Daniël 12 : 1 - 13
Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?
Finale als voorspel
Er is een boek van Nevil Shute, dat de nederlandse titel heeft: finale als voorspel. En aan deze woorden moest ik steeds denken bij mijn overpeinzingen over het laatste hoofdstuk van Daniel. Want daarmee is voor mijn gevoel precies weergegeven, waar het in dit bijbelgedeelte om gaat. Het beschrijft de laatste dingen. Het beschrijft de finale van de wereldgeschiedenis, de finale van deze tijd, die een voorspel is op de eeuwigheid. Het is tevens de finale, het slot van een geweldig visioen, dat Daniël ontving.
Onze profeet is een week of drie in retraite. Hij eet en drinkt uiterst sober. Hij heeft zich uit het openbare leven teruggetrokken. En hij richt zich met al zijn gedachten op God. Zich voor de Here verootmoedigend en bij deze de waarheid zoekend over de lotgevallen van deze wereld en vooral van Gods volk Israël. En zo mijmerend aan de oever van de rivier de Tigris, doemt ineens een indrukwekkende verschijning voor hem op. Het is een Man, in linnen kleren gekleed. Hij heeft een gouden gordel om zijn lichaam straalt een hemelsblauwe gloed uit. Zijn gezicht schittert zo fel als de bliksem. Zijn ogen zijn gelijk vurige fakkels. Zijn armen en voeten hebben de kleur van gepolijst koper.
In een vorige preek hebben we ontdekt, dat het hier niemand minder dan Gods Zoon betreft vóór Hij mens werd. En hij gaat bij Daniël een boekje open doen over de wereldgeschiedenis. Hij vertelt wat in het boek der waarheid staat. Israël zal een tijd lang speelbal zijn tussen twee grootmachten, die van Syrië, de koning van het Noorden, en die van Egypte, de koning van het Zuiden. Het volk zal ook een periode van zware vervolging en nood kennen onder de gemene Syrische koning Antiochus Epifanes. Veel oprechte gelovigen zullen er het slachtoffer van zijn. Maar men zal het diepst gekwetst worden en de Here zal het ergst onteerd worden door het feit, dat een tijd lang de dagelijkse offerdienst in de tempel zal zijn opgeheven en er in Gods heiligdom een afgodsbeeld zal staan, een verwoestende gruwel zal zijn opgesteld.
Het wordt allemaal zó beschreven, dat het een dubbele bodem heeft. Aan de ene kant is het een stukje concrete geschiedenis, dat Israël zal moeten meemaken. Aan de andere kant dient die geschiedenis tevens als een venster, dat zicht geeft op de eindtijd. Aan de ene kant is Antiochus een concrete historische persoon, aan de andere kant is hij verpersoonlijking van de antichrist, die in de eindtijd zijn zo kwalijke en gevaarlijke rol zal spelen. Daniël krijgt zo inzicht in een van de voorrondes, die aan de finale voorafgaan en daarmee ook in de finale zelf, omdat het om dezelfde competitie gaat en om dezelfde elkaar vijandige partijen, maar het wel op een toespitsing en een laatste beslissende slag zal uitlopen.
En dan horen we allereerst, dat het er in die finale heel heet zal toegaan en Gods volk het zwaar te verduren zal krijgen. Alle haat en vijandschap van de boze en zijn handlangers zullen op dat volk gericht zijn. Het zal een tijd der benauwdheid zijn als er niet geweest is sinds er een volk geweest is tot op die tijd toe.
Nu kunnen we niet zeggen, dat we het als christenen hier en nu erg benauwd hebben. Maar daar en straks is het wel zo. Want elders in de wereld, in landen met een totalitair regime, met name in communistische staten, hebben de gelovigen het ontzettend moeilijk. Ze worden gediscrimineerd. Ze worden soms gevangen gezet, naar strafkampen gebracht. Ze kunnen alleen maar op een benauwde manier christen zijn, onder druk, anoniem en verborgen. Ze hebben volstrekt geen ruimte om zo te denken en te leven als ze zelf willen. En de ontwikkelingen in ons eigen land doen vrezen dat straks hier hetzelfde zal gebeuren. De kerken worden meer en meer naar de rand van de samenleving gedrongen. De moderne humanistische ethiek, waarin begrippen als vrijheid, gelijkheid en gerechtigheid heel anders geladen zijn als in de bijbel, wint overal veld. Instellingen op het gebied van onderwijs, maatschappelijke zorg, ziekenzorg, die Gods Woord als grondslag hebben en waarvan de bestuurders willen, dat daar ook echt naar gehandeld wordt, komen steeds meer met de rug tegen de muur te staan. De echte bijbelgetrouwe christenen zullen, naar ik vrees, in een steeds kleiner hoekje gedrukt worden en het steeds benauwder krijgen. De wereld zal door de heerser over deze wereld, de boze, worden gelijkgeschakeld, plat gewalst. Hij zal voor zijn definitieve val in een laatste krachtsinspanning en machtsontplooiing grote verwoestingen aanrichten. En ik weet niet hoe het u vergaat, maar soms krijg ik het er al geestelijk benauwd van. Het kan je beklemmen als je ziet hoeveel gebeurt, dat volkomen tegen Gods geboden indruist en haaks staat op Gods Koninkrijk, dat komt. Je kunt het benauwd krijgen van de criminaliteit. Van de losse zeden. Je kunt het benauwd krijgen van de geestelijke oppervlakkigheid en het ongeloof van de massa. Je kunt het benauwd krijgen van het egoïstisch individualisme, dat zovelen in de ban heeft. Je kunt het als christen benauwd krijgen, in ademnood komen vanwege alles, wat er in de lucht zit, vanwege de trend van deze tijd en de geest van deze tijd. En het lijken machten, waar je weerloos tegenover staat. Bovenmenselijke wetmatigheden, die zich gewoon verder ontwikkelen en die zich van enig menselijk tegenwicht niets aantrekken. Want, zo zegt Paulus, wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers van deze wereld, tegen de duisternis van deze tijd en tegen de geestelijke boosheden in de lucht.
Maar gelukkig is er ook een andere kracht, die ons te boven gaat. Is er ook een andere geest, die rondwaart tussen de mensen. Die voert een strijd op leven en dood met de antichrist en zijn trawanten. En die houdt de ware gelovigen staande temidden van de verleidingen en aanvechtingen, temidden van de noden en gevaren. In het visioen is dat Michaël, de aartsengel, de aanvoerder van de hemelse legermachten. We zouden kunnen zeggen: de generaal, de bevelhebber van koning Jezus. Juist in die grote finale benauwdheid zal Hij opstaan. Zal hij zich verheffen om reddend in te grijpen. Hij zal met zijn engelen in de hemel oorlog voeren tegen de draak, schrijft ook Johannes in Openbaring. Hij staat voor de kinderen van uw volk, wordt tegen Daniel gezegd. Hij staat Gods volk ter zijde. Hij beschermt dat volk, gaat baanbrekend voor hen uit, vecht voor hun behoud. Is dat gelukkig ook niet de ervaring van Gods kinderen? Is het ook niet onze ervaring als we in de Here Jezus geloven? Juist wanneer we er heel diep onderdoor gaan, zijn we soms wonderlijk sterk. Voelen we ons soms volstrekt onaantastbaar. Weten we ons door een hogere macht gedragen en gesteund. Vlak voor een operatie, of als je ineens groot verdriet te verwerken krijgt, of als je voelt, dat je voor je geloof moet uitkomen, ook als dat tegenstand oplevert.
En in die tijd zal uw volk verlost worden, zegt de Man in linnen gekleed verder tegen Daniel. Dwars door de laatste, finale benauwdheid heen zal de laatste, finale verlossing komen. Als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Letterlijk staat er: ze zullen uit de nood ontsnappen, ze zullen eruit gerukt worden als een brandhout uit het vuur. Dank zij Hem, die dit zegt. De grote Verlosser. De Zoon van God. Die profeet, priester en koning is. Die hier profetisch spreekt. Die door het offer van zijn leven de zonden heeft verzoend. En die tot behoud van zijn kinderen alle macht heeft gekregen in hemel en op aarde. Wat een troost voor Daniel en voor ons in moeilijke tijden. Wat mogen we daar naar uitzien. Wat mag ons dat hoop en moed schenken: en in die tijd zal uw volk verlost worden. Al wie gevonden wordt geschreven te zijn in het boek. In die grote finale zal het boek des levens opengaan om de namen prijs te geven van allen, die van eeuwigheid af verkoren waren. Misschien zijn we geneigd om met grote schrik aan dit boek te denken. Sta ik er wel of niet in? Kon ik er maar even in kijken! En ligt mijn eeuwig lot vast, kan er volstrekt niet meer aan getornd worden, zonder dat ik weet welke kant het opgaat? Maar op alle plaatsen, waar in de bijbel dit boek des levens ter sprake komt, blijkt, dat dit ons geen onzekerheid maar juist vastigheid wil geven. Gelukkig gaat het er niet om of we bij mensen bekend zijn, maar of we bij God bekend zijn. Gaat het er niet om hoe mensen over ons oordelen, maar hoe de Here over ons oordeelt. Gelukkig staat er in de stormen van de tijd, waarin alles aan verandering onderhevig is, één ding vast, zwart op wit in Gods eigen boek: ons behoud. Mensen kunnen ons veel kwaad doen, ons van het leven beroven, zelfs de herinnering aan onze naam van de aarde laten verdwijnen, maar voor God leven we en blijven we leven, God kent ons bij name en blijft ons kennen. Daar kan geen mens iets aan veranderen.
En in de grote finale zal de hier soms nog zo verborgen band met God openbaar worden. Dan zullen er namen gevonden worden geschreven te zijn, die wij er nooit in geschreven zouden hebben. Ook onze eigen naam, als we in dit zondige, aangevochten bestaan de stille maar vurige hoop op eeuwig heil gekend hebben, ook al moesten we daar voortdurend bij belijden, dat we het vanwege onze zonden niet verdiend hebben. Het is gelukkig ook het boek des leven van het Lam! En in die finale als voorspel zullen degenen, die in het stof der aarde slapen, ontwaken. Het zullen er velen zijn, talloos velen. De dood zal zijn buit moeten loslaten. Hij kan bij God niet het laatste woord hebben. En helemaal kunnen zij niet het laatste woord hebben, die door de tijden heen gelovigen de marteldood hebben laten sterven. Daar komt God op terug. Dat mogen we vast en zeker geloven. De doden zullen opstaan uit hun graf. Dezen tot het eeuwige leven en genen tot smaad en tot eeuwig afgrijzen.
Dat hoort ook bij de finale. Het laatste oordeel met het vonnis dat beslissend is voor onze eeuwige bestemming. De tarwe zal van het onkruid, de schapen zullen van de bokken gescheiden worden, definitief. Er zal eeuwige pijn zijn of eeuwige vreugde. Eeuwig tandengeknars of eeuwig lofgezang. Eeuwige honger en dorst of een eeuwige feestmaaltijd. Het zijn geloofsartikelen, die we in het oude testament zelden vermeld vinden, pas in het nieuwe duidelijk worden verwoord. Maar ze breken toch als een heerlijk licht door de schemeringen van de oude bedeling heen, als Gods volk in grote nood en druk verkeert. Als het in het wereldbestel een en al onrecht is. Als op deze aarde de zaken duidelijk niet op hun pootjes terecht komen en de rechtvaardigen moeten lijden, soms zelfs de marteldood moeten sterven, maar de goddelozen geen strobreed in de weg schijnt te worden gelegd en in voorspoed leven. Hebben onrecht en willekeur het laatste woord en worden die beloond? En zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen? Dat is onmogelijk. Gebeurt dat niet hier en nu, dan zal het wis en zeker straks gebeuren bij de grote finale. Het is tot waarschuwing voor allen, die denken ongestraft hun gang te kunnen gaan en een leven te kunnen leiden, waarin ze God niet aan zijn eer en de naaste niet tot zijn recht laten komen.
En de ernst daarvan mag ons heus wel even aan het schrikken brengen. Er is een opstanding tot smaad en tot eeuwig afgrijzen. Maar het is tot troost voor allen, die Gods Woord bestudeerd hebben en er vanuit geleefd hebben en die op die manier ook anderen dat Woord geleerd hebben en tot de ware gerechtigheid voor God geleid hebben. Ze zullen schitteren en stralen in Gods heerlijkheid. De leraars, je kunt ook vertalen, de geleerden, nu zullen blinken als de glans van het uitspansel en die er velen rechtvaardigen gelijk de sterren, altoos en eeuwig. We leven net als Daniel in voor Gods volk verwarde en moeilijke tijden, waarin nog maar een kleine rest echt gelovig is. Laten we dan toch net als Daniel ons houvast zoeken in wat de Here ons heeft geopenbaard, in de visioenen, die Hij ons geeft van zijn grote toekomst, van de finale als voorspel. Laat Gods Woord toch onze gids zijn door het leven heen.
Als we van plan zijn om op vakantie te gaan naar een ons nog onbekende streek, kopen we vaak van tevoren een reisgids. We lezen er vast wat in. We worden er wel iets wijzer van, maar het zegt ons eigenlijk nog weinig. We kunnen er ons nog niet zoveel bij voorstellen. Al worden we wel nieuwsgierig gemaakt. Maar we nemen de gids ook mee op reis. En op bepaalde mooie en beroemde plaatsen aangekomen, lezen we in die gids allerlei achtergrondinformatie. En dan gaat alles veel meer leven. Dan begrijp je ineens wat er geschreven staat, omdat je het voor je ziet en dan zorgt het geschrevene ervoor dat je dingen ziet, waar anders je oog niet op zou vallen. En zo wil ook Gods Woord een reisgids zijn door het leven heen. Het is de bedoeling dat je het naspeurt, al reizend door de tijd heen en daardoor je kennis over God en goddelijke zaken vermeerdert.
De opdracht, die Daniel krijgt, komt daar ook mee overeen. En gij, Daniel, sluit deze woorden toe en verzegel dit boek tot de tijd van het einde. Velen zullen het naspeuren en de wetenschap zal vermenigvuldigd worden. Hoewel de tekst niet zo duidelijk is lijkt het mij niet de bedoeling, dat Daniel de boodschap, die hij vernomen heeft en die een profetie is van het verdere verloop van de geschiedenis, door toesluiten en verzegelen verborgen moet houden en ontoegankelijk moet maken, want hoe kan men haar dan nog naspeuren en de kennis ervan vermeerderen. Hij moet de woorden nu afsluiten, want de eigenlijke profetie is ten einde en hij moet het boek verzegelen in de zin van vastleggen, zoals met een belangrijk document bij de notaris gebeurt. Het moet door de geschiedenis heen ongeschonden bewaard worden. Er mag niets aan worden toegevoegd en afgedaan. En het mag niet verdwijnen. En zo, in die ongeschonden staat, moet het steeds geraadpleegd en bestudeerd worden en zal het mensen inleiden in goddelijke geheimen. Zo zal het hun tot waarschuwing en troost zijn. Met name als door nood en verdrukking hun geloof op de proef wordt gesteld. Met name als bij de nadering van de finale de boze hen zal gaan ziften als de tarwe. Het zal hen bemoedigen als ze zien, hoe alles al vantevoren beschreven is in Gods boek der waarheid, hoe alles uitkomt, zoals God het zijn profeet Daniel had laten weten. Het zal hen niet als iets vreemds overkomen. Ze zullen niet van de waarheid van Gods Woord afgebracht worden, maar integendeel, zo juist van de waarheid van dat Woord overtuigd worden.
En daarom hebben ook wij de roeping om Gods Woord zuiver te houden. Bewaar het pand, u toebetrouwd, zegt ook Paulus. Houdt u aan de gezonde woorden. Doe er niets aan toe of af. Want het is een heel waardevol document. Het is het Woord, dat geloof wekt. Het is het Woord tot redding en behoud. Het is het Woord, dat God in vervulling laat gaan. Het is de onmisbare reisgids door de tijd heen naar onze eeuwige bestemming. Berg het daarom ook niet op. Het is geen document om voor altijd in de archiefkast te laten verdwijnen, maar om echt dagelijks te lezen. Om het na te speuren. Om in op onderzoek uit te gaan. Om daarmee kennis over God en zijn handelen in de geschiedenis te vermeerderen. Alleen zo, met deze reisgids, zal de grote finale voor ons het voorspel zijn van de eeuwige zaligheid, van eeuwig schitteren en stralen, en niet van eeuwige smaad en afgrijzen.
Speuren we Gods Woord na, persoonlijk en samen met elkaar in de gezinnen? Is het onze leidraad in het leven? Putten we er kracht en troost uit?
Maar Daniel ziet nog meer in het visioen gebeuren. En ik, Daniel, zag, en ziet, er stonden twee anderen, de een aan deze zijde van de oever der rivier en de ander aan gene zijde. Er wordt verder niets van deze twee gedaantes gezegd. Het kunnen engelen zijn of gestorven martelaren. Algemeen wordt door de uitleggers aangenomen, dat ze als getuigen fungeren van de eed, die straks door de Man, in linnen gekleed, wordt afgelegd. Een van hen vraagt hem: tot hoe lang zal het zijn, dat er een einde aan deze wonderen zal wezen? Hoelang zal die wonderbaarlijke, verschrikkelijke periode duren, die finale verdrukking? We kennen deze indringende vraag ook uit andere delen van de bijbel. Vooral de psalmisten roepen het uit in hun nood: hoelang, Here, zult Gij mij vergeten? Hoelang zult Gij toornen? Hoelang zult Gij u verbergen? Hoelang zullen de goddelozen van vreugde opspringen? Johannes ziet en hoort op Patmos ook in een visioen hoe onder het altaar de zielen van hen, die om hun getuigenis van Gods Woord afgeslacht waren met luide stem roepen: tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen? We kunnen ons wel voorstellen, dat deze roep spontaan opwelt uit het hart van de gelovigen, die in de benauwdheid van verdrukking en vervolging verkeren. Dat is bij ons niet het geval. Eerder leven wij in zulke veilige en voorspoedige omstandigheden, dat wat ons betreft de wereld het beste kan blijven zoals die nu is. We kennen geen nood, die ons naar de finale verlossing doet verlangen. Toch moet dat verlangen er eigenlijk wel wezen. Want de wereld is nog onverlost. De wereld is nog in de hand van de boze. Er gebeurt nog zoveel kwaad. Kwaad, dat we doen en kwaad, dat ons overkomt. Daar zouden we, zoals al gezegd, het benauwd onder moeten krijgen en dat zou ook ons moeten brengen tot de vragende kreet uit ons hart: hoe lang nog? Maranatha, kom Here Jezus. Kom haastig.
Is dit een onderdeel van ons gebedsleven af bidden we het eigenlijk nooit? En hoe serieus menen we het als we in het Onze Vader bidden: uw Koninkrijk kome?
Nu komt er in ons visioen een antwoord op deze vraag: hoe lang? En ik hoorde die Man, bekleed met linnen, die boven op het water van de rivier was en Hij hief zijn rechter- en zijn linkerhand op naar de hemel en zwoer bij Hem, die eeuwig leeft, dat na een bestemde tijd, bestemde tijden en een helft, wanneer Hij een eind gemaakt zal hebben aan de verstrooiing van de hand, de verbrijzeling van de macht van het heilige volk, al deze dingen voleindigd zullen worden. We zijn deze raadselachtige tijdsaanduiding wel vaker tegengekomen. Eigenlijk staat er: een tijd, een dubbele tijd, een halve tijd. Gaat het om jaren, dan kom je op drie en een half jaar en dat zou dan hetzelfde kunnen zijn als de verderop genoemde 1290 dagen. En dat is dan mogelijk de periode, waarin de dagelijkse offerdienst in de tempel niet mogelijk was en daar een afgodsbeeld stond. Maar dan weten we nog geen raad met die 1335 dagen. Het gaat denk ik om concrete historische toestanden, die wij niet meer kunnen achterhalen, maar die in de eed zo beschreven worden, dat de tijd ook kan slaan op de periode tot de grote finale. In ieder geval wordt ons door Gods Zoon zelf met een heel plechtige eed, waarbij zelfs beide handen naar de hemel worden geheven, verzekerd, dat de dagen geteld zijn. Gods grote finale als voorspel is nabij. Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. De dagen van de boze zijn geteld. De dagen van deze oude onverloste aarde zijn geteld. De dagen van onze nood, ons lijden, ons verdriet zijn geteld. Blijf daarom verwachten en hopen. Welgelukzalig is hij die verwacht tot het einde. Wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. Nee, we kunnen niet berekenen, wanneer die grote finale gespeeld zal worden. De dagen zijn bij God geteld, niet bij ons. Het komt ons niet toe te weten de tijden en gelegenheden, die de Vader in zijn eigen macht gesteld heeft. Van die dag en die ure weet niemand, zei Jezus, ook niet de engelen in de hemel, mijn Vader alleen. Vandaar ook dat Daniel de woorden van deze eed met die wonderlijke raadselachtige tijdsaanduiding niet verstaat. Dit hoorde ik, doch ik verstond het niet, en ik zeide: mijn Here, wat zal het einde zijn van deze dingen? Maar meer wordt aan Daniel niet geopenbaard. En Hij zeide: ga heen, Daniel, want deze woorden zijn toegesloten en verzegeld tot de tijd van het einde.
Ook voor ons is het nog toegesloten en duister. Ook wij krijgen van tevoren niet te weten, wanneer en hoe die grote finale zal plaats vinden. Het gaat ons voorstellingsvermogen ook verre te boven: hoe zullen de graven opengaan? Hoe zullen allen, die geleefd hebben, dan met elkaar op de aarde zijn? Hoe zal het grote oordeel plaats hebben? Hoe zal de eeuwige vreugde eruitzien en hoe het eeuwige afgrijzen? De Here weet het. De Here kan het. De Here zal het. En Hij is aan het aftellen, al weten wij niet hoe ver Hij daarmee is.
En intussen vindt onder de druk en nood der tijden, die tot een duidelijke keuze dwingt, al een zekere schifting plaats. Gods kinderen worden erdoor gereinigd en gelouterd, zoals goud in de hete smeltoven gezuiverd wordt. Ze zullen zo ook meer en meer gaan begrijpen van de wegen, die God met de wereld bewandelt. En de goddelozen zullen doorgaan op hun zondige wegen. En zij zullen het niet verstaan. Ze zullen onkundig, verblind en verduisterd, naar die voor hen zo verschrikkelijke finale toeleven. Maar gij, Daniel, zo horen we helemaal aan het slot. Ga heen tot het einde. Zet je levensreis maar moedig voort. Volhard in het geloof. En als de strijd gestreden is, zal je rusten in je graf tot de tijd, dat je zult opstaan en je eeuwig lot, je eeuwige bestemming zult bereiken. Aan het einde der dagen.
En zo mogen ook wij verder gaan.
Treedt moedig voorwaarts, kindren.
De reis kort op naar het graf.
Wij zien de afstand mindren.
Ras valt ons het reiskleed af. wat rustiger en blijer,
van aardse banden vrijer,
gericht naar het eeuwig goed.
Niet lang zal het lijden duren,
draagt nog een poos uw kruis.
Wellicht slechts weinig uren,
dan zijn wij eeuwig thuis:
verlost van zond' en pijn,
als wij met alle vromen
in het huis des Vaders komen,
wat zal dat zalig zijn!
Amen.
Rapporteer
My comments