De website van Arie Tromp

Johannes 17 : 21 Eenheid

Johannes 17 : 21


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   

Eenheid

... opdat zij allen één zijn ....

Bidden is een heilig werk. Dat moet je dus eerbiedig doen. Daar moet je zorg aan besteden. Je nadert immers voor het aangezicht van de heilige God. Daarom mag bidden ook geen slordige zaak zijn. Maar je moet stijlvol en ordelijk bidden. Dat doet de Here Jezus ook in zijn hogepriesterlijk gebed. Er zit een logische orde en opbouw in.

In de eerste plaats draagt Hij zijn eigen werk aan God op. Vader, mijn hele leven is tot uw verheerlijking geweest. Ik heb het werk voleindigd, dat Gij mij te doen hebt gegeven. Wil dat dan ook aanvaarden. Wil nu mij verheerlijken en mij door de nacht van lijden tot u nemen.

In de tweede plaats doet Jezus de voorbede voor zijn discipelen, die na zijn verheerlijking, na zijn hemelvaart, zijn werk zullen voortzetten. Vader, ik bid voor degenen, die gij mij gegeven hebt. Ik heb hun de woorden doorgegeven, die gij mij in de mond hebt gelegd. En ze hebben geloofd. Bewaar hen in deze wereld voor de boze.

Maar Hij denkt nog verder. Hij kijkt in de toekomst en weet, dat het werk van de apostelen niet zonder vrucht zal zijn. Het woord, dat zij brengen, zal inslaan in harten van mensen. Er zullen kringen van gelovigen ontstaan rond de apostelen: gemeentes. Op veel plaatsen. Daarom doet de Here Jezus ten derde ook voor hén de voorbede. De uitgestrekte hogepriesterlijke armen van Jezus omvatten niet alleen de discipelen, maar ook de gelovigen na hen. Dus ook ons, gemeenteleden van deze tijd.

En wat bidt Hij? En ik bid ook voor degenen, die door hun woord, dus dat van de apostelen, in mij geloven zullen, opdat zij allen één zijn. Waar denkt Jezus ‘t eerst aan, als Hij een blik vooruit werpt naar de toekomstige kerk, ja, wat is eigenlijk ‘t énige, waar Hij aan denkt? De éénheid van de gelovigen. Opdat zij allen één zijn.

Blijkbaar is dat een punt, waar Hij zich zorgen over maakt. Hij weet al van te voren, dat die eenheid een zwakke en aangevochten zaak zou worden ja dat ‘t daarmee radicaal mis zou gaan. En met pijn in ‘t hart moeten we constateren, dat de Heiland ook hierin gelijk gekregen heeft. Hoeveel kerken en kerkgenootschappen zijn er niet in de wereld en ook in ons kleine Nederland. En er zijn spanningen tussen de kerken. Er zijn spanningen tussen stromingen en richtingen in één kerk. Er zijn spanningen tussen groeperingen in één gemeente. En er is geen verontschuldiging voor, want die situatie is regelrecht in strijd met ‘t evangelie. Er is immers maar één Heiland, maar één God, maar één weg naar de verlossing. Er heeft maar één reddend en verzoenend kruis op aarde gestaan. Belijden we als kerken onze schuld? Zien we in, dat het zo niet kan?

En gaan we handelen in de geest van dit gebed van de Here Jezus? Komen we op dit punt tot bekering? Leren we eerlijk en open met elkaar te spreken en elkaar te begrijpen? Gaan we samen met anderen eerbiedig luisteren naar wat de Schrift zegt? Zoeken we echt de eenheid met elkaar? Ik bid voor degenen, die in mij geloven zullen, opdat zij allen één zijn.

Alleen mag deze poging tot eenwording van de kerken geen puur ménselijke activiteit worden. ‘t Gaat niet om een fusie van twee bedrijven. ‘t Gaat niet om een trotse bundeling van krachten. ‘t Mag niet verworden tot een prestatie van ons mensen, tot een demonstratie van vooruitstrevendheid of oecumenische dweperij. Jezus laat ‘t aan zijn Vader over en bidt nederig tot Hem: opdat zij één zijn.

En daarom moet er bij ons ook altijd ‘t besef zijn: Gód moet ‘t doen. Zélf kunnen we die eenheid niet even regelen. We moeten ‘t Hém nederig laten volbrengen, in ons en door ons. Als ‘t er op aan komt, moet het meer áán ons gebeuren dan dóór ons. ‘t Gaat niet om een eenheid, die wíj even scheppen, maar die Gód schept.

Bovendien komt ‘t er op aan, wát voor eenheid we zoeken, want de ene eenheid is de andere niet en maar één is de goede. Jezus bidt: dat zij allen één zijn, gelijk Gij Vader in mij en Ik in U, dat ook zij in ons één zijn. Er is een heel bijzondere eenheid tussen de Vader en de Zoon. Een hechtere band dan tussen die beiden is er niet. De Vader is in de Zoon en de Zoon is in de Vader. Beiden zetten zich gemeenschappelijk in voor onze verlossing. Er is volmaakte liefde en harmonie tussen beiden.

En nu hebben wij christenen om een eenheid te bidden en er een te zoeken, die te vergelijken is met de eenheid van de Vader en de Zoon. Dat is dus veel méér dan wat samenwerking op bepaalde terreinen of in kerkdiensten. Dat is zelfs veel meer dan een organisatorische samenvoeging van twee of meer kerken. Daarmee zijn de zaken niet opgelost. Dat is een onverbrekelijke band van liefde en harmonie, zo zeer dat je van elkaar niet los bent te denken, zoals de Vader niet van de Zoon is los te denken en omgekeerd.

En die eenheid is niet in de eerste plaats bij elkaar te vinden, maar bij God. Jezus bidt: dat ook zij in Ons één zijn. We zijn pas één als christenen, als we sámen door ‘t wáre geloof één zijn met de Vader en de Zoon. Gelovige eenheid en verbondenheid met Gód is de eerste voorwaarde voor de ware oecumene.

Er kan ook een eenheid ontstaan, waarin dat gemist wordt. Dan schíjnt ‘t heel mooi, maar ‘t ís gevaarlijk.

Doch als zo de ware eenheid onder de christenen ontstaat, overal op de wereld, dan zal dat een machtige uitwerking hebben. Daar spreekt Jezus óók van in zijn gebed. Dat ook zij in ons één zijn, opdat de wereld gelove, dat Gij mij gezonden hebt. Wat is er in de wereld toch volop tweedracht, spanning, haat, ruzie. ‘t Is zo frustrerend. ‘t Maakt zo moedeloos. Wanneer nu de kerk een oase van eenheid en liefde vormt, wanneer ze echt een gemeenschap der heiligen is, dan zal dat de wereld jaloers maken en zullen mensen gaan verlangen daarbij te horen. Dan zal de eenheid der gelovigen de wereld winnen voor Jezus. Dan zal er weer wervende kracht van de kerk uitgaan. Is dat geen heerlijke belofte?

Tenslotte, misschien vraagt u zich ontmoedigd af: zal het er ooit van komen? Er is nog zo wéinig eenheid en wáár die is, is ‘t vaak nog geen eenheid als die tussen de Vader en de Zoon. ‘t Is waar. We zijn nog maar een heel klein stapje op weg. Maar we mogen de moed niet verliezen. Want de Here Jezus doet als hogepriester de voorbede bij de Vader: opdat zij allen één zijn. En zou ‘t gebed van Jezus, de Verlosser en Gods eigen geliefde Zoon, onverhoord blijven? Onmogelijk. Eens zal God de Vader ‘t in vervulling doen gaan. Dan zullen we samen met alle heiligen in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte, de lengte en hoogte en diepte is en te kennen de liefde van Christus, opdat wij vervuld worden tot alle volheid Gods.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4