De website van Arie Tromp

Richteren 13 : 24 - 14 : 5a


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   

De bruiloft van Simson

De bruiloft van Simson

Rembrandt Harmensz. van Rijn 1606 – 1669
Simson vertelt een raadsel op zijn huwelijksfeest
olieverf op doek (126 × 175 cm) — 1638
Gemäldegalerie Alte Meister, Dresden


Voor 't laatst gehouden op 2 augustus 1998 te Rijnsburg

Simsons huwelijk

Gemeente des Heren,

Aan een wereld verloren in schuld wordt Gods belofte heerlijk vervuld. Dat is natuurlijk vooral in de stille heilige kerstnacht gebeurd, toen de Here Jezus werd geboren, maar ook al ver daarvóór, als vóórteken daarvan, bijvoorbeeld toen Simson het leven zag. De Here had aan Manoach en zijn vrouw een kind beloofd, dat bijzonder zal zijn, een nazireeër Gods, een aan God gewijde. Door dat kind zal God in de donkere dagen licht geven. Zal God uit nood en smart redden, van bezetting en slavernij bevrijden. Want het zal een begin maken met de verlossing van Israël uit de macht der Filistijnen.

En God maakt zijn belofte waar. Hoewel het menselijkerwijs niet kon, omdat Manoachs vrouw onvruchtbaar was. Maar goddelijkerwijs kan alles. Op de puinhopen van onze menselijke onvruchtbaarheid, machteloosheid, ons menselijk falen, bouwt God zijn Koninkrijk. De vrouw baarde een zoon. Het staat er even sober vermeld als in het nieuwe testament de geboorte van Jezus. En zij baarde haar eerstgeboren Zoon. Ze liggen dan ook in het verlengde van elkaar. Simson begint Israël te verlossen van de macht der Filistijnen. De Here Jezus maakt het af. Zal Gods volk volkomen verlossen van alle boze machten. De Simsonverhalen zijn geladen van die verwachting. Ze roepen om de ware Richter en Redder. Jezus Christus. Niet een zoon, maar de Zoon. De zoon des mensen en de zoon van God. Achter dit baby'tje, dat Manoachs vrouw ter wereld bracht zien we het kindje in de kribbe van Bethlehem. Door wie God zijn beloften helemaal vervult. Door wie Hij zijn verlossing niet begint, maar voltooit. Kennen we het Kindje met een grote K? Kennen we de Here Jezus als onze zaligmaker? Woont Hij in ons hart? Leven we elke dag met Hem? Hebben we zijn verlossing van zonde en schuld, van nood en dood, nodig leren krijgen? En zijn we er door Gods Geest in gaan geloven?

En zij noemde hem Simson. In die naam hoorde de Israëliet het woord voor zon. De Here heeft een zonnekind gegeven. Door wie de schaduw van de tirannie der Filistijnen zal wijken. Die de nacht van schuld en verlorenheid zal verdrijven. Zo beleed Simsons moeder haar geloof met deze naamgeving. Deze vrouw ziet in haar kind Gods zon opgaan. Licht, warmte en vreugde gevend. De zon van hoop en verwachting. Van Gods verlossing. Elk kind is een teken van hoop voor de toekomst, maar dit in het bijzonder, omdat het een kind is van Gods beloften. Simson, zonnekind. Dat is een baby al gauw. De meeste baby's worden ontvangen als een rijk geschenk, dat het zonnetje in huis doet schijnen. Toch is het in de harde werkelijkheid van het leven wel eens anders. Wat naar als een kindje ongewenst is. Wat verdrietig als het komt in een omgeving, dat het eigenlijk niet goed kan opvangen en verzorgen. Wat een leed, als een kindje lichamelijk of geestelijk gehandicapt is. Bovendien, zijn we alleen maar blij en gelukkig, omdat we vader en moeder zijn geworden, of ook omdat we er de milde hand van God, de Schepper, in zien? Ja zelfs de hand van God, de Verlosser, die van kind tot kind naar zijn Rijk van heil en vrede toewerkt? Gezegend de baby's, die direct in hun leven zonnekinderen mogen zijn.

Maar baby's worden peuter, kleuter, jongere. Jongens en meisjes, zijn wij zonnekinderen of zondekinderen? Ouders zeggen het soms van een kind: die is het zonnetje in huis. Wat zeggen wil: die schept vreugde en warmte om zich heen. Weet de huiselijke sfeer op te vrolijken. Is vriendelijk, aardig, blijmoedig. Maakt niet zo gauw ruzie. Zet niet steeds een domper op het gezinsleven. Maar zorgt voor de lach en de ontspanning. Die geeft dus geen zorg, maar vreugde aan zijn ouders. Nee, ik heb het niet over doetjes en heilige boontjes. Over kinderen, die gemaakt gehoorzaam zijn, uit lafheid en angst. Ik heb het over kinderen, die een hart hebben, waarin de zon van Gods liefde is gaan schijnen en die daarom zelf ook een zonnetje zijn dat iets uitstraalt. Horen we bij hen? Wonderlijk, gemeente, jongens en meisjes, dat de bijbel een goddelijke boodschap voor ons bevat in de diverse fasen van ons leven. De eerste preek uit de simsonverhalen ging over het ouderschap. De tweede over het huwelijk. En deze derde preek gaat vooral over de jaren tussen geboorte en huwelijk.

De vrouw baarde een zoon en noemde hem Simson. De jongen groeide op. Werd groot. Dat willen we als kinderen allemaal wel: groot worden. Misschien wel net zo groot en sterk als Simson. We kunnen bijna niet wachten. We maken al geweldige plannen. We dromen van wat we later zullen worden en doen. Als ik groot ben dan... Maar beseffen we ook, dat niet alle kinderen groot worden? Dat heel veel kinderen in verre landen jong sterven door honger, door ziektes, omdat er geen brood is, geen water en zeep, geen medicijnen en dokters? En beseffen we dat er ook in Nederland wel eens baby'tjes en kinderen sterven, al gebeurt het niet vaak? Dat de Here niet iedereen laat opgroeien? De jongen groeide op. Als we net als Simson op mogen groeien in goede gezondheid, is dat niet gewoon, maar komt dat door de goede God. Mogen we Hem er wel dankbaar voor wezen. Zijn we dat? Tonen we dat? Dank u, Vader in de hemel, dat ik weer een jaartje ouder ben, dat ik weer een groep of klas hoger ben, dat ik steeds meer dingen kan en begrijp? En vragen we of de Here ons bij het groter worden nabij wil zijn, wil zegenen?

De jongen groeide op en de Here zegende Hem. De jeugd zit vol wensen. Dat mag. Dat hoort bij die leeftijd. En eigenlijk hebben we allemaal nog wensen, als het goed is. Maar wat heerlijk, als er jongelui in ons midden zijn, maar ook ouderen, die bovenal als wens hebben, dat de Here hen zegenen mag. Ja, het geldt voor alle leeftijden, dat we de zegen van God nodig hebben en dus om die zegen hebben te vragen. Here, wilt U me zegenen. Wat wil zeggen: wilt U van me houden. Wilt U voor me zorgen. Wilt U me het goede schenken, wilt U me nauw met U verbinden. Wilt u me een gelukkig en zinvol leven geven. Wilt U me in uw dienst stellen. Wilt U me een rolletje geven in de geschiedenis van uw heil. Heer, ik hoor van rijke zegen, die gij uitstort keer op keer, laat ook van die milde regen dropplen vallen op mij neer. Ook op mij. Kennen we dat verlangen? En als er "Here" staat, dan voegen wij daar als christenen nog een naam aan toe: Here Jezus.

En de Geest des Heren begon hem aan te drijven. Er zijn alle mogelijke krachten, die op ons inwerken. Juist ook bij het opgroeien gaan we dat meer en meer ervaren. Dan krijgen we allerlei opwellingen en verlangens in ons hart. Ze waren er eerst niet, maar op een bepaalde leeftijd beginnen ze. De drang om voor je zelf op te komen en onder het gezag van je ouders uit te komen. Om stoer te doen en indruk te maken. Om geld te verdienen en carrière te maken. De drang om verkering te hebben en het terrein van de liefde te onderzoeken. Om zelfstandig te wonen, om te trouwen. Daar is de drang van de natuur, van het leven. En daar tussen in ook de drang van verkeerde begeertes, van de zonden. Waar kunnen wij mensen, ook wij ouderen natuurlijk, niet allemaal door gedreven worden, bewust of onbewust. Echt opgejaagd, onrustig gemaakt. Dan blijkt: Boven alles is nodig dat de Geest des Heren ons gaat aandrijven. Dat die Geest ons hart in bezit neemt. En echt geestelijke verlangens in ons opwekt. Dat die Geest echte liefde tot de Here God en zijn zoon Jezus, in ons doet opwellen en een vurige begeerte om naar Gods wil te leven en de Jezus te volgen. Dat die Geest ons onrustig maakt, ons opdrijft, opdat we rust vinden bij God. Daar moeten we ook om vragen. Dat we niet door allerlei onreine en onheilige geesten worden gedreven, maar door de Geest des Heren. Kom, Schepper, Geest, daal tot ons neer, houd Gij bij ons uw intocht, Heer; vervul het hart dat u verbeidt, met hemelse barmhartigheid. En dan mogen we er ook op vertrouwen dat die Geest echt in ons wil wonen. We zijn immers ook gedoopt in de naam van de Heilige Geest. Die heeft dus beloofd, dat Hij in ons wil werken. En de Geest des Heren begon Simson aan te drijven. Ik hoop, dat wij, vooral wij jongelui bij het opgroeien, maar ook wij als ouderen, ook iets kennen van dat begin. Dat je mag zeggen: er is een nieuwe stem in mijn hart gekomen die er eerst niet was, een nieuwe kracht, die mij drijft, die mij anders doet denken en leven dan voorheen. Het kon Gods Geest wel eens wezen, die met mij begonnen is. Dan worden we bewust door Gods Geest gedreven.

Maar dat is niet het enige, wat Hij kan. Hij kan onze gedachten en wil ook leiden zonder dat we het ons bewust zijn. Hij kan ons opzettelijk in bepaalde omstandigheden brengen, terwijl we er zelf geen flauwe notie van hebben, dat Gods Geest erachter zit en Hij er zijn speciaal plan mee heeft. Hij verplaatst ons bij wijze van spreken als pionnen in het schaakspel van Gods heilsgeschiedenis zonder dat we het zelf door hebben. En zo zet hij ook de pion, die Simson heet, naar voren, in het veld van de tegenstander, de Filistijn. Zoals Hij Jezus eens de woestijn in zal leiden om door Gods tegenstander, de duivel, verzocht te worden en daar overwinnend uit tevoorschijn te komen. En de Geest des Heren begon Hem aan te drijven. Heel concreet in het dorpje Mahane-Dan. Een grensplaatsje tussen Zora en Esthaol, aan het begin van het gebied, waar de stam van Dan zich gevestigd had, en daarom begiftigd met de naam: mahane, leger, nederzetting van Dan. Net zoals wij heel concreet hier wonen, waar de Geest ons in onze omstandigheden van wonen, werken, vrije tijdsbesteding en kerk-zijn kan aandrijven. Want de Geest zweeft niet boven het concrete leven maar gaat er juist op in.

Zo is Simson grensbewoner tussen het gebied van de Filistijnen en de Israëlieten. En dat is niet toevallig. Daar zit de sturende Geest van God achter. Misschien zeggen wij het ook wel van ons eigen leven. Dat ik hier ben geboren, opgroei, dat ik hier woon, werk, dat is geen stom toeval. Dat is geleid. Daar heeft de Here zijn bedoelingen mee. De Here kan me blijkbaar uitgerekend hier gebruiken. De Here heeft me als pion in zijn grote schaakspel op het veld geschoven, waarop ik hem het beste kan dienen. Het is een zegen om zó de plaats, waarin je in het leven staat, te mogen zien. Want dat is niet altijd en bij iedereen het geval.

Maar hoe ook, wij zijn als christenen eigenlijk ook allemaal grensbewoners, net als Simson. Want we leven op de grens van kerk en wereld. Op de gevaarlijke grens, waar de macht van God en die van de boze tegen elkaar botsen. Zijn we ons daarvan bewust? Zijn we voortdurend op onze qui-vive, waakzaam?

Simson was het niet altijd, was het bijvoorbeeld ook niet in het vervolg van ons verhaal. Simson begaf zich naar Timna. Daalde af naar Timna, staat er in het hebreeuws. Het was niet alleen een letterlijke afdaling, omdat Timna lager lag, maar ook een figuurlijke neergang, omdat dit plaatsje, hoewel oorspronkelijk bij Israël horend, bezet gebied van de Ffilistijnen was geworden.

Daar raakt Simson verliefd op een filistijnse vrouw en met haar wil hij trouwen. Zijn ouders maken bezwaar. Is er geen vrouw onder je volks- en geloofsgenoten? Moet je er perse een uit de Filistijnen hebben, die onbesnedenen, die niet eens van Gods heerlijke verbondsteken willen weten? Maar Simson wil er niet naar luisteren. Neem háár voor mij, want zij bevalt mij. Wat is de bijbel toch een levensecht boek. Want is dit niet een geschiedenis, die zich dikwijls herhaalt? Het moet veel ouders bekend in de oren klinken. Misschien is er wel een wond in het hart weer pijn gaan doen. De kleintjes worden groot. Ze gaan erop uit. En dan komen ze een keer met een onkerkelijk iemand thuis. Je voelt je geroepen je wijze raad en waarschuwingen te laten horen. Net als de ouders van Simson. Zou je dat nu wel doen? Weet waar je aan begint. Zeker is ze aardig. Past ze op. Ze zijn niet echt minder dan wij. Maar ja, ze doen thuis nergens aan. Jullie hebben zo'n heel verschillende geestelijke achtergrond. Zitten er niet genoeg aardige jongens en meisjes in de kerk, op de vereniging? Kap ermee voor je een te nauwe band hebt gekregen. Wacht in ieder geval niet te lang met praten over de dingen van het geloof. Probeer hem, haar mee naar de kerk te krijgen. Lukt dat niet, dan moeten we de verkering toch afraden. Ach, de bijbel is zo levensecht. Best mogelijk, dat er gemeenteleden in de kerk zitten, die het helemaal herkennen.

Maar ja, als je hevig verliefd bent, dan luister je niet naar je ouders. Dan zet je je zin door, net als Simson. Drijft de weerstand van je ouders je nog verder in elkaars armen. En wat doen vaders en moeders dan op een gegeven moment? Ze zijn de ruzies beu. Ze begrijpen, dat de waarschuwingen toch alleen maar averechts werken. Ze leggen zich met enige pijn en verdriet bij de weg van hun kinderen neer. Het is tenslotte hun keus en hun leven. Laten we tenminste proberen de goede vrede te bewaren. Laten we tenminste voorkomen, dat ons kind voorgoed van ons vervreemdt, we het verliezen, het nooit meer thuis komt. Zo leggen ook Simsons ouders zich er bij neer.

Simson nu ging met zijn vader en zijn moeder naar Timna. Jongelui, willen jullie aan deze dingen denken? De bijbel is op dit punt hard en glashelder. In Deuteronomium staat: wanneer de Here, uw God, u in het land gebracht zal hebben, dat gij in bezit gaat nemen, dan zult ge u met de volken daar niet verzwageren. Uw dochters zult gij aan hun zonen niet geven, noch hun dochters nemen voor uw zonen, want zij zouden uw zonen van Mij doen wijken, zodat zij andere goden zouden dienen. En Paulus schrijft: vorm geen ongelijk span met de ongelovigen. Zorg dat je het over de diepste dingen van het leven eens bent vóór je serieus met elkaar in zee gaat: Schaam je niet om deze dingen ter sprake te brengen. Stel het ook niet uit. En als je de ander niet kunt winnen voor het geloof, als je op dit punt een ongelijk span blijft, dan kon het volgen van de Here wel eens een groot offer van je vragen. Dat je, hoezeer je ook van de ander houdt, met de verkering breekt. Een huwelijk, waarin je in deze diepste dingen vreemden voor elkaar bent, mist toch iets wezenlijks, al laat je elkaar vrij, respecteer je elkaars levensovertuiging en is er verder een goede verstandhouding. Maar een huwelijk tussen twee kerkmensen kan toch veel slechter zijn, met ruzies en spanningen gepaard gaan, ja zelfs in een scheiding eindigen? En er zijn toch voorbeelden genoeg, dat de kerkelijke partner het geloof echt trouw blijft, ja ook later in het huwelijk nog de onkerkelijke voor het geloof weet te winnen? Zeker, maar ik zie helaas massa's slechte voorbeelden. Dat de kerkelijke partner in een traag of snel tempo afglijdt naar onkerkelijkheid. En Simson heeft in zijn huwelijk wel helemaal snel slechte ervaringen opgedaan. Ik ben me ervan bewust gevoelige zaken aan te snijden. Misschien zo wel heel wat gesprekken, emotionele reacties en verdriet op te wekken. Maar de bijbel snijdt ze aan. En daar kunnen en mogen we niet omheen.

Maar diezelfde bijbel zegt in ons tekstgedeelte toch ook, dat dit alles van de Here was? Dat dit zo door de Here beschikt was? Dan kan de Here toch die onkerkelijke op onze weg geplaatst hebben? En dan kan de Here daar toch zijn goede bedoelingen mee hebben gehad? Inderdaad staat er: Zijn vader en moeder wisten echter niet, dat dit zo door de Here beschikt was, dat hij een voorwendsel tegen de Filistijnen zocht. Dus dat Simson voor de aanleiding van een conflict met de Filistijnen moest zorgen.

Inderdaad zit Gods verborgen wil erachter. Gods besturing van alles, waarmee Hij zelfs het kwade voor zijn goede doeleinden kan gebruiken. Waarmee Hij dus hier de verkeerde weg van Simson benut om op die manier de bevrijdende strijd te ontketenen. Wij hebben echter niet met Gods verborgen wil te maken maar met zijn geopenbaarde, zijn wetten en geboden. En ongehoorzaamheid daaraan kan niet vergoelijkt worden onder de dekmantel dat de Here daar in de toekomst nog goede dingen mee kan doen en als de Here er goede dingen mee gaat doen is de begane zonde en de op je geladen schuld er niet minder om.

Daar komt nog wat bij. Simson is niet los te maken van zijn tijd en dat was er een van zedelijk verval. De lust voor het oog en de drift van de natuur waren erg belangrijk. En ook Simson ontkomt niet aan die volksbesmetting. Het valt op: het enige, wat hij van deze Filistijnse vrouw zegt is dat ze hem bevalt, in het Hebreeuws, bevallig is in zijn ogen. Heeft Simson alleen maar op haar uiterlijke aantrekkelijkheid gelet? En leven wij ook niet in een tijd, waarin erotiek en seks ontzettend belangrijk zijn, zich in het gedachtegoed van de massa sterk op de voorgrond hebben gedrongen? Bijvoorbeeld via de reclame en de soapseries op de t.v.? En worden we daar niet allemaal bewust of onbewust door besmet? Zijn het geen machten, die sterk op ons in werken? Die soms ook echt als gevaarlijke barrières op de weg van ons geloof liggen? Die ons verhinderen in alle zuiverheid Gods roeping te volgen?

Zo is Simson een dubbelhartig persoon. Aan de ene kant weet hij als nazireeër Gods een bijzondere roeping en taak te hebben. Is hij er ook echt op uit om in naam van God en terwille van zijn volk de Filistijnen gevoelige slagen toe te brengen. Maar aan de andere kant trouwt hij met het heidendom, koketteert hij met het kwaad op een ongekende manier. Het is een spanning in zijn bestaan, die hier in ons tekstgedeelte al begint en steeds erger wordt tot het een keer knapt. Dat is het tragische van de figuur van Simson. Al kunnen we niet van echte tragiek spreken, omdat het echt niet alleen maar lot is, dat hem overkomt, maar zeker ook een schuld, die hij zich zelf op de hals haalt.

En dat heeft ook óns genoeg te zeggen en dan hebben we het niet meer alleen over de keus van een huwelijkspartner, maar over ons hele leven. We zijn als leden van Gods gemeente, als verbondskinderen, allemaal door de Here geheiligd, apart gezet om Hem te dienen. We zijn zo allemaal nazireeërs, aan God gewijden. In het algemeen ambt der gelovigen geroepen om profetisch Gods Naam te belijden, priesterlijk ons leven aan Hem te wijden en koninklijk tegen de zonde en de duivel te strijden. Sommigen zijn zelfs in een bijzonder ambt gesteld. Dat van ouderling, diaken, predikant. Voelen we de spanning tussen waartoe God ons roept en wat we er in de praktijk van ons leven van maken? Ik denk allemaal wel. Als het niet zo is, dan is het van tweeën één. Of we voelen ons niet door God geroepen. Of we zijn volmaakt. En we begrijpen dat een ambtsdrager bijzonder in die spanning leeft. Daarom brengen we ook wel enige onderscheiding aan tussen ambt en ambtsdrager. De laatste is ook maar een mens, falend, gebrekkig, zondig, maar toch een mens door God geroepen. En daarom heb je naar Hem te luisteren alsof God door Hem sprak, hoewel hij niet volmaakt is. Maar deze onderscheiding kan ook tot een scheiding worden. Roeping en leven kunnen steeds verder uiteenwijken, steeds meer op gespannen voet met elkaar staan. Tot de spanning te groot is. Er iets springt en knapt. Want het geloof en ook het ambt is geen jasje, dat je naar willekeur aan en uit kunt trekken. God gebruikt mannetjes uit het stof verrezen, zegt Calvijn. Hij gebruikt zondaren. En Hij kan daarin ontzettend ver gaan. Ze kunnen heel diep gevallen zijn, terwijl de Here ze toch nog als zijn werktuig benut. Hij kan zelfs met de kromme staf van hun zondigheid nog rechte slagen toebrengen. Zoals hij de verkeerde weg van Simson gebruikt om deze in contact met de filistijnse vijanden te brengen en die straks door middel van hem harde slag te bezorgen. Toch voelen we allemaal wel aan, dat er een grens is. We voelen ook aan, dat de Here in zijn macht gelukkig in staat is om te roeien met de zondige riemen, die wij zijn, en er in zijn liefde zelfs heel lang mee wil roeien. Maar als het goed is, voelen we ook aan, dat uiteindelijk toch alles roept om een bétere nazireeër, een betere richter, een betere strijder en bevrijder, een betere ambtsdrager. Eén, die nooit zijn roeping verzaakt. Eén die nooit de spanning kent tussen zijn van God gegeven taak en zijn persoonlijk leven. Eén die nooit speelruimte voor zijn eigen vlees vraagt. En dat is de Here Jezus Christus geweest. God kan en wil zelfs met een figuur als Simson verlossen. Maar dan is het toch slechts een tijdelijke en voorlopige verlossing. Een voorteken van de ware en eeuwige verlossing. Want die kan uiteindelijk alleen maar tot stand gebracht worden door Hem, die nooit een streepje van zijn goddelijke opdracht is afgeweken. Onze Here Jezus. Zie, veel meer dan Simson is hier. Hij is niet een nazireeër, maar de Nazireeër. Hij is niet een Redder, maar de Redder. Hoort Hem. Volgt Hem. Hij is het, die niet met enig kwaad getrouwd is, zich niet met enig kwaad verzwagerd heeft, maar het voorgoed heeft overwonnen door te leven als zondeloze en door uit liefde tot ons te sterven als zondaar. Hij is een volkomen verzoening van al onze zonden. Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4