De website van Arie Tromp

  • Het laatst gehouden te: Ouderkerk aan den IJssel
  • op: 1 oktober 2017

Deuteronomium 6 : 4


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   


Israëlzondag

Luister, Israël: de Heer, onze God, de Heer is de enige!

Sjema

Gemeente des Heren,

vandaag is het Ísraëlzondag. Het volk Israël viert in deze tijd van het jaar zijn belangrijkste feesten: Nieuwjaar, Grote Verzoendag, Loofhuttenfeest, Slotfeest, Vreugde der wet. Daarom is het in onze kerk gewoonte om op de eerste zondag van oktober stil te staan bij onze bijzondere band met Israël. Het volk, dat de Here heeft gebruikt om zich aan de wereld bekend te maken. Het volk, waaruit de Messias, de Zaligmaker, is geboren: de Here Jezus.

Ik koos daarom een tekst, die er bij Israël helemaal uitspringt. Hun geloofsbelijdenis. Het Sjema, zoals het heet, naar het eerste woord: hoor, luister. Wat bij ons de twaalf artikelen zijn, is bij hen Deuteronomium 6 vers 4. Het klinkt in hun taal, het Hebreeuws, kort en krachtig, zonder werkwoorden: Hoor, Israël, de Here, onze God, de Here, één.

Deze woorden hebben een vaste plek in hun morgen- en avondgebed. Elke jood prevelt ze op zijn sterfbed en wil ze precies bij zijn laatste ademhaling op de lippen nemen. Het is bekend dat de beroemde rabbi Akiba, die onder folterende pijnen de marteldood stierf, met een langgerekt "èchad", één, de laatste adem uitblies. En ook, dat ontelbare joden met deze belijdenis op de lippen de gaskamers van de Duitse concentratiekampen ingingen. U hebt misschien wel van de mezóeza gehoord, het kokertje aan de deurposten van de joodse huizen, waarover we ook lazen: schrijf ze op de deurposten van uw huis. Daar zit een klein rolletje perkament in met enkele verzen en het eerste is onze tekst.

We lezen die achterstevoren. Eerst staan we stil bij de woorden: de Here is één, de enige. Dan bij: de Here is onze God. En tenslotte bij: Hoor, luister, Israël.

Eerst dus: de Here is één. Want daar loopt Israëls belijdenis op uit. Het is de spits. Het is ook het grote verschil tussen Israëls geloof en dat van andere volken. Israël volk leerde het monotheïsme, het bestaan van één God, tegenover het polytheïsme, het veelgodendom, dat overal vanzelfsprekend was. Elk volk had zijn eigen god, die het wel en wee, en ook het karakter, de identiteit ervan bepaalde. Elke landstreek had zijn eigen god, die daar heerste als een koning en die je dus te vriend moest houden als je er verbleef. Elk levensterrein had een eigen god, die je moest vereren wilde je op dat terrein voorspoed krijgen. Daar waren de goden van de liefde, de vruchtbaarheid, van handel en verkeer, de goden die ziekte of gezondheid stuurden. Daar was de speciale god voor de zeevaarders, voor de smeden, voor elke bedrijfstak. Voor het gevoel van de mensen was het hele leven vergeven van magische krachten, waar je voorzichtig mee moest omspringen, die je met gebeden en offers moest overhalen om hun macht niet tegen jou te gebruiken, maar voor jou.

En nu is daar een klein zwak volkje in dat grote sterke Egypte. Maar Egypte moet het laten gaan. Hun God bevrijdt hen uit de slavernij en blijkt voor al die schitterende Egyptische goden te sterk te wezen. De Here is het! En als ze in de woestijn komen, ligt het voor de hand, dat ze voor een goede reis door dat gevaarlijke gebied de woestijngoden vereren, net als de daar rondtrekkende bedoeïenenvolken, de Moabieten en Ammonieten. De verleiding is sterk. Meer dan eens bezwijken ze ervoor. Maar juist dan komen ze in de narigheid, blijken die goden machteloos. Vol schaamte komen ze terug bij hun eigen God en Hij blijkt dan ook in de woestijn heer en meester. Hij geeft manna en kwakkels. Hij is hun gids en beschermer in wolk- en vuurkolom. De Here is het! En als ze zich later in het beloofde land gaan settelen, ligt het voor de hand dat ze zich aan de vruchtbaarheidsgoden van de plaatselijke Kanaänitische bevolking toevertrouwen, de Baäls en Astartes, die voor succes in veeteelt en landbouw kunnen zorgen. Maar ook dat breekt ze zuur op. Hun God straft hen, en gaan ze Hem weer dienen, dan blijkt Hij ook weer over dit land, dat Hij hun tenslotte zelf had beloofd, de baas te wezen. De Hére is het! Hij is steeds weer de sterkste. Hem komen ze steeds weer tegen. En de andere goden verdwijnen dan als sneeuw voor de zon.

En zo raakt Israël er in de loop van zijn geschiedenis diep van overtuigd: de Here, onze God, is de ware, unieke, enige God. Er is niemand God dan Hij alleen. De "Ik zal zijn, die Ik zijn zal". Die er steeds weer bij is. Die zich op elk levensterrein doet gelden. Die steeds alle andere goden en machten zo duidelijk de baas is, dat ze bij Hem helemaal niets blijken, gewoon niet bestaan. Hij blijft alleen over. De Here is de enige.

En zo is het nog. Hij is nog de God, die er altijd en overal bij is en niets aan andere machten overlaat. Hij is er bij aan het begin en het eind van ons leven, bij geboren worden en sterven. Je voelt dat toch gewoon? Hij is erbij in gezondheid en ziekte. In rijkdom en armoede. Je weet je toch op Hem aangewezen, van Hem afhankelijk? De God, die ons leidt, over alles beschikt, ons alles geeft? De Here is het! De God van de macht, die zijn greep op deze wereld houdt, zelfs bij de geweldige botsingen tussen de volken. De Here is het! De God van de ethiek, die rechtvaardig is, oordeelt over wat goed en kwaad is, ons geweten aanspreekt, maar ons ook vergeeft. De Here is het. De God, die ons onsterfelijkheid schenkt. De Here is het. De God van ons hart, die ons met vrede, vreugde, kan vervullen. De Here is het! Overal, op al mijn wegen, en altijd weer, kom ik Hem tegen. Hij is de alfa en de omega, het begin en het einde. Alles is uit Hem, door Hem, tot Hem. Er is geen God naast Hem. Een enig Here. "Voor U moet alles wijken, Heer, wie is uw gelijke?" De Here is groter, machtiger dan wie ook, rechtvaardiger, heiliger dan wie ook, barmhartiger, genadiger dan wie ook. Hij liet het in de geschiedenis van zijn volk Israël zien. Hij liet het vooral door die ene Israëliet zien. De Here Jezus Christus.

Dat is het pijnlijke misverstand tussen de joden en ons, christenen. De joden vinden dat de manier waarop wij Jezus eren als de Zóón van God te veel weg heeft van een geloof in twee goden. En dat gaat voor hun gevoel lijnrecht tegen hun geloofsbelijdenis in, dat de Here de enige is. Terwijl wij juist belijden: als er één nog eens heel in het bijzonder het unieke, onvergelijkbare, het volstrekt anders zijn van Israëls God heeft gedemonstreerd, dan is dat Jezus geweest, in zijn omgaan met zijn Vader, zijn overgave aan zijn Vader, zijn weerspiegelen en tonen van de eigenschappen van zijn Vader. Jezus liet juist zien, dat niemand zich kan meten met zijn Vader. In diens heiligheid, liefde, vergeving, erbarmen, verlossing. Jezus liet juist zien hoe uniek de Here is. Juist door Jezus krijgen we zo'n beeld van God, zo'n indruk van God, dat we alleen maar vol verbazing en aanbidding kunnen zeggen: De Here is de enige. Welke God kent zoveel toorn tegen de zonde, dat Hij die, eer Hij die ongestraft liet blijven, aan zijn lieve Zóón met de bittere en smadelijke dood aan het kruis gestraft heeft? Welke God heeft de wereld zó lief gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zóón gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft?

Ónze God. Dat is het tweede. Hoor, Israël, de Here is ónze God. Zeg dat niet te gauw. Laat Israël dat eerst zeggen. Want de Here is in het bijzonder Israëls God. En wij hebben als christelijke kerk de eeuwen door Hem helaas zó onszelf toegeëigend, ten koste van Israël, dat we heel bescheiden moeten wezen. Wij hebben het al te vaak gezegd met woorden, die een theologische dwaalleer zijn, en we hebben het zelfs al te vaak met antisemitische daden onderstreept: Hoor, Israël, jullie God is nu jullie God niet meer, maar werd de onze. Terwijl Israël toch werkelijk de oudste rechten heeft om te zeggen: de Here is onze God. Hij maakte zich aan Israël bekend met de eerste woorden van de tien geboden: Ik ben de Here, uw God. En nergens staat dat Hij dat heeft teruggenomen. Hij blijft er trouw aan, ondanks de ontrouw van Israël.

En toch, Jezus brak de muur tussen jood en heiden af. Door Jezus zijn wij, die veraf waren, één geworden met Israël, dat dichtbij was. Door Jézus zijn we als wilde takjes ingeënt in de olijfboom van Israël. En daarom mogen we toch Israël nazeggen: de Here is onze God. En je hoort in deze belijdenis de blijdschap klinken. Het is haast een triomfkreet. De Here is ónze God. Daar ben ik blij mee. Dat doet me goed. Dat geeft me rust en vertrouwen. Want een betere God is er niet. En zo eer je Hem ook met deze belijdenis. Het is een lofprijzing. Gezegend degene, wie er voor uit durft te komen: de Here is ónze God. Kunt ù, kan jíj het zeggen?

Het zegt, dunkt me, iets over de Here en iets over ons. Over de Here zegt het, dat Hij in zijn liefde zegt: voor jullie wil Ik God zijn. Jullie wil Ik leiden. Jullie wil Ik mijn geboden en beloften geven. Jullie wil Ik afbrengen van het brede pad dat dood loopt en leiden op het smalle pad, dat naar het ware leven leidt. Jullie wil ik troosten en helpen. Met jullie wil Ik me verzoenen. In de harten van jullie wil ik met mijn Geest wonen en werken. Heeft u, heb jij dat zo al ervaren? Ik wil jouw God zijn. Niet alleen van die lieve tante, of die vrome en ernstige buurman of dat blijmoedige meisje, maar ook echt van jou? Je hoeft er niet braaf voor te wezen, hoor. Israël was dat ook niet. Het dwaalde vaak eigenwijs van God af. Je hoeft er niet groot voor te wezen. Israël was ook maar klein en nietig, in Egypte, in de woestijn, in het beloofde land. Het komt niet door iets uit ons. Maar door genadige, liefdevolle verkiezing van de Here zelf. Die zelf onze God wil zijn. Om Jezus’ wil.

Maar als we van dat wonder weten, nemen we de Here ook als onze God aan. Kiezen we bewust voor Hem. Bekeren we ons tot Hem. Zeggen we met hart en mond: De Here is ónze God. Hem gehoorzamen we. Op Hem vertrouwen we. Hem eren en dienen we. Hem hebben we lief.

Namen ook wij deze Here al aan als antwoord op de boodschap, dat Hij ons aannam? Heerlijk, maar dat heeft dan wel consequenties in ons leven, juist omdat die Here, ónze God, de énige is. Dan kunnen we Hem niet zien als één macht tussen vele andere, die op ons leven invloed proberen uit te oefenen. Dan kunnen we niet elke macht het zijne geven. De Here wat, maar de macht van economie en handel ook wat, en de macht van luxe en welvaart ook wat, de macht van platte lol en seks ook wat, de macht van aardse roem en eer ook wat. Nee. U zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.

Hoe lang hinken jullie nog op twee gedachten? Vroeg Elia aan Israël. Als de Hére God is, volgt Hem na. Maar als de Baäl het is, volgt hem na. Maar kies. Combineer niet, wat niet te combineren valt. En de Here valt niet te combineren met andere goden. Want Hij is uniek. Hij is de enige.

Ook Jezus zei: Niemand kan twee heren dienen. Je kunt niet God dienen en de Mammon. Gij zult de Here, uw God, liefhebben met gehéél uw hart, en met gehéél uw ziel en met gehéél uw kracht.

Er was eens een man, die door zijn werk alleen het weekend thuis was, door de week op reís. In het weekend had hij zijn trouwring aan, maar door de week deed hij die af. Dan wilde hij vrij man zijn. Dan heb je niet echt lief. Op zondag de Here dienen in de kerk, maar door de week het geloof afleggen, kan natuurlijk niet. In de unieke God geloven is ook op unieke, geheel enige, alles overtreffende manier Hem gehoorzamen, vertrouwen, liefhebben.

In de diepte van het leven. Met hart en ziel.

In de lengte van het leven. Door het onze kinderen door te geven en voor te leven. Prent ze uw kinderen in en spreek er steeds over. Opdat niet alleen wij, maar ook wie na ons komen in de Here geloven.

In de breedte van het leven: thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. Uit en thuis, bij dag en nacht. De Hére is onze God, de Hére alleen. Wie heb ik in de hemel, Heer, behalve U, mijn troost en eer? Wat kan op aarde mij bekoren? Alleen bij U wil ik behoren. Wat schieten wij daarin soms tekort. Wat geven we ons soms aan andere machten prijs. Wat is het er vaak ver vandaan dat we één en al liefde tot de Here zijn. Israël was er dikwijls ver vandaan. Wij ook. En toch is dat het echte geloof in de Here. Hij is het alleen en helemaal. Is het ook in Christus alleen en helemaal.

Maar hoe kan het zover bij ons komen? Door naar de Here te hóren. Hoor, Israël. Luister. Alle andere goden zijn stom. Alle andere machten zijn onpersoonlijk. Maar "Here" is Gods persoonsnaam. Israëls God is een persoonlijke God. Die met ons in gesprek wil raken. Die zich zo op geestelijke manier voor zich wil winnen. Die zo wil laten merken hoe uniek Hij is. De godsdienst van Israël was vroeger ook hierin bijzonder, dat het de godsdienst van het Woord was. En omdat het christelijke geloof op het joodse stoelt, is het bij ons niet anders. Je gaat geloven door het horen van Gods woord, schreef Paulus aan de Romeinen. Geloven is door God aangesproken worden in je hart. Het is er verbaasd van ophoren, wat de Here je te zeggen heeft. Het is de gehoorde beloftes blij voor waar aannemen en de gehoorde geboden liefdevol gehoorzamen. Geloven is je niet doof houden als je wordt gezegd: Luister! Maar de oren spitsen en je aan het woord van de Here overgeven. Of het vermanend is of vertroostend. Het pijn doet of pijn verzacht. Je aan het woord van de Here overgeven. Ook als het zegt, wat we liever niet willen horen. Ook als het je wegen opstuurt, die je uit jezelf niet zou gaan. Ook als het moeilijke keuzes en offers van je vraagt.

Door onze zintuigen krijgen we indrukken van de buitenwereld in ons hart. De belangrijkste zintuigen zijn het gezicht en het gehoor. En het lijkt wel of het eerste het van het tweede gewonnen heeft. We zijn visueel ingesteld in deze tijd. We leven in een maatschappij van t.v.'s, video's, films, monitoren, mobiele telefoonschermpjes. En rustig luisteren naar elkaar, we hebben er de tijd en het geduld niet voor. 10 minuten geconcentreerd naar een toespraak luisteren, is al een hele prestatie. Dat was vroeger anders. Toen kon men lang naar vertellers en prekers luisteren. En men kon wat men hoorde ook goed in zich opnemen. Voordat het schrift werd uitgevonden en nog lang daarna werd alles wat de mensheid aan kennis en ervaring had opgebouwd, mondeling overgeleverd van de ene generatie op de andere. Met luisteren.

Bovendien, wat we zien laat vaak een vluchtige indruk achter, terwijl echt luisteren veel meer voor ons betekent. Zien doet zelden anders horen. Maar horen doet wel anders zien. Geeft je een andere kijk op de dingen. Geeft je ook een kijk op wat niet met mensenogen zichtbaar is. Op de geheimen, die achter het zichtbare verborgen zijn. Geeft je dus ook een kijk op God. Er staat niet: kijk, Israël. Maar hoor, Israël. De Here wil niet via gesneden beelden, waarnaar je kijkt, gediend worden, maar via het luisteren naar zijn stem. De Here liefhebben is naar Hem luisteren. Net zoals kinderen die van hun ouders houden, naar hen luisteren. De Here is ook daarin een enig Here, dat Hij de sprekende God is, naar wie te luisteren valt.

Maar ook hierbij moeten we weer met schaamte belijden, dat we slechte luisteraars zijn. "Hoor mij, Israël, luister welk bevel ik U in wil scherpen. Maar mijn volk wou niet naar mijn stem horen. Israël verliet mij en mijn geboden, het heeft zich andere goden naar zijn lust verkoren." Telkens weer leggen we ons oor niet bij de Here te luisteren maar bij anderen. En wie het hardste schreeuwt vindt het meeste gehoor. Telkens weer houden we ons doof voor de God, die ons zoveel goeds te zeggen heeft. We moeten er, bij wijze van spreken, aan onze oren bij gesleept worden. Hoor, Israël. Hoor, gemeente. Luister toch, dat de Here onze God wil zijn, Hij, de enige.

Maar als we als gemeente uit de heidense volken wat van de Here te horen willen krijgen, gaat dat niet buiten de Here Jezus om. "Deze is mijn geliefde Zoon, luister naar Hem.", zei God vanuit de hemel bij Jezus' doop. We kunnen alleen met Israël meeluisteren, als we ons oor bij deze Heiland te luisteren leggen. De Messias uit Israël. Hij heeft ons Gods Woord gegeven. Is het vleesgeworden Woord van God. Ja, niet alleen via zijn wóórden, maar via alles wat Jezus heeft gedaan en ondergaan spreekt de Vader tot ons. En laten we maar steeds bidden of ook Israël dat wonder mag gaan ontdekken. Dat, nadat God in het verleden op velerlei wijzen en langs velerlei wegen tot de voorouders gesproken had door de profeten, Hij nu de tijd ten einde loopt tot ons heeft gesproken door de Zóón.

Luister, Israël, de Heer is ónze God, en de Heer is de enige. Schrijf dat maar op de deurposten van je huis, van je hart. Want wie dat samen met Israël belijdt, wordt behouden. Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4