachten bij het woord ‘goed’ onherroepelijk aan het paradíjs toen alles nog goed was. Lukas, die zijn evangelie vooral voor de ándere volken schreef, vertáálde het dan ook met het oog op die volken: Hoeveel te meer zal de Vader in de hemel de Heilige Géést geven aan wie Hem erom vragen.

De Heilige Géést zorgt immers voor een leven dat goed is, en past bij een burger van Gods Koninkrijk. De Heilige Géést maakt ons duidelijk, wat er nog aan mankéért bij ons, en vernieuwt ons zó, met vallen en opstaan, dat we góed leven, en goed laten leven.

Hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel het goede geven. Het staat eigenlijk in het méérvoud: goede díngen. Want Gods Geest geeft veel goede dingen. Hij geeft allereerst, dat we merken hoe verkéérd ons leven is. Dat we bij God vergéving vragen. Dat we ons inderdaad bekéren, een ánder leven gaan leiden. Hij geeft dat ons leven steeds bestaat uit het eren van God en dienen van de naaste. Hij geeft ons vertrouwen in God tot over de dichte, dreigende muur van de dood heen. Niemand zal die geestelijke zegeningen van de Geest missen, als hij er om vraagt.

Die Geest geeft zo ook zijn vruchten, die Paulus opsomt: liefde, blijdschap, vrede, geduld, uithoudingsvermogen in de omgang met onze naaste, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Bij ieder, die erom vraagt zullen die vruchten groeien.

Die Geest geeft verder ook zijn gaven, de ene gave aan de een, de andere gave aan de ander, om te gebruiken voor de opbouw van de gemeente en om tekenen van Gods Koninkrijk te laten zien in de wereld. De gave van de wijsheid. Van de onderscheiding der geesten. Van de profetie. Ook van de gezondmaking. De gave om te leiden. Te organiseren. Te musiceren. Te troosten. Niemand die erom vraagt zal zónder enige gave christen zijn.

De Here geeft het écht aan wie Hem daarom bidden. En daarom: Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan..

Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4