Daniël 10 : 1 - 21
Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?
De toekomst van Daniëls volk
Bij de rooms-katholieken is Fátima in Portugal een bekend bedevaartsoord. Want daar zou in 1917 aan drie kinderen meerdere malen Maria zijn verschenen, die hen drie geheime hemelse boodschappen gaf. Het derde geheim van Fatima is pás door het Vaticaan bekend gemaakt. Daarin zou in wat cryptische taal de moordaanslag op de huidige paus zijn voorspeld.
Wij gelóven daar niet zo in. Maar waar we wél in mogen geloven, zijn de bijzondere verschijningen van de Here Jézus. We denken vooral aan zijn verschijningen als de opgestane in de veertig dagen tussen Pasen en Hemelvaartsdag. Toch waren ze niet tot die periode beperkt. Want verscheen Hij óók niet aan Paulus, toen die op weg was naar Damascus om daar de christenen gevangen te gaan nemen? Verscheen Hij ook niet aan Johannes, toen die op het eiland Patmos in ballingschap verbleef, omdat hij het evangelie had verkondigd? En openbaarde Jezus daarbij niet de geheimen van de geschiedenis via het laatste bijbelboek? Zulke verschijningen vonden trouwens niet alleen ná zijn menselijk bestaan op aarde plaats, maar ook daarvóór. En álles heeft er van weg, dat Daniël er óók een beschrijft in ons hoofdstuk. Omdat de figuur die Daniël zag opvallend veel gelijkenis heeft met wat Johannes op Patmos mocht aanschouwen.
We zitten in het derde jaar, waarin Kores of Cyrus koning is van het Perzische Rijk. Hij is het, die spoedig na zijn aantreden de joden in ballingschap verlof geeft om naar Israël terug te keren. Maar de meesten maken daar nog niet gelijk gebruik van. Geen wonder. Ze zijn in Babel en omstreken aardig ingeburgerd. Hebben er een redelijk bestaan opgebouwd. En in Jeruzalem en omstreken gaat het nog niet zo best. Het herstel van stad, tempel en volksbestaan wil niet goed lukken door te weinig mankracht, door misoogsten en droogte, en door de tegenwerking van de Samaritanen, die er ook niet voor terugdeinzen om de joden bij de koning zwart te maken.
Misschien is dát wel de reden, waarom Daniël nog zijn hoge positie aan het Perzische hof bekleedt. Daar kan hij zijn invloed aanwenden om de anti-joodse lobby weerstand te bieden, de joden tot remigratie op te wekken en de koning tot financiele ondersteuning van Jeruzalems opbouw te bewegen.
Maar het succes is niet overweldigend en Daniël ziet de toekomst somber in. Wat zal er van het uitverkoren volk overblijven, als het overgrote deel geloofsmoed tekort komt, zich in Babel aanpast aan de wereld en als het kleine deel, dat wèl de geloofsmoed heeft om alles achter te laten en naar het beloofde land terug te gaan, de ene ramp na de andere treft?
Dáárom besluit Daniël denk ik, om drie weken een teruggetrokken leven te leiden. Hij eet sober, maakt geen gebruik van delicatessen, ook niet van vlees en wijn. Hij zalft zich niet met lekkere olie, wat betekent, dat hij niet uitgebreid toilet maakt en zich in het keurige pak steekt om aan het openbare leven deel te nemen. Kortom, hij gaat in retraite. Later maakt de verschijning, die blijkbaar in harten kan kijken - en wie kan dat dan de Here alleen? - duidelijk, dat hij de geestelijke achtergrond hiervan weet. Daniël heeft zijn hart erop gezet om inzicht te verkrijgen en zich voor zijn God te verootmoedigen. Daniël is die weken op zoek naar geestelijke achtergrondinformatie. Naar het nieuws áchter het nieuws. Hij wil een antwoord op het "waarom" en "waartoe" van wat er in de wereld en met zijn volk gebeurt. Hij wil Gods geheimen verstaan: wat heeft de Here er mee voor? Hij, die de hele wereld in Zijn hand heeft, inclusief het falen en lijden van mensen. Onze profeet heeft al veel inzichten en vergezichten van de Here ontvangen, maar ze zitten niet in zijn vestzakje. Ze moeten steeds opnieuw bij de Here gezocht en aan de Here ontworsteld worden. Zelfs Daniël heeft er drie weken bezinningstijd voor nodig. Een tijd ook vol verootmoediging. Waarin je je klein maakt voor de grote God. Waarin je je onmacht voelt tegenover de machtige God. Waarin je je fouten en mislukkingen voelt tegenover de heilige God. En waarin je dat alles ook voor Gods aangezicht brengt, het onder woorden brengt in je gebeden.
Soms beklemmen óns óók allerlei vragen. Vragen over de verdorven toestand in de wereld. Wat brengt het nieuws ons vaak zondige, godonterende feiten. Vragen over de ingezonken toestand van de kerk. Ze lijkt steeds verder af te kalven, te vervlakken en te verslappen. Veel christenen voelen zich maar al te best thuis in het Babel van deze moderne, geseculariseerde samenleving en moeten we niet eerlijk belijden, dat wij er óók een tik van hebben meegekregen? Weinigen geven door de overmacht van Woord en Geest echt gehoor aan de roep om alles los te laten en alleen maar te bouwen op Gods beloften en Gods toekomst. Het is ook nu slechts een rest, die terugkeert, die zich echt bekeert en het avontuur met God waagt. En ze brengen zo voor het oog niet veel tot stand. Het kan ook ons als Daniël somber stemmen. Waar moet het naar toe? De grote reis naar Gods koninkrijk met zijn vrede, recht, vrijheid en geluk, lijkt te stagneren. De vaart is er uit.
Maar wat doen we er mee? Ach en wee roepen en overgaan tot de orde van de dag? Of is het voor ons óók reden om in retraite te gaan? Om met onze geestelijke vragen en teleurstellingen te worstelen voor Gods aangezicht? Om door een tijd van concentratie op God en zijn Woord meer inzicht, doorzicht en uitzicht te zoeken omtrent de gang van zaken in deze wereld, de kerk en in ons eigen leven? Om Gods nieuws, Gods boodschap achter het menselijk nieuws te ontdekken? Proberen we serieus via stille overdenkingen de diepten en hoogten van Gods wegen te verstaan? En verootmoedigen we ons tegenover de Here? Belijden we Hem de zonden, die van ons zelf, ons volk, deze wereld? Belijden we Hem onze machteloosheid om zelf weer vaart in die tocht naar Zijn koninkrijk te brengen?
Het is trouwens ieder aan te bevelen om zo nu en dan dit jachtige, oppervlakkige bestaan voor een tijdje te ontvluchten, en sober en teruggetrokken te leven om zo geestelijk bij te tanken. Ik ken collega's, die een enkele week per jaar met de bijbel en wat goede lectuur in een klooster onderduiken. Sommige bedrijven schrijven hun kaderpersoneel ook werkweken in studiecentra voor: even afstand nemen, bijscholen, brainstormen. Ik denk, dat we dat ter wille van de diepgang allemaal nodig hebben, in ons werken en ons geloven.
Gaat u wel eens in retraite? En ook echt zoals Daniël deed: voor het aangezicht van God? Eigen woorden uit je hart tot God opzendend? Je hart voor Gods Woord open stellend? Om inzicht te krijgen? En om je te verootmoedigen? Dus om de zonden te belijden, op de knietjes om ontferming te bidden? Het hoeft niet per se in een klooster of vormingscentrum. Het kan ook thuis in de binnenkamer of in Gods vrije natuur.
Misschien komt het, omdat ik aan een rivier ben opgegroeid, een studeerkamer met uitzicht op een rivier heb gehad, en in de laatste vakantie onze caravan aan de oevers van de Elbe stond, maar ik heb zelf het gevoel, dat stromend water ons kan inspireren. Onze gedachten tot ver weg kan meevoeren. Het verbaast mij in ieder geval niet, dat Daniël aan de oever van een grote rivier een bijzondere geestelijke ervaring krijgt. Het is de Tigris. Het gebeurt op de 24e dag van de 1e maand. We hoeven niet allemaal plaats en tijd aan te kunnen wijzen, waarop de Here ons aangrijpend ontmoet. Wie dat níet kunnen, hebben daarom nog niet een minder soort geloof of helemaal geen geloof. Wie dat wél kunnen, kunnen er geestelijk niet op blijven teren en er hun zaligheid niet op bouwen. Maar soms geeft de Here het aan zijn kinderen. Onbeschrijflijke geestelijke belevenissen. Voor altijd diep in hun geheugen gegrift, zodat ze plaats en tijd hun leven lang precies weten. Het wordt uit vrije genade geschonken. Geheel onverwachts. En toch meestal in of na een periode van verootmoediging. Want de ervaring van ellende en die van verlossing staan in nauw verband met tot elkaar. De catechismus léért het zo en Gods kinderen beléven het zo.
Is het toevallig, dat Daniël dit op de 24e van de 1e maand overkomt? Toch wel noemenswaard, dat het joodse paasfeest, dan nèt achter de rug is. Temeer, als we ons de gestalte, die aan Daniël verschijnt, voor de geest halen.
En ik sloeg mijn ogen op en zie, daar zag ik een man. Geen engel, maar een màn. Met linnen kleren aan. Dus als priester gekleed. Wie anders is de ware, hemelse hogepriester, die op aarde het offer van zijn eigen leven bracht tot redding van ons zondaren, voor zijn volk bidt, zijn volk zegent, dan Gods eigen Zoon? Bidden we dagelijks om zijn vergeving, zijn voorbede, zijn zegen? Zijn lendenen zijn omgord met goud van Ufaz, waarschijnlijk een mijnplaats, waar toen eerste kwaliteit goud werd gedolven. Het wijst op koninklijke waardigheid. Wie anders is het koningschap, ja alle macht gegeven in hemel en op aarde dan Gods eigen Zoon? Eren, aanbidden, gehoorzamen we Hem? Leggen we ons leven en deze wereld in zijn machtige, vorstelijke handen? Zijn lichaam is als turkoois. Een prachtige blauwe edelsteen. Wie anders is de ware, verheerlijkte mens dan Gods eigen Zoon? Het Hoofd van de nieuwe, verloste mensheid! Hopen we dat we eens na onze dood mogen opstaan in een nieuw leven met een verheerlijkt menselijk lichaam, dat hemelsblauw zal stralen? Zijn gelaat schittert als de bliksem. Wie is zo vol verblindende goddelijke glorie dan Gods eigen Zoon? Hebben we een heilige huiver en ontzag voor Hem? Here, ik ben niet waardig, dat u onder mijn dak zou komen. Here, ga uit van mij want ik ben een zondig mens. Zijn ogen zijn als vurige fakkels. Welke andere ogen slaan alles gade en zetten alles in het licht als de ogen van Gods Zoon? Belijden we: Heer, die mij ziet zoals ik ben, dieper dan ik mijzelf ooit ken, kent Gij mij? Zijn armen en voeten glanzen van gepolijst koper. Zowel fraai als nuttig is materiaal. Denk maar aan de koperen gebruiksvoorwerpen. Door wie anders zal het welbehagen des Heren gelukkig voortgaan dan door zijn eigen Zoon? Vertrouwen we ons daarom aan Hem toe, opdat Hij zijn goed werk aan ons kan doen? En het geluid van zijn woorden is als het gedruis van een menigte. Wie anders heeft bevelende, ontdekkende, oordelende en vertroostende woorden voor heel de wereld als Gods eigen Zoon? Door de wereld klinkt een woord en het drijft de mensen voort. Het is zijn woord, zijn evangelie. Luisteren we daar dan ook trouw naar? Geven we er met hart en handen aan gehoor?
Alleen Daniël ziet het visioen. De mannen, die bij hem zijn, niet. Maar ze merken wel, dat er iets mysterieus, goddelijks aan de gang is. Een grote schrik overvalt hen en zij vluchten om zich te verbergen. Want deze Zoon openbáárt zich aan wie Hij wil en verbérgt zich voor wie Hij wil. Hij openbaart zich aan zijn kinderen, met wie Hij een bijzonder doel heeft.
Maar Hij stelt zich niet als bovenaards wezen te kijk voor anderen, al geeft Hij wel een indruk van zijn huiveringwekkende aanwezigheid. Ze zouden ook voor Hem versmelten. Bij zijn laatste verschijning zal Hij wèl door elk oog gezien worden. Dan zullen zijn kinderen Hem met gejuich begroeten, maar anderen zullen tot de bergen roepen: valt op ons en verbergt ons voor de toorn van het Lam. Hoe erg zal het zijn, als er dan ook op óns een grote verschrikking valt en we vluchten om ons te verbergen voor Hem, voor wiens toorn over het feit, dat we Hem afwezen, we ons dan eeuwig niet meer kunnen verbergen.
Want hoe huiveringwekkend is deze Vorst van hemel en aarde in zijn grootheid en majesteit. Zelfs bij zijn gunstgenoten gaat zijn verschijning nóg door merg en been. Bij Daniël blijft er geen kracht meer over. Zijn spieren weigeren dienst. Hij wordt krijtwit. En bij het horen van de stem verliest Daniël zelfs het bewustzijn, valt hij met zijn gezicht op de grond. Zoals ook Paulus ter aarde wordt geworpen en Johannes als dood voor de voeten van Christus valt. Ach, het is nodig, dat we er iets van af weten. Van dat gevoel nergens meer te zijn, geen eigen kracht te hebben als we tegenover de heilige Zoon van God komen te staan. Dat ons lichaam en onze geest dan bezwijken. Wie valt dan niet ademloos ter aarde? Dan worden we niets tegenover Hem, die alles is. Dan gaan we óp de grond en dóór de grond. Is dat een deel van onze geloofsbeleving?
Maar wat is het dan een wonder van genade, dat Gods Zoon zulke mensen, die tegenover Hem nergens meer zijn, aanraakt met een liefdevolle, sterke hand en ze weer opricht. En zie, een hand raakte mij aan en deed mij op knieën en handen sidderend oprijzen. Dat is een andere ervaring, een heerlijke ervaring. Als wij bij wijze van spreken in het geloof de aanraking van die hand mogen voelen. Die hand van Christus, onze Zaligmaker. Die hand, die ons van zijn genadige liefde overtuigt. Ons troost en warmte geeft. Ons weer in beweging zet. Onze krachtbron en energiebron wordt, zodat we alles wat we doen met lichaam en geest in de kracht van Christus doen. Ja, zo maakt Hij nieuwe mensen van ons. We sterven geestelijk voor zijn aangezicht, worden als doden. En we staan geestelijk op door de aanraking van zijn verlossende hand. Hij maakt een eind aan ons oude leven en geeft ons een nieuw bestaan.
En wat mag Daniël dan heerlijke woorden horen van degene, die aan hem verscheen. Hij wordt zeer persoonlijk bij zijn naam aangesproken: Daniël. Kent u dat? Ken jij dat? En hem wordt ook direct de liefde van de hemel betuigd: gij zeer beminde man. Kent u dat? Ken jij dat? Wat is het toch rijk om dat te mogen weten, gemeente. Ja, we mogen het weten: dat we zeer persoonlijk gekend en bemind worden door Jezus Christus. Neem die troostrijke wetenschap toch aan. Aanvaard dat evangelie. Laat het reddend op uw leven in werken. Bedenk dat we al bij de doop zo persoonlijk zijn toegesproken.
En dan klinken ook die overbekende woorden, die zo vaak uit de mond van Christus gekomen zijn. Vrees niet. Wat kunnen we vrezen voor de overmacht van zoveel dingen. Vrezen voor ziekte en pijn. Vrezen voor rouw en eenzaamheid. Vrezen voor onenigheid, mislukking. Vrezen voor de dood. Vrezen voor God zelf. Maar Christus zegt: vrees niet. Want ik ben je levende, machtige, heerlijke Zaligmaker. Ach, het is een wonder van genade om dat te horen.
En dan wordt Daniël ook verteld, dat al gelijk vanaf de eerste dag van zijn retraite zijn gebeden zijn gehoord en de Here ook om die gebeden naar hem toe is gekomen. Nee, het is hier op aarde niet altijd direct merkbaar, dat de Here de woorden van ons gebed hoort, maar het is daarom niet minder waar. De Here is niet doof. Hij laat zijn kinderen niet vergeefs roepen. Echte gebedsworstelingen om de doorwerking van Gods koninkrijk worden altijd door de hemelse koning gehoord. Daar hoeven we niet aan te twijfelen.
En het is of Hij hier tegen Daniël zegt: al verschijn ik nu pas, drie weken, nadat je je woorden tot mij ging richten, Ik heb intussen niet stil gezeten. Ik had een strijd te voeren met de vorst van het koninkrijk der Perzen. Het gaat blijkens het verband hier niet om de aardse koning Cyrus, maar om een soort boze geest, een kwade genius, die het Perzische rijk in zijn macht heeft. En, zo gaat de verschijning verder, de aartsengel Michaël, het hoofd van de hemelse legers, kwam mij te hulp, zodat ik de overhand hield. Maar ik moet blijven vechten. Mijn aandacht mag geen ogenblik verslappen. Ik moet steeds naar het strijdtoneel van de wereldgeschiedenis terugkeren. Ik moet nu de kwade genius van de Perzen er onder blijven houden. En daarna zal ik mijn handen weer vol hebben aan een andere macht, die mijn volk zal knechten: Griekenland. Alexander de Grote en het Seleucidenrijk. Maar stel je gerust. Het zal me niet overvallen en verrassen. Want het is allemaal al vastgelegd en bepaald. Het staat geschreven in het boek der waarheid. Opgetekend in het boek van Gods eeuwige Raad. Ik zal jou, Daniël, in dit visioen, al wat vooruit laten lezen in dat boek. Ik ben gekomen om je te verstaan te geven wat je volk in het laatst der dagen overkomen zal. Want weer is het een gezicht aangaande de toekomst. Niet de geheimen van Fatima maar de geheimen van Gods besturing.
Nee, niemand zal dat boekje te buiten gaan. Wat bij God vast ligt, ligt eeuwig en definitief vast. De sterkste en bruutste machten, ook de machten die Gods volk knechten en verdrukken, blijven onder de toelatende hand van God, gaan geen streep boven wat over hen van eeuwigheid beschreven is. Het spijt me het te moeten zeggen, zo gaat de verschijning verder, maar hulp van mensen is er niet zo bij in die strijd. Niet één staat mij vastberaden tegen hen ter zijde. Inderdaad zijn wij mensen machteloos in de hand van kwade geesten. We werken de Here van nature alleen maar tegen. Hij heeft de strijd uiteindelijk alleen gestreden. Maar wel met hulp van de hemel. Ik heb alleen Michaël, de generaal van het hemelse engelenleger aan mijn zijde. Maar mijn overwinning is zeker!
Wij zeggen wel eens: het zit in de lucht. Dan voelen we, dat in en achter de zichtbare ontwikkelingen op deze aarde onzichtbare en ongrijpbare machten bezig zijn, die in wezen de loop der dingen bepalen en waar wij kleine mensjes niet veel tegen in kunnen brengen. De beslissende strijd, de strijd der geesten, vindt óm ons, maar buíten ons plaats. De machten, die op aarde aan de touwtjes trekken voeren in de hemelse gewesten een verwoede strijd met elkaar. Heb je het gevoel, dat ik er niet ben? Zegt de Here. Dat ik me afzijdig houd? Ik niet om je geef? Mis! Al zie je me niet, ik hoor je roepen en bidden wel en ik voer met alle hemelingen een heftige strijd tegen de kwade machten. Ook tegen de kwade genius van een westerse verworden cultuur. De kwade genius van het materialisme. De kwade genius van een economie die het milieu verwoest en de verschillen tussen rijk en arm in deze wereld steeds groter maakt. De kwade genius van genotzucht, sex, drugs, drank, straatgeweld, sportverdwazing. Ja, tegen elke kwade genius, die opstaat en de verwezenlijking van mijn koninkrijk probeert te verhinderen. Hulp van jullie mensen is er helaas niet zo bij. Maar geen nood, Ik zal zegevieren. Zo heeft de Here een oorlog te voeren door alle eeuwen heen. De ene na de andere boze macht zal tegen Hem opstaan en de mensen het leven zuur maken, maar de ene na de andere macht zal het uiteindelijk ook tegen deze koning der koningen afleggen. Dat is de troostvolle boodschap, die Daniël ook verder van deze verschijning te horen krijgt en die in wonderlijke symbolische taal in de volgende hoofdstukken wordt weergegeven. Dat is het inzicht in Gods geheimen, dat Daniël ontvangt. En dat hij daarna tot steun en troost van Gods volk mag verkondigen.
Ook dat kan Hij niet uit zichzelf. Hij raakt sprakeloos, verstomd, als hij de woorden van de Here hoort. Zijn kracht trekt weer weg. Hij wordt door krampen overvallen. Maar de man, die hem verschijnt, iets als een menselijke gedaante, raakt zijn lippen aan en hij hoort opnieuw de bemoedigende woorden: vrees niet, gij zeer beminde man, vrede zij u, wees sterk.
En zo mag Daniël een hemelse profetie ontvangen om die straks aan de aarde door te geven. En het komt alles hier op neer: Jezus Christus, Gods Zoon, heeft de hele wereld in zijn hand, heeft alle tijden in zijn hand. Hij zal zijn volk redden uit alle nood. Hij zal zegevieren over alle kwade machten. Het was al ver vóór Pasen bekend, maar wij die met Pasen in de rúg leven, mogen het helemáál weten en er vol vertrouwen amen op zeggen.
Hem zij de glorie,
want Hij Die overwon,
zal nooit verlaten wat
Zijn Hand begon.
Halleluja.
Amen.
Rapporteer
My comments