Wil je eerst het gedeelte uit de bijbel lezen?
Gemeente des Heren,
Een goeie vríend. Met hem bespreek je álles. Ook heel persóónlijke dingen. Je vreugde en verdriet. Wat je meemaakte. Wat je van plan bent. Voor een goeie vriend heb je geen geheimen. Tegen hem kan je het óók zeggen als je hem niet begrijpt, of het niet met hem eens bent. Heerlijk om zó'n vriend te hebben.
Heb je er één? Een hartsvriend, een hartsvriendin? Maar vooral: Heb je Gód als zo'n vriend? En heeft God jou als zo'n vriend of vriendin? Dát is gelóven. Met de Here bevriend zijn. Persoonlijk met mekaar omgaan. Het echte gesprek met mekaar voeren over van álles. Zo gingen de Here en Abraham óók met elkaar om.
De drie gasten, van wie er één God zelf is, vertrekken weer. Abraham doet ze uítgeleide als goede gastheer. En dán blijkt de wáre vriendschap. Als de Here op dat moment denkt: Zou ik voor Abraham verbergen, wat Ik ga doen?
God gaat dus als een vríend om met wie in Hem geloven. Vertrouwelijk. Hij deelt zijn geheimen met ze. Aan wie Hij echt kent, die gekenden des Heren zijn, zoals Abraham, van wie Hij zegt: want Ik heb hem gekend, laat Hij zich zelf óók kennen. Hij laat ze weten, wat een ander níet weet. Laat ze achtergronden zien, die een ander níet ziet. Geeft ze bijzondere wijsheid en inzicht. Hij laat ze zijn wégen zien, die hoger zijn dan 's ménsen wegen. Zou Ik voor Abraham verbergen wat Ik ga doen? Ja, de Here geeft zijn kinderen soms wonderlijk inzicht in zijn ingrijpen in de geschiedenis. In de kleíne geschiedenis van een mensenleven. In de gróte geschiedenis van deze wereld. Dan zien ze lijnen lopen die een ander niet ziet. Dan zien ze Gods hand in allerlei gebeurtenissen. Dan hebben ze een gééstelijke verklaring voor wat voor een ander een raadsel is. Het valt niet te bewijzen, maar het is hun ingegeven, ze weten het zeker.
De ondergang van Sodom? Ach, de stad lag in een vulkanisch gebied, dat toen hevig is gaan werken. De grond werd vloeibare gloeiend hete lava. Allerlei gassen die uit de aarde ontsnapten kwamen tot ontbranding. Logisch, dat er niets van overbleef. Máár er zit méér achter. De hand van de rechtváárdige, óórdelende God. En wie gelooft, krijgt dáár weet van. Oorlogen, rampen, maar ook wonderlijke uitkomsten en toevalligheden, Gods kinderen zien er daden van de Hére in. En soms weten ze door hun verborgen omgang met God al tevóren, wat er gaat gebeuren. Heeft God ze verteld, wat Hij gaat doen, net als aan Abraham. Ik denk bijvoorbeeld aan de enkele predikanten in de kerk die te vóren voor de gruwelen van Hitler gewaarschuwd hebben, maar niet serieus werden genomen.
Maar is het alleen maar een vrijblijvende geestelijke hobby, zo van: ik zie, ik zie wat jij niet ziet? Nee. We laten onze kinderen op school ook niet van alles voor de lól leren, maar met de bedoeling, dat het hun ten góede zal komen. En zo geeft de Here zijn kinderen dat geloofsinzicht óók niet voor de lol, maar om ze vérder te helpen op de weg van het heíl, de weg naar de uiteindelijke verlóssing, die van hen zélf en van de wéreld. Waarom verbergt God niet voor Abraham wat hij gaat doen? "Abraham immers zal voorzeker tot een groot en machtig volk worden en met hem zullen alle volken der aarde gezegend worden." Dáárom! Wat God Abraham gaat vertellen, past op een of andere manier in de vervulling van Gods beloften van gerechtigheid en heil. Je hoort mensen wel eens vertellen, wat de Here hen íngaf. Soms de wónderlijkste zaken. De kruiden, die ze moeten plukken en koken voor hun genezing. De trein die ze moeten nemen om hun ware levenspartner te ontmoeten. Sorry, ik weet niet goed raad met zulke verhalen. Ik durf niet te oordelen, laat staan te veroordelen. Ik zou wèl aan mensen die zulke wonderlijke verhalen weten te vertellen, willen vragen: Weet je het ook in te passen in het grote reddingsplan van God met deze wereld, dat Hij met Abraham begon en waaraan Hij door Jezus Christus een beslissende wending gaf? Want God geeft niet zó maar ingevingen, alleen als ze passen in route naar zijn Koninkrijk.
En zoals onze kinderen op school niet van alles voor de lól leren maar om dat in hun latere leven góed te gebruiken, zo moeten Gods kinderen de geheimen die de Here hen heeft toevertrouwd, óók tot nut van hen zelf én anderen gebruiken. En wel om de rechte wegen van de Here te gaan en niet de kromme wegen van de boze. Want Ik heb Abraham gekend, zegt God, opdat hij gebieden zou, dat zijn zonen en zijn huis na hem de weg des Heren zouden bewaren door gerechtigheid en recht te doen. Het zijn lessen en vermaningen die moeten worden dóórgegeven om de mensen nu en in de toekomst van heilloze wegen af te houden en op de weg van het heil te houden. God vervult aan Abraham alles wat Hij over Hem gesproken heeft. Maar wèl langs de weg van gerechtigheid en recht. De Here wil onze vriend zijn, ons echt kennen. En dat betekent: ons liefdevol, verkiezend, reddend kennen. Maar dan zullen ook wíj de weg van de Here moeten bewaren door te doen wat volgens Hem goed is. Proberen we dat elke dag seriéus? Sodom is het leerzame voorbeeld dat er geen andere weg is. Dat de weg van óngerechtigheid, van zóndigen, dood loopt.
Want zonden zijn bij de rechtvaardige God geen stille, stomme zonden, maar róepende, schrééuwende zonden. "Daarop zei de Here: Het geroep over Sodom en Gomorra is voorwaar groot, en haar zonde is voorwaar zeer zwaar is. Ik wil nederdalen om te zien, of zij inderdaad gedaan hebben naar het geroep, dat tot Mij gekomen is, of niet; Ik wil het weten." Zonden zijn dus echt ten hémel schreiend. Wanneer het slachtoffer van het onrecht zijn nood tot Gód klaagt. Zoals Jacobus schrijft: zie, het loon dat door u is ingehouden van de arbeiders, die uw landen hebben gemaaid, schrééuwt, en het geróep van hen, die uw oogst hebben binnengehaald, is doorgedrongen tot de oren van de Here Zebaoth. Maar ook wanneer het slachtoffer niet meer roepen kán, monddood, ja dóód is gemaakt. Zoals Abel: Hoor, het bloed van uw broeder Abel róept tot mij van de aardbodem. Maar ook zonden, die in de doofpot zijn gestopt, ze worden door de Here gehoord. Elke zonde róept naar boven. Is een kréét van aanklacht. We hebben het wel eens over schrééuwend onrecht. Alle onrecht schrééuwt tot God. Dat wijst ons op de grote ernst van elke zonde.
En zo is het geroep van Sodoms zonden reden voor een onderzoek van de hemelse rechercheur. "Ik wil nederdalen om te zien." Zo wordt ook óns leven door Hem doorgelicht. En níets blijft voor Hem verborgen. Niets is, o Oppermajesteit, bedekt voor uw alwetendheid. Dat is aan de ene kant een tróóst. De Here gaat niet zómaar uit van de roep, de naam, die wij onder de mensen hebben en die niet altijd juist is. Hij gaat het zélf onderzoeken. Maar het is aan de andere kant een wáárschuwing, die ons wel mag weerhouden om verkeerds te doen. De Here komt het zèlf bekijken en beoordelen. Hij blijft niet op veilige afstand in de hemel, maar komt ons leven binnen en kijkt ons aan met zijn onderzoekende blik. Ach, wie slaat dan niet beschaamd de ogen neer?
En zo hoort Abraham wat de Here met Sodom van plan is. Maar Gods hand in de gebeurtenissen zien, betekent níet, dat elk raadsel is ópgelost. Integendeel, het roept soms níeuwe vragen op. Vragen waar niet alleen Abraham mee zit, maar ook Job en Asaf, ja wij allemaal. Zaken die voor ons gevoel niet te rijmen zijn met Gods rechtvaardigheid. Waaruit blijkt, dat Hij in zijn majesteit en wijsheid tóch nog wel wat voor ons verbergt en Hij de verheven God is, die we niet altijd kunnen begrijpen. Gaat gij de rechtvaardige met de goddeloze doden? Geeft u ze hetzelfde lot? Zult gij zo, de Rechter der ganse aarde, geen recht doen?
Ach er gebeurt zo ontzéttend veel dat ook voor óns besef onrechtvaardig is, en daarom moeilijk met het bestaan en de rechtvaardigheid van God te rijmen is. Er gebeurt zo veel, dat ook óns doet verzuchten: dat is niet eerlijk. Waarom? Waarom moeten de goeden onder de kwaden lijden? Maar is dat dan een reden om het gesprek met de Here maar af te breken? Integendeel. Het is een sollicitatie om ons met het Godsbestuur te bemoeien in de goede zin van het woord, in de zin van de voorbede. Voor ieder, voor rechtvaardigen en goddelozen.
Zo heeft ook Abraham een hart vol liefde en medelijden voor iedereen. Alle inwoners van Sodom. Hij kan het niet over zijn hart verkrijgen dat ze hun verderf tegemoet gaan, al hebben de meesten het dubbel en dwars verdiend. Hij vraagt de Here hen te sparen. Abraham heeft een hogepriesterlijk hart.
Heeft u óók zo'n hart? Eén dat echt pijn heeft om de nood en verlorenheid waarin de wereld verkeert? Denkt u er wel eens met schrik aan dat ieder mens, bekend of onbekend, aardig of niet aardig, blank, bruin of zwart, een zíel heeft te verliezen en op een ééuwigheid aan gaat? Kunt u moeilijk met droge ogen van een vliegtuigramp lezen of beelden zien van een verschrikkelijke terreurdaad in Israël of Irak? Roept u wel eens spontaan uit: o Here, wat moet er van uw wereld terécht komen? Het is makkelijk als de nood van de wereld je koud laat, als je je eigen leven leidt zonder je om dat van anderen te bekommeren. Je bent niet zo kwetsbaar, hebt minder pijn van de zorg om de ander. Maar of het zoveel béter is? Hoe méér we op Jézus lijken, hoe béter het toch is? En was Hij niet met ontferming over de schare bewogen? Weende Hij niet om Lazarus, om Jeruzalem, ook om een héle stád? We staan als christenen in het algemeen ambt der gelovigen. Koninklijk, als Abraham, die vorstelijk met de Here omgaat, zodat deze voor hem niet verbergt wat Hij gaat doen. Profetisch, als Abraham, die zijn kinderen en zijn huis na hem moet bevelen de weg des Heren te houden. Maar ook priesterlijk, als Abraham, die de voorbede doet voor het goddeloze Sodom. Welke plaats neemt de voorbede in óns gebedsleven in? De voorbede voor bekenden en geliefden, maar ook voor onbekenden, ja voor de hele wereld, waar de diepe scheuren van zonde en leed doorheen lopen? Dat is een gráádmeter van ons geloof. Daaraan kunnen we zien in hoeverre ons hart bekéérd is, in hoeverre we aan het beeld van Christus gelijkvórmig geworden zijn, die voor de overtreders gebeden heeft: Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.
Er schiet me in dit verband ook een refrein te binnen van een gedicht en een gebed ineen, gemaakt door een verzetsstrijder in zijn dodencel: Heer, help de andren, Ik kom wel terecht. Wat is dat rijk, om zo te kunnen bidden.
Zo bidt Abraham voor Sodom. In alle ootmoed, dus nederigheid. Ik ben maar stof en as. Maar óók in vrijmoedigheid. Ik verstout mij. Ik waag het er maar op. Ik durf het aan. Kennen wij óók die combinatie van ootmoed en vrijmoedigheid? Ik ben bang, dat die ootmoed bij de moderne mens ver te zoeken is. Er wordt God van alles naar het hoofd geslingerd. Hoe kan Hij dát toelaten, dáár geen stokje voor steken? Als Hij bestaat, waarom is er zoveel leed op de wereld en straft Hij de goddeloze niet? Abraham wil juist voor straf bewaren! De moderne mens roept God ter verantwoording in plaats van dat hij zich tegenover God verantwoordelijk weet. De moderne mens is ook vergeten, dat hij tegenover God in het niet verzinkt. Dat wij met ons kleine verstand God ook niet kunnen begrijpen en doorgronden. Hij belijdt niet: Wie heeft de zin des Heren gekend of is zijn raadsman geweest? Beseft niet maar stof en as te zijn. Hoe zit het met ónze ootmoed? Ervaren we het gebed als iets gewaagds, omdat het nogal wat is om als stof en as de heilige eeuwige God te naderen?
Én hoe zit het met onze vrijmoedigheid? Durven we veel te vragen omdat het niet voor ons zélf is maar voor ánderen en omdat we gróót van de Here denken, wónderen van Hem durven verwachten? Óf houden we al gauw onze mond, zijn we bang te vragen wat niet meer in de lijn der verwachtingen en der natuurwetenschappelijke logica ligt?
Nu heeft Abraham het in zijn voorbede concreet over de relatie tussen rechtváárdigen in Sodom én de hele stád Sodom. Dus over de relatie tussen afzonderlijke persónen én de geméénschap, waarbij zij horen. Want wij leven als individuen nu eenmaal in reláties, in verbánden. Dat vergéten we wel eens in deze moderne tijd. Een tijd van individualisme. De enkeling is nummer één. We hebben weinig oog voor de collectieve verbánden, voor de geméénschappen waarvan we deel uitmaken. Tóch zit het in Gods schepping ingebouwd, dat we niet alléén op de wereld zijn, maar we deel zijn van een werelddeel, een cultuur, een volk, een streek, een stad of dorp, een bepaald milieu, een familie, een gezin. Aan de ene kant treft ons vaak ongewild en ongevraagd het wèl en wéé van de gemeenschappen waarin wij leven. Toen Nederland werd bezet door de Duitsers had dat gróte gevolgen voor het leven van iedere burger afzonderlijk, al heeft de een zwaarder onder de bezetting geleden dan de ander. Aan de andere kant oefenen wij persoonlijk door ons doen en laten bewust of onbewust ook invloed op de gemeenschappen uit, waartoe we horen. Dat geeft een extra verantwoordelijkheid. Niet alleen ons eígen lot, maar ook dat van ánderen is tot op zekere hoogte in ónze handen. Geven wij ons over aan het kwaad, dan zuigen wij anderen méé de afgrond van dat kwaad in. Een alcoholist sleept zijn héle gezin mee naar de ondergang. Een slechte arbeidsmoraal werkt als een geestelijk gif op collega's in. Het kwaad is een besmettelijk virus, dat heel gemakkelijk overspringt. Wie zondigt doet niet alleen zichzélf kwaad aan, maar ook de nááste. Zondigen heeft een collectief gevolg in onze omgeving. Het verziekt een hele geméénschap, waar óók nog goeden deel van uitmaken. De rechtvaardigen moeten dus onder de goddelozen lijden. Als een hele maatschappij is verdorven, de godsdienst is uitgebannen, er wetteloosheid heerst, er veel liefdeloosheid is, lijden de goeden daar zwaar onder. Het hele maatschappelijke klimaat is dan iets waarin ze moeilijk kunnen ademen. Daarom is het misschien nù wel een zware tijd voor Gods kinderen in onze moderne, materialistische, godloze cultuur. Zondigen doet niet alleen ons zélf, ook de nááste dus veel kwaad, sleept anderen mee omlaag. Extra opgepast!
Maar, zo vraagt Abraham aan de Here, kan dit collectieve verband niet alleen négatief, maar ook pósitief werken? Als er rechtváárdigen in de stad zijn, kunnen die haar dan voor de ondergang behóeden? Já, zegt de Here, dan zal ik haar níet verderven ter wille van hen. Wat is je leven goed en vruchtbaar als het een leven van geloof is, van liefde en rechtvaardigheid, als je steeds weer bekeerd mag worden door Woord en Geest en op de weg van Gods geboden wandelt. Dat is niet alleen een zegen voor je zélf, maar ook voor ánderen. Dan gaan er opbouwende krachten van jou uit naar je omgeving toe en bewaar je de gemeenschappen, waarin je verkeert voor ontwrichting. Dan ben je het zout der aarde, zoals Jezus tegen zijn discipelen zei, en zout is bederf werend en smaak makend. Wat kan een godvrezende moeder, een wijze vader het gezin in deze turbulente tijd voor verwording behoeden. Wat kunnen een paar eerlijke joviale collega's de sfeer op de werkvloer van een fabriek goed houden. Wat kan onze belangstelling voor elkaar, ons meeleven met elkaar, onze hulp aan elkaar het cement zijn, dat een gemeenschap bij elkaar houdt, een stadsgemeenschap, dorpsgemeenschap, kerkelijke gemeenschap. Wat kan er een goede invloed uitgaan van een verstandige jongen, een goed meisje in een jongerenkring. De Here ziet dat gráág. Veel liever dan dat Hij de zónden in een gemeenschap komt inspecteren. En Hij wil om wille van het goede dat Hij nog ziet zo'n gemeenschap gráág sparen. Ik zal de héle plaats vergiffenis schenken om hunnentwil. Want Hij is liefdevol. Waar Hij nog énig perspectief ziet omdat er tussen goddelozen nog rechtvaardigen leven die als zoutend zout werken, stelt Hij zijn oordeel uit. Dat wordt in het gesprek met Abraham wel duidelijk. Reden om het goede na te jagen en te vragen: Here, maak mij tot iemand die vruchtbaar en opbouwend inwerkt op de gemeenschappen, waar ik bij hoor. Mijn gezin, familie, collega's, vriendenkring.
Maar wanneer slaat de weegschaal dóór? Wanneer zijn er te weínig rechtvaardigen om een goddeloze gemeenschap van de ondergang te kunnen behoeden? Dat is de spánnende vráág in ons teksthoofdstuk en de spanning wordt steeds gróter. Misschien zijn er vijftig rechtvaardigen in de stad. Misschien ontbreken er aan de vijftig vijf. Misschien worden er daar veertig gevonden. Of dertig. Of twintig. De Here worde toch niet toornig als ik nog eenmaal spreek: misschien worden er daar tien gevonden. En Hij zei: Ik zal haar niet verwoesten ter wille van de tien. En dan eindigt het gesprek vrij abrupt. Abraham durft niet verder te gaan met af te dingen en ook de Here gaat weg, sluit het gesprek af. Wij weten hoe het verder ging. Zelfs tien rechtvaardigen werden niet gevonden, want Sodom is verwoest terwijl alleen Lot en zijn dochters gered werden. Maar dat moeten we nog even vergeten. Ons tekstgedeelte heeft duidelijk een ópen slot. Open naar het nieuwe testament, waarin het gaat over die éne Rechtvaardige, de enige échte Rechtvaardige en volstrékt Zondeloze, die in de hele wéreld overbleef: Jezus Christus. De énige om wie de Rechter der ganse aarde de wereld nog met liefde en genade aanziet, haar spaart, en voor haar een toekomst van heil heeft weggelegd. De énige om wie de weegschaal niet alláng is doorgeslagen naar de verkeerde kant toe. De enige die, cóllectief voor vélen, voor de héle mensengemeenschap, een zoutend zout wilde zijn, sparend, bewarend, reddend. Die alle lasten van een in zonde en schuld liggende wereld op zich nam. De énige die in zijn reddende rechtvaardigheid zélf de straf voor de zonden wilde dragen. Want Hij die geen zonde gekend heeft, is zonde voor ons geworden opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. Het Waren er geen 50, geen 40 of 30, 20 of 10, het was er uiteindelijk maar één. Door God Zelf gegeven. Jezus Christus. Maar dat was voldoende. Hij legt bij zijn Vader door zijn verzoenend werk, door zijn plaatsvervangende zondeloosheid en door zijn plaatsvervangend lijden en sterven aan de zonden, zóveel gewicht in de schaal, dat de weegschaal van Gods recht de góede kant op slaat en er nog behóud is voor zondaren zoals u en ik, wanneer we tot déze Jezus de toevlucht nemen. Déze Jezus, die nog méér dan Abraham voor Sodom nù voor óns pleit en bidt. O, wat geweldig, gemeente, de Here vindt in gunst en niet in wraak zijn lust. De hitte van zijn gramschap is geblust om wille van Jezus, die ene rechtvaardige die zondaar wilde worden voor ons.
Laten we ons dan ook aan déze Jezus toevertrouwen, bij Hém de sparende en verlossende liefde van de Vader zoeken, en die geschonken gerechtigheid, waardoor we alleen voor de Rechter der ganse aarde kunnen bestaan. Laten we ook sámen met elkaar hier een gemeenschap rond deze ene Rechtvaardige vormen, waardoor God ons in Hèm aanziet. Laten we toch alsjeblieft niet aan Hem voorbijgaan, nu we zoveel heerlijks van Hem weten, want Hij zegt zelf dat als Sodom zóveel geweten had als wij, het tot op de huidige dag gebleven zou zijn en Hij waarschuwt dat het Sodom verdraaglijker zal zijn in de dag des oordeels dan ons als we ons niet tot Hem bekeren. Ach, er zullen er toch ook in onze woonplaats gevonden worden? Rechtvaardigen? Gerechtvaardigden in Jezus Christus? Maar hoeveel? Wij weten het aantal niet, de Here alleen. Hoort ù, hoor jíj er bij? Amen.
Rapporteer
My comments