Mattheüs 9 : 38
Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?
Oogstende arbeiders
Bidt daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders uitzende in zijn oogst.
Wie worden met die oogstende arbeiders bedoeld? Als we deze woorden in hun verband lezen, is er geen misverstand mogelijk. Het zijn zij, die het evangelie van Gods Koninkrijk verkondigen. Dat kan dichtbij zijn, maar ook ver weg. En dan hebben we het over zendingsarbeiders.
Jezus vergelijkt hun werk met oogsten. Is dat niet het prachtigste werk op het land? Ze hoeven om zo te zeggen niet te ploegen, te eggen, te zaaien, te wieden, onzeker hopend op vruchten, later misschien. Ze mogen de vruchten, de oogst, binnenhalen. Het is het meest lonende werk, want ze krijgen hun loon gelijk concreet in handen. Het is een vrolijk werk, want oogsten is een feest. Het is de bekroning van alle andere werk. En dat is door de Here Jezus gedaan. Het werk van zijn verlossing en verzoening. Het is door Hem volbracht. De rijke oogst van zijn werk mag worden binnengehaald. Een zegen om die arbeid voor Hem te mogen doen.
Ze oogsten ook niet hun eigen oogst maar die van Jezus. Wie en wat daarbij hoort is gelukkig uiteindelijk niet hun eigen verantwoordelijkheid maar de zaak van Jezus zelf. Dat te beseffen kan ontspanning geven en voorkomen dat je bij teleurstellingen volkomen moedeloos wordt.
Waaruit bestaat de oogst? Moeten we met het oog op toen denken aan wetgetrouwe farizeeërs, vrome schriftgeleerden, heilige priesters? Moeten we met het oog op nu denken aan de vroomste en braafste burgers? “Toen Hij de scharen zag, werd Hij met ontferming over hen bewogen, daar zij voortgejaagd en afgemat waren, als schapen die geen herder hebben.”(vers. 36) De scharen. De gewone man en vrouw in de straat, in een steeg, aan een zandpad. Opgejaagd door de dagelijkse armoe van het bestaan. Zoals nu nog veel mensen op de zendingsvelden. Afgemat door de zware werkdruk. Door de uitbuiting . Stuurloos. Herderloos. In onrust en verwarring. Dat is de oogst van Jezus. Want Hij is de Redder van de verliezers en de verlorenen. Ook nu nog. Ver weg en dichtbij. Heel dichtbij, want zijn ook wij niet verliezers en verlorenen? Een zegen dat de oogstende arbeiders zo’n oogst mogen binnenhalen.
Hoe doen ze dat? Als ’t goed is met dezelfde ontferming en liefde in hun hart als Jezus had voor de scharen. Als ’t goed is op dezelfde manier als Jezus toen deed. Lerend, verkondigend, daden van barmhartigheid en heling verrichtend. “En Jezus ging alle steden en dorpen langs en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal.” (vers 35)
Oogsten moet je goed ‘timen’. Je kan de oogst niet te vroeg binnenhalen, maar ook niet te laat. Het moet aan het eind van de zomer gebeuren als het koren rijp is, maar het moet ook gebeuren vóór het onweer losbreekt en de halmen plaats slaat. De tijd van de oogst is kort. De tijd dringt. Het is spannend tussen de eerste en tweede komst van Jezus.
Daarom moeten er voldoende oogstende arbeiders zijn. Toch: “Toen zeide Hij tot zijn discipelen: De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig.”(vers 37) Hoe kunnen we er voor zorgen dat er meer komen? Dat kunnen wij niet. Alleen de Heer van de oogst zelf kan arbeiders uitzenden. Maar we kunnen er wel voor bidden. We moeten ervoor bidden. Het is een opdracht. Vervullen we die?
Rapporteer
My comments