De website van Arie Tromp

Richteren 13 : 6 - 23


Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?   

Voor 't laatst gehouden op 26 juli 1998 te Rijnsburg

Aankondiging aan Manoah

Gemeente des Heren,

Laat ik het u maar gelijk zeggen: door deze preek loopt de rode draad van het huwelijk. Want bij de overdenking van dit schriftgedeelte kwam het steeds weer op me af, hoe twee getrouwde mensen, Manoach en zijn vrouw, samen omgaan met Gods grote wonder, dat hen overkomt. Hoe ze bij die vreemde gebeurtenissen elkaar erbij betrekken en op elkaar reageren.

Nu is het in tweeërlei opzicht een rode draad. Rood is een opvallende kleur. Het viel mij steeds weer op: dat samenspel van man en vrouw in deze geschiedenis. Daarom kon ik er niet omheen. Ik moest me er op bezinnen. Maar rood is ook de waarschuwende kleur. Pas op.

Zoveel mensen zijn niet getrouwd. De jongelui denken misschien al direct, dat het vanmorgen niet over hen gaat. Anderen, alleenstaanden, kan het al gelijk pijn veroorzaken. Ze zouden zo graag getrouwd wezen. Maar deze levensverrijking moeten ze missen. Ze zijn getrouwd geweest, maar hun partner is gestorven of het huwelijk is gestrand in een echtscheiding. Weer anderen zijn wel getrouwd, maar vraag niet hoe. Er wordt steeds luid gepraat, geschreeuwd, vanwege constante ruzies. Of er wordt helemaal niet meer met elkaar gepraat. Of er wordt wel veel gepraat over van alles en nog wat, maar een wezenlijk gesprek over het geloof kan niet, omdat man en vrouw op dit punt verschillende wegen gaan. Het sein staat op rood. Pas op hierover te preken. Begin er niet aan. Je raakt gevoelige dingen. Je kan mensen pijn en verdriet doen.

En toch mag je als predikant niet om zulke tere en kwetsbare onderwerpen heen. Want je mag niet om de realiteit van het leven heen. Juist in dat concrete, soms harde leven, ook in dat concrete en soms gevoelig liggende huwelijksleven wil God met zijn vermanend en vertroostend woord, zijn op die manier verlossend woord, naar ons toekomen.

En daarom, als we vanmorgen pijn voelen, omdat ons leven op dit terrein van het huwelijk niet volmaakt is, ja wonden kent, gevoelige plekken, bedenk dan dat we dat het beste hier kunnen merken, in het huis van die God, die door de Here Jezus alle pijn van ons wil wegnemen.

Vorige keer hoorden we hier hoe een engel van de Here aan de vrouw van Manoach verscheen. Hij vertelde haar, dat ze onvruchtbaar was, maar toch in verwachting zal raken en een zoon zal krijgen. Hij zal een bijzondere jongen zijn, een nazireeër Gods. Hij zal beginnen Israël te verlossen van de Filistijnen.

En wat doet deze vrouw daarna? Ze gaat direct naar huis om het haar man te vertellen, hem woordelijk door te geven, wat de engel zei. De vrouw nu kwam en zei tot haar man... Later verschijnt de engel voor de tweede keer aan haar. Dan is ze in het veld, terwijl haar man er niet bij is. En dan hoort ze de engel niet alleen aan, maar loopt ze daarna snel weg om het haar man te vertellen, zodat die de engel ook ontmoeten kan. Daarop liep de vrouw haastig heen om het haar man mee te delen.

Nu spreekt het vanzelf, dat een vrouw het grote geheim dat ze zwanger is, het eerst aan haar man vertelt. Maar het gaat hier toch om wat anders. Om de belofte van een engel, dat ze zwanger zal worden. Het gaat hier dus om een bijzondere geestelijke ervaring. Ook om een bijzondere roeping en taak van God en om een bijzondere belofte van God. Het gaat hier om goddelijke geheimen. Gaan wij, als we in het huwelijk als man en vrouw aan elkaar verbonden zijn, ook het eerst naar elkaar toe om het eerst aan elkaar te vertellen wat we met de Here hebben meegemaakt? Wisselen we de ervaringen in het geloofsleven uit? Storten we ons hart tegenover elkaar uit? Maken we elkaar deelgenoot van de zegeningen, die we van de Here ervaren? Van het geluk, de vreugde, de moed en troost die het geloof ons geeft? Maken we elkaar ook deelgenoot van de taken, die we van de Here opgelegd krijgen? Van wat voor ons gevoel zijn gebod en opdracht is, zijn roeping, in ons concrete leven, ons concrete persoonlijk leven, ons concrete huwelijksleven? Haasten we ons om er voor te zorgen, dat de ander de Here ook ontmoeten mag?

Engelen, hemelse bodes van God, verschijnen niet alle dagen. Maar dominees, aardse bodes van God, verschijnen wel alle weken hier in de kerk om ons Gods Woord door te geven. Praten we met elkaar over wat we van hen gehoord hebben en ons heeft aangesproken? Vaak zijn mensen, die heel intiem met elkaar omgaan, op het intieme punt van het geloofsleven vreemden voor elkaar. Het geldt niet alleen voor huwelijken, waarvan de man kerkelijk is en de vrouw niet of omgekeerd. Ook echtparen, die samen naar de kerk gaan, kunnen als het om het geloof gaat heel gesloten voor elkaar zijn. De kerkelijke wegen worden samen trouw bewandeld, maar er wordt nauwelijks over gesproken. Laat ik het maar duidelijk zeggen, want we hoeven om het echte huwelijksleven niet heen te draaien. Zit er niet iets scheef, als we ons als man en vrouw wel lichamelijk aan elkaar bloot durven te geven, maar niet geestelijk? Zit er niet iets scheef, als we alles met mekaar bepraten, ons werk met zijn mee- en tegenvallers, onze kinderen en hun opvoeding, onze financiën, onze kwaaltjes en pijntjes, maar niet het wel en wee van ons geloofsleven? Zit er niet iets scheef, als we wat betreft het tijdelijk leven geen geheimen voor elkaar hebben, maar wat betreft het eeuwige leven wel? Laten we het toch wagen om daar wat aan te doen! Het gesprek over deze dingen aandurven! Ook al is het moeilijk en zien we er tegen op, het zal tot zegen zijn.

En wat doet Manoach, als zijn vrouw met zo'n wonderlijk verhaal thuis komt? Lacht hij haar uit? Je hebt zeker gedroomd. Wie maakt er nu zo iets geks mee. Typisch iets voor een geestelijk wat overspannen vrouw, die de nodige nuchterheid is gaan missen. Verbiedt hij haar zulke wonderlijke dingen, waar die geen raad mee weet, te vertellen? Liet hij haar vrij maar hield hij zelf afstand? Je gaat je eigen gang maar op dit punt, maar val mij er niet mee lastig? Zei hij: Ik geloof je pas, als ik die engel met mijn eigen ogen gezien heb?

Nee. Wat lezen we? Toen bad Manoach tot de Here. Hij neemt zijn vrouw serieus. Hij gelooft haar. Neemt haar getuigenis aan. En hij gelooft zo in God en zijn wonderlijk werk. Dat is heel wat anders als Zacharias, tegen wie de engel zelf kwam zeggen in de tempel, dat Elizabeth een zoon zal krijgen, maar die het toch weigerde te geloven: waarbij zal ik dat weten?

Wat heerlijk als we als man en vrouw zo elkaars woorden over God, elkaars getuigenissen, ernstig mogen nemen, er geloof aan mogen hechten. Wat heerlijk als we de verhalen van onze ervaringen met God bij elkaar kwijt kunnen en we zo bij de ander geloof wekken. Dat is een rijk geschenk van de Heilige Geest. Als het zo is, laten we er dan geweldig dankbaar voor zijn. Als het niet zo is, laten we er dan om blijven bidden. Want dat blijft toch het ideaal.

En dan bidt Manoach: Och, Here, moge de man Gods, die Gij gezonden hebt, nog eens tot ons komen. Hij vraagt de Here of de ervaringen, die zijn vrouw te beurt vielen, ook de zijne mogen worden. Hij wil niet langer buitenstaander zijn, maar deze heerlijke heilsgeheimen met haar delen. Je zou kunnen zeggen: hij is in positieve zin jaloers op haar. Moge hij nog eens tot ons komen. Want het is toch het allermooiste in het huwelijk als man en vrouw tegen elkaar kunnen zeggen: ik kan er van meepraten. Van deze wonderlijke en mooie dingen van God. Ik weet precies wat je bedoelt. Ik heb het ook zo ervaren.

En we mogen erop vertrouwen, dat de Here zó'n gebed verhoren zal. Waar een man het oprechte verlangen en gebed kent om in de heerlijke ervaringen met God en zegeningen van God niet achter te blijven bij zijn vrouw of omgekeerd, daar zal de Here vroeg of laat, plotseling of geleidelijk, zo'n verlangen vervullen, zo'n gebed verhoren. Want het is het gebed om de Heilige Geest, die het geloof schenkt en het gebed om de Geest wordt altijd verhoord.

Wordt Manoach's gebed ook niet verhoord? Zal hij niet inderdaad de engel mogen ontmoeten, samen met zijn vrouw? Nee, we zullen niet allemaal precies hetzelfde meemaken. En ons zal niet allemaal hetzelfde worden opgelegd. De Here gaat met ieder zijn eigen weg. Manoach krijgt niet de opdracht om zich van wijn en sterke drank te onthouden en niets onreins te eten, alleen zijn vrouw. Zo moeten ook in het huwelijk man en vrouw soms verschillende wegen gaan. We hebben verschillende karakters en verschillende gaven. We hebben verschillende levenservaringen. Het maakt nogal wat uit, ook voor ons geloofsleven, of we zwaarmoedig van aard zijn of niet, of we steeds met ziektes te kampen hebben of niet, of we streng zijn opgevoed, kerkelijk zijn opgevoed of niet. Van de een worden soms meer offers gevraagd dan van de ander. De een komt wat soms eerder in gewetensnood dan de ander. De een krijgt soms een andere roeping dan de ander. Maar we zullen toch wel hetzelfde geloof met elkaar delen. En dat is magnifiek.

Nu vraagt Manoach niet of de engel weer wil verschijnen en dan aan beiden, alleen maar omdat het hem wel een boeiende belevenis lijkt. Nee, hij beseft direct, dat het een grote verantwoordelijkheid is om een kind te krijgen, dat een bijzonder werktuig van de Here zal zijn. Hij beseft het allemaal alleen aan te kunnen, maar er wijsheid en licht van boven voor nodig te hebben. Hij bidt: Oh, Here, moge de man Gods, die gij gezonden hebt, nog eens tot ons komen, en ons leren, wat wij met de jongen moeten doen, die geboren zal worden. En als hij later voor de engel staat zegt hij: Wanneer uitkomt, wat gij gezegd hebt, hoe moeten dan de leefwijze en het werk van de jongen zijn? In het hebreeuws staat duidelijk: de rechte wijze van doen. Waar zal de jongen zich dan aan moeten houden? Wat moet hij doen en wat laten? Manoach is er zich diep van bewust samen met zijn vrouw voor de opvoeding van dit bijzondere kind te staan. En hij is ermee verlegen. Hij vraagt om bijzonder onderricht van de Here op dit punt. Hebben we als man en vrouw in het huwelijk ook zo samen de Here nodig, bij alles, maar met name bij de opvoeding van onze kinderen? Brengt die enorme verantwoordelijkheid ook ons in verlegenheid? Vragen ook wij of de Here ons hierin wil leren, inzicht en wijsheid wil geven in onze houding tegenover onze kinderen? In wat we hen zullen geven en wat niet? In wat we zullen toelaten en wat niet? In de grenzen, die we hen stellen? Waar die opvoeding toe leidt, is een andere vraag. Manoach en zijn vrouw zullen later met zeer gemengde gevoelens aan hun zoon Simson hebben gedacht. Soms met trots om zijn heldendaden, maar vaak ook met droefheid om zijn domme zedelijke wandaden. Zo kunnen we ook nu als vaders en moeders van volwassen geworden kinderen gepaste oudertrots kennen, maar ook pijn en verdriet als kinderen op wegen gaan, waar we hen niet graag op zien. Maar de eerste vraag is: hoe hebben we ze opgevoed, hoe zijn we bezig ze op te voeden, hoe zullen we ze opvoeden? Baden en bidden we, dat de Here ons leren zal, wat we met die jongen, dat meisje doen zullen?

Nu valt het op, dat Manoach daar geen direct antwoord op krijgt. De engel herhaalt slechts, wat hij de vrouw al eerder had opgedragen. Met name om geen wijn en sterke drank te drinken en niets onreins te eten. Als een vooruitlopen op wat hun toekomstige kind als nazireeër Gods ook niet zal mogen. We mogen God van tevoren iets vragen, zelfs jaren van tevoren, maar zijn antwoord komt niet jaren van tevoren. Dat geeft Hij op het moment zelf, als het zover is. Jezus zei eens: ge zult voor stadhouders en koningen geleid worden om Mijnentwil, maar maakt u dan niet bezorgd hoe of wat gij zult spreken, want het zal u in die ure gegeven worden, wat gij spreken zult. Wees zo ook niet bezorgd met betrekking tot de opvoeding van uw kinderen. Als u echt bidt of de Here u daarbij wil helpen, dan zal het u in de ure, dat het nodig is, gegeven worden uw kinderen te zeggen wat er gezegd moet worden, met uw kinderen te doen wat met ze gedaan moet worden. Laten we ons hier en nu zelf houden aan wat de Here ons concreet opdraagt. Dat is genoeg. Laten we al zó leven, dat we een voorbeeld voor onze kinderen kunnen zijn. Om te voorkomen, dat we straks moeten zeggen: doe wel naar mijn woorden, maar niet naar mijn daden.

Als de engel is uitgesproken, nodigt Manoach deze uit om een gastmaal bij hen te gebruiken. We zouden u hier nog graag een poosje houden. Dan kunnen we een geitebokje voor u klaar maken. Manoach dacht vast, dat het een man van God was, een profeet door God gezonden, maar toch een gewoon mens, want hij wist niet dat het een engel des Heren was. Hij toont hier de bekende oosterse gastvrijheid. Vergeet de herbergzaamheid niet, want daardoor hebben sommigen zonder het te weten engelen geherbergd, staat er in Hebreeën. Bij die 'sommigen' hoort naast Abraham en Gideon dus ook Manoach. Dat levert ons allen, maar weer met name ons in het huwelijk staande mannen en vrouwen, de vraag op hoe het bij ons met het tweede gebod staat: de liefde tot de medemens, de naaste. Is de deur van ons huis gesloten of open? Zijn we gesteld op onze privacy? Hebben we geen behoefte aan pottenkijkers? Of gunnen we anderen ook de warmte en gezelligheid van ons huiselijk leven? Vangen we hen op die om wat voor reden dan ook geen thuis kennen, voor korte of lange tijd? Nodigen we wel eens een eenzame uit om bij ons te komen eten? Hebben we, al is dat heus niet ieders roeping, wel eens over pleegouderschap nagedacht? Zijn we gastvrij? En gebruiken we ons bezit en geld alleen maar voor ons zelf en ons eigen genot, of kunnen we er ook van aan anderen afstaan? Zijn we mededeelzaam en offervaardig? In het huwelijksformulier staat niet alleen hoe man en vrouw zich jegens elkaar hebben te gedragen, maar ook jegens anderen. Ze zullen als gezin dat deel is van een grotere gemeenschap hun verantwoordelijkheid tegenover de samenleving en haar noden in kerk en maatschappij verstaan. Ze zullen aan hun gezin goede zorg besteden opdat allen, die aan hun hoede worden toevertrouwd, God daarvoor zullen danken en verheerlijken.

Nu slaat de engel dit aanbod af. Omdat u het zo vriendelijk vraagt, wil ik wel even blijven, maar van uw maaltijd zal ik geen gebruik maken. Als u iets klaar wil maken, maak er dan een brandoffer voor de Here van. De engel wijst dus naar zijn Zender, de Here. Hij is het vooral waard om onze gaven te ontvangen. Hij is het bovenal waard om geprezen, gedankt en gediend te worden. Dat levert ons allen, maar met name ons in het huwelijk staande mannen en vrouwen, de vraag op hoe het bij ons met het eerste gebod staat: de liefde tot God. Hebben we voldoende voor Hem en zijn dienst over? Voldoende geld en voldoende vrije tijd? Voor het goede doel, bijvoorbeeld kerkbalans? Voor het goede werk, bijvoorbeeld dat van wijkouderling? Geven we dat in het besef, dat we ons hele leven aan Hem moeten wijden? Bewijzen we Hem onze daadwerkelijke dankbaarheid voor de zegeningen, die Hij ons in ons leven, ook ons huwelijksleven, schenkt in zijn goedheid? Voor de wonderen, die Hij, die Wonderlijk is, aan ons heeft willen doen?

En zo neemt Manoach het geitenbokje als dankoffer en ook wat meel als spijsoffer en offert hij het op een rotssteen aan de Here. En dan gebeurt er iets heel wonderlijks, terwijl Manoach en zijn vrouw toezien. In de oplaaiende vlammen van het altaar stijgt de engel mee omhoog naar de hemel. Pas op dat moment dringt het tot Manoach door, dat het een engel van de Here geweest moet zijn. Beiden vallen ze ter aarde, met hun gezicht naar de grond, bij dit indrukwekkend en huiveringwekkend wonder. Sommige uitleggers twijfelen er niet aan, dat deze engel niemand anders dan de Zoon van God was, voor Hij in de volheid der tijden mens werd en de naam Jezus kreeg. Zijn opgaan in de offervlam is voor hen ook heel duidelijk een vooruitlopen op zijn offer aan het kruis van Golgotha, waar Hij in de vlammen van Gods toorn opging om het oordeel van de heilige God over onze zonden te dragen en zo vergeving van onze zonden mogelijk te maken. We moeten toch oppassen met zulk een uitleg, al klinkt die heel mooi. Je bent dan zo gauw aan het vergeestelijken en je laat de bijbel misschien veel meer zeggen dan die wil. Het feit, dat het niet om een schuld- of zoenoffer gaat, maar om een brandoffer, dat wil zeggen een dankoffer, moet ons al aan het denken zetten. Ook zonder deze uitleg kent onze geschiedenis al meer dan voldoende de geestelijke lading van Gods oordeel en genade, zoals die door de Here Jezus tot volle openbaring zijn gekomen. Want niet alleen vallen Manoach en zijn vrouw van schrik en huiver voor dit ontzaglijke goddelijke gebeuren op de grond, maar Manoach zegt ook tot zijn vrouw: we zullen zeker sterven, want we hebben God gezien. We vinden dat gegeven door heel de bijbel heen. De heilige God zien en leven dat kan niet voor een nietig en zondig mens. Hij is voor zo iemand een verterend vuur. Bij een ware ontmoeting met God gaan we er allemaal aan. Want Hij is heilig en rechtvaardig. Maar tegelijk kent de vrouw van Manoach ook het vertrouwen, dat de Here barmhartig en genadig is, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid. Ze beurt haar man op met drie argumenten. Als de Here ons had willen doden, had Hij ons offer niet aangenomen. Dan had Hij ons deze engel niet gestuurd om ons dit alles te vertellen. Dan had Hij ons ook niet beloofd, dat we een bijzondere zoon krijgen. Kijk, dat is het ware geloof. Dat is het teken, dat we de Here echt ontmoet hebben. Als we verslagenheid en schrik kennen vanwege Gods heiligheid en onze zondigheid. Als we het besef kennen het leven voor zijn aangezicht niet waard te zijn. Maar tegelijk het geloof, dat de Here geen lust in onze dood heeft, dat er bij Hem liefde is en heil, ja dat Hij nog grote dingen aan ons en met ons wil doen.

En wat is het mooi als we als man en vrouw in het huwelijk elkaar in deze geloofszaken mogen helpen en ondersteunen. Zoals Manoach door zijn vrouw uit de put wordt gehaald. Wat erg om een vrouw te hebben als Job, die haar man opwekt om God vaarwel te zeggen in de noden. Wat een zegen om een vrouw te hebben als Manoach, die haar man bemoedigt, troost, vertrouwen schenkt. We zijn niet allemaal dezelfde. De een worstelt meer met onze zondigheid en verlorenheid dan de ander. De een krijgt wat sneller het vertrouwen in Gods genade en goedheid dan de ander. We verkeren ook niet altijd in dezelfde omstandigheid en gemoedstoestand. Soms ga je door een donker dal, zie je het niet zitten, soms ga je over een hoge berg en kan je je geluk niet op. Wat is het dan een zegen als in het huwelijk de een, die vaak of juist op dat moment de sterkste mag zijn, de ander, die vaak of net op dat moment wat zwakker is, mag opbeuren. Wat is het een voorrecht om, zoals in het huwelijksformulier staat, elkaar te helpen en bij te staan in alle dingen die tot het tijdelijke en het eeuwige leven behoren. God geve goede christelijke huwelijken in ons midden. Tot heil van ons zelf en onze kinderen. En tot eer van zijn Naam, die Wonderlijk is.

Welzalig, waar uw liefd' o Heer, de band is
die man en vrouw ten nauwste saam verbindt!
Waar beider ziel op het innigste verwant is,
daar iedre dag hen aan uw voeten vindt.
Waar zij in U zich eeuwig één gevoelen
en, vast aan U in lief en leed verkleefd,
geen hoger heil begeren noch bedoelen,
dat wat in U zijn bron en oorsprong heeft.

Amen.

1000 Resterende tekens


Advertentie 1

 

Advertentie 2

Advertentie 3

 

Advertentie 4