Richteren 16 : 4 - 21
Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?

Tekening "Simson en Delila" door Rembrandt Harmenszoon Van Rijn (1635)

Rembrandt Harmensz. van Rijn 1606 – 1669
De blindmaking van Simson
olieverf op doek (236 × 302 cm) — 1636
Städel Museum, Frankfurt am Main
Voor 't laatst gehouden op 12 juli 1992 te Krimpen aan de Lek
Simson en Delila
Gemeente des Heren,
Eén vrouw is duizend mannen te erg, dichtte Joost van den Vondel. Hij had het toen over de slimme vrouw van Hugo de Groot, die het plannetje had beraamd om haar man, verborgen in een boekenkist, uit slot Loevestein te laten ontsnappen.
Maar Simson ervaart hetzelfde. Want hij slaat met een ezelskaak duizend man neer. Wat een kracht! Hij houdt zich zo uit de handen van de filistijnen. Maar bij de slimme Delila verliest hij al zijn kracht en wordt hij een weerloze speelbal van de filistijnen. Eén vrouw krijgt bij hem gedaan, want duizend mannen niet lukte. Eén vrouw is duizend mannen te erg.
Nu is dat een gevleugeld woord geworden, dat te pas en te onpas wordt gebruikt. En de vrouw wordt daarbij slecht afgetekend. Zij is de verleidelijke sluwe dame, die mannen inpalmt, om de tuin leidt en naar de ondergang helpt. Maar het zegt natuurlijk évenveel over mannen. Die líjken wel sterk, maar zíjn uiteindelijk maar zwak. Want ze zijn zo dom en blind om zich lélijk in de nesten te werken. En soms lijkt het wel of ze zich wíllens en wétens door een vrouw naar de slachtbank laten leiden. En zo zegt dit gezegde nèt zoveel van de man als van de vrouw.
Het zegt eigenlijk nog veel méér dan over beide geslachten. Het zegt iets over de macht en slimheid van het kwáád en over de zwakte van ons mensen, man en vrouw, daartegen. Het kwáád is ons allen te erg. Als God het niet verhoedt gaat zelfs de sterkste mens aan zijn morele zwakheden ten onder. En Simson is ons hierin het waarschuwend voorbeeld. Simson is het gestrande schip en zó het baken in zee. Opgepast! Want vóór je het goed en wel beseft, heb je je diepe levensgeheim, heb je je ziel en zaligheid verspeeld en is de Here van je geweken.
En Simson past niet op. De vorige geschiedenis had hem oplettend moeten maken. Ternauwernood ontsnapte hij aan de filistijnen toen hij in Gaza een vrouw van lichte zeden bezocht. Hij kon slechts uit de stad uitbreken door de complete stadspoort los te rukken en op zijn schouders te nemen. En is daarvóór zijn huwelijk met een filistijnse óók al niet op een fiasco uitgelopen? Dan zou je toch zeggen: een gewaarschuwd man telt voor twee. Maar nee, hij begint wéér een liefdesaffaire met een filistijnse vrouw. Met Delila aan de beek Sorek. Ach, wat zijn wij mensen hardleers. Ezels, die zich bewust twee maal of vaker aan dezelfde steen stoten.
Dat kan overigens op allerleí terrein gebeuren. Op het terrein van erotiek en seks, zoals bij Simson, als je je huwelijk almaar op het spel zet. Op het terrein van ruigheid en roekeloosheid in het verkeer, als je brokken blijft maken. Op het terrein van de ijver op school, als je voor de zoveelste keer lang niets uitvoerde en het vóór het laatste rapport of het examen niet meer in kan inhalen. Op het terrein van teveel drinken, van kwaadsprekerij, ja welk terrein ook. In zonde vállen, dat doen we allemáál. En dan wil de Here heus wel weer de kracht geven om daaruit op te staan. Maar bewust dezelfde zonde steeds wéér doen en géén leergeld willen betalen van de nare gevolgen ervan, dat is heel riskant. Dan wordt het van kwaad tot erger. Dan kom je steeds dieper in de macht van de zonde terecht. Gaat het gewóónte worden. Ga je er verhárding in krijgen. En dan kan het gebeuren, dat bij de Here de maat een keer vol is. Dat Hij je aan je eigen wil en begeerten overlaat en niet meer de genade van redding wil schenken. Denk er aan, er is gewoonlijk geen stilstand in ons geestelijke en morele leven. Het gaat óf de ene óf de andere kant op. En wee, als het de verkeerde kant op gaat.
En wat is het éxtra erg als bij het zondigen de líefde in het geding is, zoals hier. Immers, we lezen: daarna vatte hij líefde op voor een vrouw. Het valt op, dat er in het Hebreeuws een woord staat, dat helemaal niet negatief is. Liefde op zích is niet verkeerd. De liefde is zelfs de móóiste gave, die de Here ons heeft geschonken. De mens is in wezen geschápen om lief te hebben. Het éérste van alle geboden en de sóm van alle geboden is God en de naaste lief te hebben. En de eerste vrúcht, die de Heilige Geest schenkt, als Hij een mens wederom geboren doet worden en bekeert, is wéér de liefde. Hij herschept de mens tot een zuiver liefhebbend schepsel.
Maar een Latijns spreekwoord luidt: corruptio optimi pessima, de corruptie, het bederf van het beste is het slechtste. Als de liefde wordt bedorven door pure hartstocht, zoals bij Simson; en als de liefde wordt gebruikt voor bedrog, om er rijker van te worden, om een ander in je macht te krijgen zoals bij Delila en de filistijnse vorsten, is dat iets, dat de Here veel pijn doet en zijn heilige toorn opwekt.
De liefde kan allerlei vormen aannemen. De liefde tussen ouders en kinderen. De liefde tussen twee hartsvriendinnen, tussen twee dikke vrienden. De liefde van een dokter, een zuster en broeder voor de patiënten. De liefde van een maatschappelijk werker voor de cliënten. De liefde van een dominee, een ouderling tot de gemeenteleden. De liefde onder elkaar als leden van dezelfde gemeente. Noem maar op. Het zijn allemaal waardevolle zaken. Zoek deze vormen van liefde. Bevorder ze. Voed ze. En pleeg er geen corruptie, geen bederf, mee. Pleeg er geen bedrog mee. Misbruik ze niet heimelijk voor niet zulke beste doeleinden. Om er zelf beter, belangrijker, invloedrijker van te worden.
Maar de diepste, intiemste en rijkste vorm van liefde is de liefde tussen man en vrouw. Daarom heeft de Here daar ook een éxtra bescherming omheen gebouwd door de instelling van het huwelijk. Pas met díe liefde voorál op. Houd díe liefde voorál zuiver en mooi. Speel daar toch voorál geen spelletjes mee. Laat daar toch voorál geen onoprechtheid en bedrog in binnensluipen. Maak dat toch voorál niet tot een middel om doelen te bereiken, die met liefde niet veel meer te maken hebben. Om Góds wil niet. Wat wordt er veel door kapot gemaakt tussen mensen! Aan mensen en ook aan kinderen! Maar het gebeurt helaas zo vaak, met alle nare gevolgen van dien. Als ik nu mijn ambtsgeheim vergat, zou ik u er deze hele zondag drama’s van kunnen vertellen.
Het gebeurt dus ook in onze geschiedenis. En de stadsvorsten van de filistijnen kwamen bij haar en zeiden tot haar: Tracht door overreding van hem te weten te komen, waardoor zijn kracht zo groot is, en hoe wij hem kunnen overmeesteren en binden om hem te bedwingen.
Binden en bedwingen. Dat is de wereld eigen. Als ze wonderlijke krachten bezig ziet, die ze zelf niet heeft en die ze niet kan beheersen; krachten die met God te maken hebben; krachten van redding en behoud; krachten die haar slagen toebrengen, dan rust ze niet tot ze die krachten heeft gebonden en bedwongen en zélf de zaak weer helemaal heer en meester is. De geesten van deze wereld willen absolúte macht en kunnen het níet hebben als Gods kracht in de wereld inbreekt. Je merkt dat in het grote wereldgebeuren. Soms lijkt de vrede tussen Israël en de Palestijnen dicht bij en dan wordt de vrede weer gebonden en bedwongen door haat en geweld. Na de val van het communisme leken de positieve krachten van vrijheid, vrede en democratie de overhand te krijgen. Maar die lijken toch ook weer gebonden en gedwongen door het bij vele volken op hol geslagen nationalisme. De Balkan gaat daar zwaar onder gebukt.
En ook in ons persoonlijk leven kunnen we het soms aan den lijve ondervinden. Als de Here ons vernieuwende en reddende krachten schenkt; krachten van geloof en bekering; krachten om de zonde te bedwingen; krachten van goedheid en liefde, van rechtvaardigheid en barmhartigheid, dan staan er snel tegenkrachten op om die goede krachten van God er weer onder te krijgen. Om ze te binden en te bedwingen. Het gaat nooit zonder weerstand en strijd.
Dan lijkt het wel eens of het één met het ander samenzweert om Gods werk op aarde de kop in te drukken, zoals de Filistijnse vorsten met Delila samenzweren. Ik heb eens gehoord van een ambtenaar, die voor de rechtbank opbiechtte: de ene dag klaagde mijn vrouw, dat er eigenlijk nodig nieuwe meubeltjes moesten komen maar het geld er niet voor was en de andere dag bood die aannemer me smeergeld aan, het leek wel een samenzwering.
En dan draait het inderdaad vaak om géld. Dat is dikwijls de grote verleiding. En ook een machtig wapen. Wij zullen u dan ieder elfhonderd zilverstukken. Er zijn vijf vorsten. Dat levert dus de som op van 5500 zilverstukken. De waarde zal in de tijd van Jezus wel niet helemáál dezelfde zijn geweest, maar het is in ieder geval héél wat meer dan de 30 zilverstukken, die Judas ontving voor zijn verraad. Het gaat omgerekend om duizenden guldens. Met geld is veel te koop. En het geld is vaak sterker dan de liefde. Heeft vaak van de liefde ontucht gemaakt. Het geld, dat stom is, maakt recht wat krom is. En maakt krom wat recht is. Geld verloedert veel. Mét geld en óm geld zijn al heel wat zonden gedaan. Is al heel wat verraad gepleegd aan God en zijn Koninkrijk. Ook bij ons is de Mammon een gevaarlijke afgod. Misschien is de belangrijkste keuze die we in het leven moeten maken wel die tussen kruis of munt, als u begrijpt wat ik bedoel.
Delila maakt de verkeerde keus en gaat op het voorstel van de vorsten in. Want wie geen respect heeft voor de levende God en zijn Woord, wie - om het ouderwets te zeggen - de vreze des Heren niet kent, die zal het op de duur ook met het respect, de trouw en oprechtheid tegenover de naaste niet zo nauw nemen. Liefde tot God en liefde tot de naaste gaan hand in hand. Maar gebrek aan liefde tot God gaat ook hand in hand met gebrek aan liefde tot de naaste. Laten we de samenleving van vroeger niet idealiseren, maar is het toch niet zo, dat met de ontkerkelijking een verlaging van het zedelijk gehalte van ons volk gepaard is gegaan? Geloof en ethiek hebben alles met elkaar te maken. Dus ongeloof en ethiek ook. Heidendom en ethiek ook. Of het nu oud filistijns heidendom is of modern westers heidendom.
En zo ontstaat er een wonderlijk spelletje met gevoelens. Simson dóet of hij zijn geheim prijs geeft, maar laat het in wérkelijkheid nog na. En Delila dóet of dat bedrog haar verdriet doet, maar is ook zélf bezig met bedriegen. Het verhaal is wel korter dan een moderne psychologische roman, maar doet er niet voor onder, niet aan kennis van de diepe roerselen van de ziel, niet aan kijk op de ingewikkelde ontwrichtende processen die zich in een intieme relatie kunnen voordoen, en evenmin aan geladen spanning en heftige ontknoping.
En het is een beeld van de vaak even ingewikkelde en ambivalente verhouding van ons christenen met deze wereld. Want wij zijn ook dikwijls als Simson. Wij spelen ook vaak zulke spelletjes. We leveren ons niet gelijk volledig aan de wereld uit. We geven het geheim van onze band met God niet zó maar prijs. Maar we snijden óók de verbinding met de wereld niet radicaal dóór. We willen toch óók nog wat speelruimte voor ons vléés. Net zoals Simson zijn geheim niet direct verraadt, maar evenmin gelijk met Delila kapt. Hij vertróuwt haar niet ten volle, maar kan haar óók niet loslaten en heeft er een gevaarlijk behagen in door haar te worden ingepalmd. Je bent er toch zelf bij? Je kunt met zo'n spelletje toch altijd nog op tijd ophouden? Zo houden wíj óók zo lang mogelijk het midden tussen God en de wereld. Zo spelen wíj óók lang het gevaarlijke spelletje van ons door de wereld steeds meer in te laten palmen, maar ons toch niet helemáál uit te leveren. Want je wil het heerlijke genot van de wereld niet missen, maar je wilt toch ook niet helemaal bij God uit de boot vallen vanwege de reddende en troostende krachten, die Hij geeft. We lijken zoveel op Augustinus, die een tijd lang bad: Here, bekeer me, maar nu nog niet.
Toch dit spelletje, dit marchanderen met het kwaad, had nóóit moeten beginnen. Simson had Delila gelijk dóór moeten hebben en met haar moeten breken. Zoals ook wíj de zonde door moeten hebben en direct met haar breken. Wonderlijk, dat er al niet de eerste keer, dat Delila riep: de filistijnen over u, bij Simson een rood lampje is gaan branden. Hij is blijkbaar al flink afgestompt. De verkeerde liefde heeft hem blind gemaakt. Hij blijft intussen ook teveel op zijn kracht vertrouwen, alsof die van hem zèlf is en hij er altijd over kan beschikken. En hoe langer het spelletje duurt, hoe zwakker die sterke Simson wordt en hoe sterker Delila. Om het zeggen met woorden, die aan een spelletje herinneren: ik zie, ik zie, wat jij niet ziet: ze wordt steeds warmer. Steeds dichter komt ze bij het geheim: zijn lange haar. Ze weet hem met haar voorgewende liefde en haar eisen, dat hij haar ook volledig liefheeft en al zijn geheimen met haar deelt, meer en meer in te palmen. Ze maakt hem geestelijk murw met haar fraaie woorden. Ze kapselt hem in zoals een spin een vlieg met haar draden doet.
En zo doet de wereld óók met óns. Ze wil, dat ons hart helemaal aan háár gaat toebehoren. Ze is voortdurend bezig ons te paaien. En onze geestelijke weerstand te breken. Steeds zwakker worden wíj en steeds sterker wordt zíj. Steeds meer wordt onze weerstand ondermijnd. Tot die gebroken is en we ons aan de wereld prijs geven. Zoals ook Simson uiteindelijk zijn geheim aan Delila prijs geeft.
Geen scheermes is ooit op mijn hoofd gekomen, want van de moederschoot af ben ik een Nazireeër Gods. Indien ik geschoren werd, zou mijn kracht van mij wijken, en ik zou machteloos wezen en gelijk aan ieder ander mens. In dat lange haar zat natuurlijk op zích níet de kracht. Het was in wezen maar een téken, dat Simson aan God gewijd was en een bijzondere roeping van de Here had om zijn volk te redden, net zoals het verbod om sterke drank te drinken. Maar met de tekenen, die de Hére geeft kunnen we níet ongestraft spotten en verraad plegen. Want daarmee schenden we dát waar de tekenen naar toe wijzen: het mysterie van Gods redding van alle kwaad en van zijn eeuwige zaligheid. Zo komt God ook nú nog tot ons in de tekenen, die Hij ons zelf gaf. Niet de opdracht om ons haar te laten groeien. Maar wel de opdracht om naar zijn evangelie te luisteren. Om te dopen en avondmaal te houden. Om te bidden en te zingen. Om de sabbat, de zondag te vieren. Om Hem te dienen, misschien wel speciaal in ambtswerk. Enz. Allemaal door Hem zélf gegeven gebruiken om bij zijn heil betrokken te blijven en krachten van Hem te ontvangen die het goede bevorderen en het kwade weren. Wie al deze dingen prijs geeft, wie ze verkoopt aan de wereld, zoals Simson het geheime teken van zijn lange haar verkocht, die kan er zeker van zijn, dat met de nederlaag tegen de boze te moeten bekopen. Wie met Gods tekenen spot en ze aan de wereld prijs geeft, spot met God zelf.
En zo slaapt Simson in met het hoofd op de knieën, wat beter vertaald, in de schoot van Delila. Hij heeft zich nu volkomen aan haar overgegeven en ligt willoos en weerloos in haar macht. Een beeld van wat ook óns kan overkomen. Dat we ons hélemaal aan deze wereld hebben overgegeven. Dat we geestelijk niet meer waken, maar slapen. Ingedut. In de handen van de kwade machten.
En dan gaan de lange lokken van Simson er aan. Alle zeven. Het scheermes maakt er korte metten mee. Zodra de waakzaamheid en de eerbied voor de Here bij ons verdwenen is, wordt de kracht van God van ons afgesneden. Dan kunnen we nog best wel even stoer doen en grote woorden spreken. Zoals Simson ook nu weer doet: Evenals de vorige keren zal ik ook nù vrijkomen en me losrukken. Maar deze keer is het anders. De Here vindt, dat hij de grens nu heeft overschreden. De Here is van hem geweken. En als de Here van ons wijkt, zijn we nérgens meer. Zijn we nét zo zwak en aan het kwaad overgeleverd als de kinderen van deze wereld. Wat vallen we diep, als we alle waarschuwingen steeds in de wind slaan en de Here een keer zegt: nu is het uit. Dan zijn we een machteloze prooi van de vijand. Zolang we nog een band met God hebben, zolang de Here ons nog met zijn kracht omringt, weten we de vijand nog op een afstand te houden. Maar als die vijand heeft geroken, dat de Here van ons geweken is, springt hij ons op de nek. En neemt hij genadeloos wraak.
Simson moet dat ook ervaren. Men steekt hem de ogen uit. Ze brengen hem naar Gaza. De stad, waar hij eerst zo triomfantelijk uit ontsnapte, haalt hem nu op een voor hem zo smadelijke wijze binnen. Hij wordt met twee koperen ketenen gebonden. En hij mag in de gevangenis een molen laten draaien, normaal het werk van de laagste slaaf, ja van een lastdier. Ikabod. Alle eer is weg. Wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle. Want Gods verbondskinderen zondigen nooit goedkoop, maar moeten er altijd een buitengewoon zware prijs voor betalen. De prijs van de door God verlaten te worden en van de ondergang. Opgepast voor de vicieuze cirkel van Jacobus, waar Simson in terecht kwam: Zo vaak iemand verzocht wordt, komt dit voort uit de zuiging en verlokking van zijn eigen begeerte. Daarna, als die begeerte bevrucht is, baart zij de zonde, en als de zonde volgroeid is, brengt ze de dood voort.
En nu lijkt ons verháál ten einde. Maar ik denk, dat de préék toch nog niet helemáál ten einde kan zijn. Ik denk, dat er nog een wonderlijke diepte in dit verhaal zit, waarop ik u óók nog moet wijzen. De diepte, die we steeds in deze verhalen van Simson aantroffen. Simson is immers Nazireeër van God. Aan God gewijd. Simson is, al is het op nóg zo gebroken en schaduwachtige wijze een Messiaanse figuur. Iemand, die de sporen in Gods heilsgeschiedenis trekt, die uitloopt op de Here Jezus Christus. De wáre Messias. Simson is bij al zijn zonden toch een vérre gelijkenis van Jézus. Simson daalt af naar de heidense wereld, door liefde gedreven. Zo daalt de Here Jezus ook af van de hemel naar deze heidense wereld, maar wel door een heel ánder soort liefde, door heílige liefde gedreven. Ook Hij komt terecht in een wereld van bedrog en eigen baat. Ook Hij wordt om zilverstukken verraden. Ook Hij had weg kunnen vluchten, maar gaat door, doch in tegenstelling tot Simson uit heel zuívere motieven. Om zich solidair en reddend met zondaren te verbinden. Ook zíjn geheim tracht men te ontfutselen. Het geheim van zijn afkomst, van zijn zender, van zijn wonderlijke geestelijke kracht. Zeg ons, door wat macht Gij deze dingen doet of wie Hij is, Die U deze macht heeft gegeven? Maar Hij gaf zijn geheim niet prijs. En als Hij dat uiteindelijk wèl doet, tegenover Kajafas, als Hij belijdt de Zoon van God te zijn, dan is ook zíjn uur geslagen om aan het kwaad ten onder te gaan, echter óók op een heel ándere wijze als Simson. Om verzóenend aan de zonden der wereld te sterven. Om gebónden te worden en ons aller slaaf en dienstknecht te zijn tot ons behoud.
De wegen lopen aardig parallel, maar nét het verschil zorgt voor de heel andere afloop. De weg van Simson is tot onheil. Voor zichzelf en zijn volk. Maar de weg van Jezus is tot heil. Tot eer en verheerlijking van Hem zelf en tot redding van allen, die in Hem en zijn geheim geloven.
Meer dan Simson is hier. Jezus Christus is hier. De ware Nazireeër. Die vervulde, waarin Simson jammerlijk faalde. In Hem haalt God voorgoed de steken op, die Simson liet vallen als aan Hem gewijde en door Hem geroepen Richter en Redder. Hij is onze steun en toeverlaat. Hij is onze kracht in de strijd met deze sluwe wereld. Laten we toch tot Hem onze toevlucht nemen. Laten we alles van Hem verwachten. Laten we het volk zijn, dat Hem als Richter en Redder aanvaardt en in het hart sluit. Laten we ons aan Hem toevertrouwen en het in geloof belijden:
Gij zijt mijn steenrots, mijn bevrijder Gij,
Gij zijt een muur, een vestingwal om mij.
Mijn God, mijn schild, mijn schuilplaats in gevaren,
mijn rots die mij beschermt en blijft bewaren,
o hoorn des heils, U loof ik voor altijd,
ik roep het uit, want gij hebt mij bevrijd.
Amen.
Rapporteer
My comments